Verslag van de vergadering van 21 april 2020 (2019/2020 nr. 25)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.18 uur
De heer Kox i (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik bedank de minister voor haar antwoorden. We doen hier geen wedstrijd wie het het beste voor de huurders opneemt. We leven in tijden waarin de regering er voor ons allemaal zou moeten zijn, en het parlement ook. Maar dan moeten we wel een beslissing nemen, zoals collega Crone zei. En op dit punt is er toch een vreemde tegenstelling. Anderhalf uur geleden hoorden we nog: fijn, maar we moeten nu generiek handelen om effect te hebben; we leven in een noodsituatie en het coronavirus wacht ook niet. Vervolgens komt er een voorstel van een groot deel van het parlement voor een eveneens generieke regeling. Het is inderdaad niet het beste — onder andere omstandigheden zouden we het er waarschijnlijk ook niet over eens zijn — maar deze maatregel heeft onmiddellijk effect en is uitvoerbaar. Vandaar dus dat ik de mededeling van de minister dat zij zal zien wat zij kan doen, te mager vind. Ik hoor haar zeggen dat zij het generiek niet ziet zitten. Dan vind ik dat de Kamer zich daarover moet uitspreken. Als de Kamer de motie aanneemt, ga ik ervan uit dat de minister daar ook vol gas mee aan de slag gaat.
De heer Van der Burg i (VVD):
De heer Crone merkte net op dat de indieners vragen om een tijdelijke huurstop. Nu zadelen we, althans de meerderheid van deze Kamer, de minister op met een onmogelijke opgave. In de Tweede Kamer is namelijk "niet uitvoeren" gezegd, en deze Kamer lijkt, als ik de ondertekening zie, "wel uitvoeren" tegen de minister te zeggen. Welke van de twee Kamers is haar het meeste lief? Zoiets wordt het bijna.
Maar in het kader van het compromis merk ik even het volgende op. Wij nemen heel veel wetgeving aan, waaraan u steeds refereert, die gaat over twee of drie maanden. Dat hebben we net bijvoorbeeld gedaan rondom covid et cetera en dat gaan we straks ook nog een aantal keren doen. Betekent dat dat u tevreden bent als de minister zegt dat zij gaat kijken of zij een tijdelijke huurstop voor twee, drie maanden kan doorvoeren en daarna het oude regime kan laten gelden? Zijn de indieners dan tevreden met de minister?
De heer Kox (SP):
First things first. Eerst gaat deze Kamer zeggen wat zij vindt dat er moet gebeuren. Daarna gaat de minister laten zien wat zij daarmee gaat doen.
Verder wijs ik collega Van der Burg op het volgende — hij is hier nog niet zo lang, maar hij draait al heel lang mee in de politiek. We hebben hier ooit de casus Frans Weekers gehad. Als staatssecretaris zei hij: als u deze motie aanneemt, kan ik die niet uitvoeren, want de Tweede Kamer heeft die niet aangenomen. Toen hebben we hier mooie momenten gehad. Toen heb ik voorgesteld, namens alle collega-fractievoorzitters: zullen we dan de minister-president er maar bij halen?
Het is wel degelijk zo dat deze Kamer een relatie heeft met de regering. Als deze Kamer zegt dat zij wil dat het zo gebeurt, dan is een regering die goed verkeert met het parlement, gehouden om die motie te gaan uitvoeren. We hebben dat dus al een keer gehad. Dan behoort dat tot het levend staatsrecht. De vindplaats kan ik nog wel doorgeven. Frans Weekers zei daarna dat hij het begrepen had en dat hij niet meer zou zeggen dat hij een motie van deze Kamer niet kon uitvoeren omdat elders een vergelijkbare motie niet aangenomen was, dus dat is al opgelost.
De heer Van der Burg (VVD):
UIteraard heeft de heer Kox gelijk dat hij tot de mastodonten van de Eerste Kamer behoort en dat ik nog slechts een jongeling ben in deze Kamer. Sterker nog, ik heb nog niet eens mijn maidenspeech gehouden. Dat laat onverlet dat er een verschil is tussen een amendement en een motie, die slechts een vraag van ons aan de minister is. Zij heeft wel degelijk de keuze om een motie niet uit te voeren. Ik refereer aan het beroemde moment met Gerrit Zalm en de tekst "ik voer deze motie niet uit".
De heer Kox (SP):
Dat was geen hoogtepunt in de parlementaire democratie, zoals wij allemaal weten. Zalm zelf heeft daar ook nog zijn bedenkingen over gehad. Overigens ging het hier over een motie in de Tweede Kamer. Het dictum van deze motie is vergelijkbaar met een motie in de Tweede Kamer.
De voorzitter:
De heer Crone heeft nog een vraag aan de heer Kox.
De heer Crone i (PvdA):
Mag ik eerst even corrigeren? Ik was erbij toen meneer Zalm dat zei. Dat was geen politiek dédain voor het parlement. De geluidsinstallatie viel uit bij een nachtelijke stemming, vlak voor het reces, en hij moest dus roepen, omdat de geluidsinstallatie het niet deed: "ik voer hem niet uit". Een minister mag vaker zeggen dat hij hem niet uitvoert. Daar is vervolgens debat over geweest. Ik verdedig hier minister Zalm, maar zeker niet op dat punt.
Via de voorzitter heb ik de volgende vraag aan de heer Kox, maar ook aan hemzelf. Het is toch te gek voor woorden als wij hier zeggen dat de minister iets niet mag uitvoeren wat wij willen omdat de Tweede Kamer dat heeft afgewezen? Dan mogen wij dus nooit meer een wet afwijzen die zij heeft aangenomen. Voorzitter, ik zou aan u willen vragen: dat is toch niet onze positie? Wij mogen hier toch alles afwijzen of overnemen, of niet? Anders moeten wij onszelf opheffen. Ik zou aan de heer Van der Burg willen vragen om die woorden terug te nemen. U mag toch wel iets anders vinden dan de Tweede Kamer, als persoon?
De voorzitter:
U bent nu de heer Kox aan het interrumperen, dus ik leg de vraag nog even aan de heer Kox voor.
De heer Crone (PvdA):
Ik probeerde u in de strijd te trekken, want het gaat om de positie van de Kamer. In die zin ben ik ernstig. Het is toch raar als wij hier tegen elkaar gaan zeggen dat wij niet iets mogen vragen aan de minister, omdat de Tweede Kamer dat ons verboden heeft? Dat zou te gek voor woorden zijn. Dan moeten we onszelf opheffen.
De heer Kox (SP):
Ik heb er alle vertrouwen in dat de minister, als deze Kamer een uitspraak doet, naar goed geweten zal handelen en zal proberen de uitspraak van de Kamer in beleid om te zetten. Dan komt ze daarmee terug en dan kunnen we daarover spreken. Dan kan de Tweede Kamer er ook over spreken. Zoals gezegd, het levend staatsrecht heeft ons al geleerd dat het nooit zo kan zijn dat een bewindspersoon in deze Kamer zegt iets niet te kunnen doen omdat de overkant het verboden heeft.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Wenst een van de leden nog het woord in tweede termijn? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van BZK.