Verslag van de vergadering van 21 april 2020 (2019/2020 nr. 25)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.40 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Witwassen is geen klein bier. Schattingen laten zien dat er jaarlijks in Nederland tussen de 13 en 16 miljard wordt witgewassen — ruwweg de orde van grootte van de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Technologische ontwikkelingen maken het mogelijk dat witwastransacties in toenemende mate plaatsvinden via anonieme cryptovaluta. Daardoor dreigt het ontstaan van een ongecontroleerde parallelle markt voor het wisselen van virtuele en fiduciaire geldmiddelen. Het financiële stelsel van de bovenwereld wordt, zoals al werd gezegd, vermengd met inkomsten uit het criminele circuit via virtuele valuta. En deze anonieme valuta, zoveel is wel duidelijk, worden ingezet voor terrorismefinanciering. Misdaad en terrorisme raken op die manier verweven. Witwassen ondermijnt onze samenleving en economie. Terrorisme houdt Europese landen met regelmaat in een verlammende greep en leidt tot een spiraal van onveiligheid en angst.
De ChristenUniefractie juicht het toe dat nieuwe regelgeving — in dit geval geïnitieerd vanuit Brussel — aanbieders van wisseldiensten en bewaarportemonnees aan voorschriften bindt en verdachte transacties wil identificeren. Daarmee komen virtuele valuta onder het handhavingsregime van de vierde Anti-witwasrichtlijn, die wij twee jaar geleden in dit huis het groene licht gaven. Dat is een prima zaak.
Voorzitter. Mijn fractie heeft bij dit alles wel behoefte aan een korte reflectie van de minister op de rol van virtuele geldmiddelen en hun aanbieders in ons monetair stelsel. Nu worden virtuele valuta en crimineel gedrag min of meer in één adem genoemd. Dat is ook alleszins begrijpelijk gezien de aanvliegroute van de wetsvoorstellen, maar is de bijdrage van virtuele valuta aan het economisch en financieel functioneren van ons monetair systeem per definitie negatief of ligt dat genuanceerder? Een dergelijke bespiegeling van de minister komt, zo denken wij, de discussie ten goede. Daar is het nu ook het juiste moment voor, gezien het voorstel van DNB vandaag om te experimenteren met digitaal centralebankgeld.
Kortom, is het frame dat virtuele geldmiddelen laakbaar zijn, of is dat alleen in het geval dat ze voor financiering van ondermijnende activiteiten als terrorisme en witwassen worden aangewend? Dat maakt voor het debat nogal wat uit. Als ik overigens mijn spambox open, ontkom ik niet aan de vaststelling dat de bitcoinsector wel op een erg agressieve manier op zoek is naar nieuwe klanten. Maar ik hoor uiteraard graag de reflectie van de minister.
Hoe beoordeelt hij in dat kader — het kwam net al even langs — de ontwikkeling van fintech, die in belangrijke mate gebaseerd is op virtuele valuta en blockchain technology en een disruptie belooft van gangbare bancaire verdienmodellen? Er zijn inderdaad veel start-ups en scale-ups die zich daarmee bezighouden. De ChristenUniefractie heeft, kortom, behoefte aan enige inhoudelijke duiding van de minister.
Mijn fractie heeft in de schriftelijke voorbereiding nadrukkelijk gevraagd hoe het ministerie van Financiën de interne kennisinfrastructuur heeft ingericht om grip te krijgen op de criminele inzet van cryptovaluta, om zo trends, spelers en netwerken in beeld te krijgen. Die wereld is voor de meesten van ons weinig transparant en misschien ook wel een beetje schimmig. Uit de antwoorden op de vragen van de ChristenUniefractie blijkt dat het ministerie beschikt over een team van — als ik het wel heb — vier medewerkers die zich onder andere bezighouden met virtuele valuta. Dat aantal is weinig imponerend, zeker indien we de omvang van deze valutamarkt en de razendsnelle ontwikkelingen als meetlat gebruiken. Ik wil de minister dan ook graag vragen of hij van mening is dat de expertisehuishouding van zijn departement rond witwassen en terrorismefinanciering kwantitatief en kwalitatief op orde is. Dan gaat het natuurlijk ook gewoon om de inzet van personen en middelen. Kunnen we op deze manier de strijd aan tegen de vervlechting van boven- en onderwereld door anonieme witwasactiviteiten?
Daarbij hoort ook een vraag naar de rol van onze veelgeplaagde Belastingdienst. Kan de dienst die ontwikkelingen rond virtuele valuta aan, of zijn hier zorgpunten? Zo ja, welke? Is het ICT-systeem op orde om verdachte transacties op het spoor te komen? Collega Sent wees daar ook al op. Nu is er natuurlijk ook sprake van een externe kennisinfrastructuur, waarin actoren als DNB, de FIOD, FIU Nederland en het WODC bepalend zijn. Maar mijn vraag van nu richt zich primair op de interne kennishuishouding.
De kern van het wetsvoorstel is het aanscherpen van de regelgeving op transacties met virtuele valuta. De registratieplicht staat daarin centraal, en het toezicht daarop door DNB. Er wordt ook van de aanbieders het nodige verwacht: het inschatten van risicogevoeligheid bij transacties, cliëntenonderzoek, het monitoren en het aangeven van ongebruikelijke transacties, gedragsregels, controlemaatregelen, procedures et cetera. Heeft de minister zicht op het humeur van de sector om aan al deze nieuwe eisen te voldoen? Wanneer kunnen we overigens de AMvB tegemoetzien die de verplichtingen nader concretiseert? Zijn de aanbieders toegerust om deze nieuwe eisen na te leven? En hoe gaan we de handhaafbaarheid inregelen?
Mijn fractie is ook benieuwd of de minister heeft overlegd met de cryptosector over de nieuwe richtlijnvereisten en, zo ja, welke conclusies hij daaraan verbindt. Is er sprake van bereidwillige samenwerking?
Het bepalen van de proportionaliteit van het wetsvoorstel blijft bij dit alles een moeilijke zaak; het kwam al een paar keer voorbij. Het is ook niet op een euro nauwkeurig vast te stellen. Maar gezien de ernst van het onderliggende vraagstuk, namelijk het financieren van terrorisme door witwassen, geldt hier wellicht het voordeel van de twijfel. Overigens laat onderzoek zien dat cryptovaluta's een verhoogd risico op witwassen en terrorismefinanciering met zich brengen.
Voorzitter. We moeten ook oog hebben voor serieuze neveneffecten van het wetsvoorstel. De ChristenUniefractie denkt aan goedwillende kleine ondernemers die door cliënten bedreigd worden om verdachte transacties niet te melden. De unaniem aangenomen motie-Alkaya/Van der Linde vraagt daar terecht aandacht voor. Kan de minister met ons delen hoe hij deze motie wil uitvoeren?
Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel betreft een uitbreiding van een Europese richtlijn. Daarbij gaat het niet alleen om noodzakelijke informatie-uitwisseling tussen lidstaten, maar ook om het van elkaar leren wat de effectiviteit van antiwitwasmaatregelen aangaat. Wat werkt nou eigenlijk wel en wat werkt niet? De leden van mijn fractie hechten grote waarde aan het delen van beleidservaringen. Dat is immers ook een belangrijke component van Europese samenwerking. Kan de minister ons verduidelijken hoe dit "leren" institutioneel is geborgd in de uitvoering van de richtlijn? Zijn daar ook wapenfeiten van te noemen in de bijna twee jaar dat de vierde richtlijn nu van kracht is?
Dan tot slot nog een wat hachelijke kwestie. De bepalingen in de vierde Anti-witwasrichtlijn dienden op 10 januari jongstleden in nationale wetgeving te zijn geïmplementeerd. Dat is in Nederland niet gelukt. Kan de minister aangeven wat de consequenties hiervan zijn? Verwacht hij bijvoorbeeld het opleggen van een financiële sanctie vanuit Brussel? Is daar overleg over?
Voorzitter. Met deze laatste vraag wil ik mijn bijdrage afsluiten. De ChristenUniefractie steunt het Europese antiwitwasbeleid ten volle. De strijd tegen de georganiseerde misdaad mag niet verflauwen. We moeten buitengewoon alert zijn op het gebruik van cryptovaluta voor het financieren van terrorisme. Als de coronacrisis iets duidelijk maakt, dan is het de breekbaarheid van maatschappelijke en economische constructies. De kwetsbaarheid van onze bovenwereld, zo u wilt, is daarmee aan de orde. Het laatste wat wij willen is dat de vermenging van boven- en onderwereld verder toeneemt door illegale virtuelevalutapraktijken.
Ik zie uit, voorzitter, naar de antwoorden van de minister op de vragen van de ChristenUnie. En ook ik wens hem veel gezondheid, wijsheid en kracht.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.