Plenair Sent bij behandeling Wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten



Verslag van de vergadering van 26 mei 2020 (2019/2020 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter en bode. Voorzitter. Graag feliciteer ik mevrouw Pouw-Verweij met haar prachtige maidenspeech. Ik vond het echt een heel mooie bijdrage.

Iedereen moet mee kunnen doen, via werk in de sociale werkplaats, in het bedrijfsleven of bij de overheid. Dat is van belang voor ons als samenleving, maar vooral voor mensen zelf. Zeker ook voor mensen die, net als wij allemaal, met en door hun werk vooruit willen komen in hun leven maar daar net even wat meer hulp voor nodig hebben dan wij. Want werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en levert een bijdrage aan een sterke economie. Dat was het uitgangspunt van de Participatiewet en enkele andere wetten.

Iedereen heeft recht op bijstand in lijn met de Participatiewet. De hoogte daarvan wordt deels bepaald door de vraag of je gehuwd bent of alleenstaand bent. Bij de instelling van deze wetten is besloten ouders en kinderen niet aan gehuwden gelijk te stellen. Ook geldt een uitzondering voor tweedegraadsbloedverwanten, dus broers en zussen, grootouders en kleinkinderen. Als extra voorwaarde bij een gezamenlijke huishouding van tweedegraadsfamilieleden geldt dat bij een van de twee sprake moet zijn van een zorgbehoefte. Denk hierbij aan aanspraak op plaatsing in een instelling die zorg levert gefinancierd vanuit de Wet langdurige zorg, of als iemand niet in staat is een eigen huishouding te voeren en aangewezen is op intensieve zorg vanwege lichamelijke of verstandelijke beperkingen of langdurige psychiatrische problemen. Die uitzondering voor tweedegraadsbloedverwanten is van belang, omdat de uitkeringsnorm voor gehuwden relatief lager is dan die voor een alleenstaande. Verder wordt bij gehuwden rekening gehouden met vermogen en overig inkomen van beide personen. Daardoor kan het voorkomen dat er ook om die reden geen of een lager recht op bijstand bestaat en de een bij moet dragen in de kosten van het bestaan van de ander. Mevrouw Pouw-Verweij heeft heel mooi uiteengezet wat de filosofie daarachter is.

De aanleiding voor het wetsvoorstel ligt in de rechtspraak. De hoogste bestuursrechter in bijstandszaken, de Centrale Raad van Beroep, heeft geoordeeld dat er sprake is van een ongeoorloofd onderscheid en een ongelijke behandeling in de Participatiewet van samenwonenden bij een bestaande zorgbehoefte. Voorts heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen rechtvaardiging is voor een verschillende behandeling van het recht op bijstand van samenwonende broers en zussen en andere ongehuwd samenwonenden, als een van hen zorgbehoevend is. De regering heeft naar aanleiding van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad besloten het discriminatoire onderscheid op te heffen door de uitzondering voor bloedverwanten in de tweede graad met een zorgbehoefte te schrappen. Het wetsvoorstel volgt daarmee de lijn van de Hoge Raad. Als gevolg daarvan zal in die gevallen, ondanks de bestaande zorgbehoefte, voor de toepassing van de wet sprake zijn van gehuwden. Oftewel, het inkomen en het vermogen van beiden spelen dan mee bij het vaststellen van het recht op bijstand, en de bijstandsnorm voor gehuwden geldt.

Voorzitter. Met de regering is de PvdA van mening dat er geen rechtvaardiging bestaat voor een afwijkende behandeling van bloedverwanten in de tweede graad ten opzichte van niet-bloedverwanten. Met de regering acht mijn fractie het ongewenst een wettelijke uitzondering te treffen voor uitsluitend samenwonende bloedverwanten voor gevallen waarin sprake is van een zorgbehoefte. In tegenstelling tot de regering steunen wij de lijn van de Centrale Raad van Beroep om de wettelijke uitzondering ook op niet-bloedverwanten in de tweede graad, dus breder, toe te passen. Niet alleen de Centrale Raad van Beroep heeft eerder aangegeven dat een uitbreiding van de huidige wet, dus ook voor niet-bloedverwanten, wenselijk is om het discriminatoire onderscheid op te heffen. Verschillende instanties zoals de Landelijke Cliëntenraad geven hier ook de voorkeur aan. Die voorkeur delen wij. Ons uitgangspunt is dus een ander dan dat van de regering.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

U geeft aan dat u het uitgangspunt van de Centrale Raad van Beroep steunt, maar wat doet u dan met de uitspraak van de Hoge Raad, die dat gedeelte in feite vernietigt? Dat kunnen wij als Eerste Kamer toch niet zomaar eventjes negeren?

Mevrouw Sent (PvdA):

Er zijn wat ons betreft twee manieren om het discriminatoire onderscheid op te heffen. Een manier is om bloedverwanten in de tweede graad niet langer een uitzondering te laten zijn. Een andere is om die uitzondering op alle gevallen van toepassing te laten zijn.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Dan sluit ik aan bij het betoog van meneer Ester. Er ligt op dit moment geen fundamentele wijziging van de Participatiewet voor om dat te regelen, want ook de Hoge Raad heeft gezegd: als u die kant uit gaat, dan is dat in strijd met de Participatiewet. Ik ben dus benieuwd naar uw antwoord daarop.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wat in dit geval ook nog relevant is om te melden, is dat het hier gaat om personen met een zorgbehoefte. Het is dus niet van toepassing op huishoudens waar geen zorgbehoefte bestaat. In dat geval vinden wij het een belangrijk uitgangspunt om te stimuleren dat mensen voor elkaar zorgen.

De voorzitter:

Mevrouw De Bruijn voor een derde interruptie.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

De Bijstandswet is een inkomensvoorziening. Die gaat inderdaad niet uit van eventuele bepaalde bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld zorgbehoeften. Dan zult u ook op dat onderdeel de Participatiewet moeten wijzigen en dat ligt hier niet voor.

Mevrouw Sent (PvdA):

Nee, het spijt ons dat er niet een ander wetsvoorstel voorligt. Vandaag beoordelen wij het wetsvoorstel dat nu voor ons ligt.

Ons uitgangspunt is daarmee een ander dan dat van de regering. Wij vinden het onacceptabel als mensen vanwege de financiële consequenties moeten besluiten om niet meer bij elkaar samen te gaan wonen als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel.

De heer Ester i (ChristenUnie):

Het ging me even iets te ver. Ik vond de interruptie heel intelligent. Uw antwoord was ook heel intelligent, maar toch iets minder dan de interruptie zelf. U haalt hier het sluitstuk weg onder de Participatiewet. De Participatiewet — met alle respect, dat hadden we vorige week ook al aan de orde — is het kroonjuweel van de Partij van de Arbeid. Ik vind hem geweldig. Ik vind dat een mooie wet. Maar nu gaat u daaraan sleutelen. Dat kunnen we niet doen in de slipstream van een debat over een heel specifiek onderwerpje. Als u afstand wilt nemen van de Participatiewet, dan moet u dat doen. Daar ga ik niet over. Maar dan moet u dat nu wel even hardop uitspreken.

Mevrouw Sent (PvdA):

Er heeft een evaluatie plaatsgevonden van de Participatiewet. Ik denk dat het zeer wenselijk is om naar aanleiding van die evaluatie aanpassingen door te voeren. Wat in dit geval voor ons ligt, is een ongewenst neveneffect van de huidige wetgeving. Dat kun je op twee manieren bekijken. Je kunt zeggen dat het ongewenst neveneffect discriminerend is, maar dat het discriminerende onderscheid weg te nemen is door het alleen als er sprake is van een zorgbehoefte voor iedereen van toepassing te maken. Op die manier stimuleer je dat mensen er, juist in de huidige omstandigheden, voor kiezen om bij elkaar gaan wonen omdat dat met alle coronamaatregelen voor hen de minst slechte oplossing is. Die beweging stimuleren wij graag. We willen niet als onbedoeld neveneffect hebben dat daar barrières worden opgeworpen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat lijkt mij heel goed. Maar ik constateer dat u afstand neemt van de Participatiewet. Nogmaals, dat mag. Maar de Hoge Raad zegt dat de gekozen oplossing van het kabinet prima past in de systematiek van de Participatiewet. Dat geldt niet voor de alternatieve route die u schetst. U neemt daarbij ook afstand van een arrest van de hoogste rechter in dit land.

Mevrouw Sent (PvdA):

De Centrale Raad van Beroep heeft aangegeven dat uitbreiding van de huidige wet wenselijk is. De Landelijke Cliëntenraad heeft hier een voorkeur voor uitgesproken. Ik heb zelf ook in mijn inbreng aangegeven waarom ik dit belangrijk vind.

De voorzitter:

De heer Ester met een derde interruptie.

De heer Ester (ChristenUnie):

U neemt afstand van een arrest van de hoogste rechter in dit land. Dat doet u. Dat mag u wat mij betreft ook doen, maar dat is geen onschuldig gezelschapsspel. We moeten ons realiseren wat we, als we die route kiezen, doen in dit land. We leggen het arrest van de Hoge Raad terzijde. Dat is geen klein ding.

Mevrouw Sent (PvdA):

De Hoge Raad heeft een belangrijke uitspraak gedaan. Er is sprake van een discriminatoir onderscheid. Er zijn manieren om dat op te lossen. Ik stel een manier voor die niet voor ons ligt, maar die wel uitvoerbaar is en ook in lijn is met de wens die wij hopelijk allemaal hebben om naar elkaar om te zien.

Wij vinden het namelijk onacceptabel als mensen vanwege de financiële consequenties moeten besluiten om niet meer bij elkaar samen te gaan wonen als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel, als er sprake is van een zorgbehoefte. Als mensen voor elkaar willen zorgen, dan moet je dat stimuleren in plaats van bestraffen, zo meent mijn fractie. Dat bloedverwanten voor elkaar gaan zorgen en dus niet bij elkaar gaan wonen, past juist in het beeld van de participatiesamenleving en dus in de Participatiewet. Daar komt nog bij dat de uitvoeringslast voor gemeenten toeneemt als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel. Naast de extra controles en handhaving die het schrappen van de uitzondering voor gemeentes met zich meebrengen, komt daar nog eens bovenop dat colleges de verantwoordelijkheid dragen te kijken naar schrijnende situaties.

In dit kader vraag ik graag bijzondere aandacht voor het doenvermogen van belanghebbenden die in een schrijnende situatie terechtkomen. Zoals beschreven in "Weten is nog geen doen" van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, kunnen dergelijke omstandigheden de mentale vermogens van mensen onder druk zetten. Kortom, het is maar zeer de vraag of de zogeheten "schrijnende gevallen" wel de weg naar de colleges weten te vinden.

Ten slotte mag niet voorbij worden gegaan aan de bijzondere omstandigheden waarin wij momenteel leven ten gevolge van de coronapandemie. Die hebben tot gevolg dat mensen er nu soms bewust voor kiezen om bij elkaar in huis te wonen, om zo voor elkaar te kunnen zorgen. Wat de Partij van de Arbeid betreft, moet dit worden gestimuleerd en niet worden bestraft.

Voorzitter. Ik rond daarom af met de enige vraag die ik heb voor de staatssecretaris: hef het discriminatoir onderscheid op door een uitbreiding van de wet; beloon de bereidheid van mensen om voor elkaar te zorgen in plaats van deze te bestraffen. Laten we omzien naar elkaar.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent. Dan is het woord aan de heer Essers.