Plenair Kox bij debat over de uitvoering van de motie-Kox c.s. over het komen tot een reductiedoelstelling teneinde de armoede onder kinderen structureel te verlagen (EK 34.775, letter D)



Verslag van de vergadering van 26 mei 2020 (2019/2020 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Fijn dat de staatssecretaris nog steeds bij ons is. Ik weet niet of er een erelidmaatschap van de Senaat is, maar anders zou de staatssecretaris daar aanspraak op kunnen maken.

Het terugbrengen van armoede onder kinderen in Nederland houdt deze Kamer al lange tijd bezig. Een daarover handelende motie werd in oktober 2018 hier aangehouden, omdat de minister-president ons toen verzekerde dat de regering bezig was met het formuleren van een reductiedoelstelling voor kinderarmoede waar de Kamer ook in 2017 al bij motie om had gevraagd, maar meer tijd nodig had. Die tijd heeft de Kamer aan de regering gegeven. Volgens onze systematiek moet er uiterlijk twee juni over de aangehouden motie uit 2018 door deze Kamer worden besloten. Daarom maken wij vandaag de balans op. Daarbij mag ik spreken namens de fracties van CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie, PvdD, SGP, OSF en mijn eigen SP. Als dat niet "boven de partijen" is, dan weet ik het niet meer.

De basis voor de moties uit 2018 en 2017 was een nog eerdere motie, uit 2016. Die motie verzocht de regering om de SER en het Sociaal en Cultureel Planbureau advies te vragen over hoe er een samenhangend beleid te voeren zou zijn om de armoede onder kinderen in Nederland vergaand terug te dringen. Dat advies verscheen in maart 2017 onder de titel Opgroeien zonder armoede, en werd later onderschreven door de Kinderombudsman in haar rapport Alle kinderen kansrijk.

De nu aan de orde zijnde motie en haar voorganger uit 2017 hebben een helder verzoek aan de regering: het formuleren van een kwantitatieve reductiedoelstelling opdat daaraan gekoppeld beleid ter terugdringing van de kinderarmoede beter beoordeeld kan worden en desgewenst bijgesteld. Het goede nieuws is dat het antwoord op die vraag inmiddels bevestigend luidt. Het slechte nieuws is dat het zo lang heeft moeten duren vooraleer de regering besloot dat het uiteindelijk wijs is een dringend verzoek van deze Kamer op te volgen. Deze Kamer is zuinig met het indienen en al helemaal met het aannemen van moties. Die zuinigheid van onze kant dient met ruimhartigheid door de andere kant, de regering, te worden beantwoord.

Tot die ruimhartigheid rekenen wij ook voortvarendheid. Van laten liggen worden alleen kaas en wijn beter, hebben ze mij ooit geleerd, maar moties moeten niet blijven liggen en mogen niet worden vergeten. Deze Kamer heeft vrijwel Kamerbreed in de afgelopen jaren op het dossier van de kinderarmoede laten zien dat niet te accepteren. De stapel van verslagen van schriftelijke en mondelinge overleggen, van brieven van onze kant en reacties van de kant van de staatssecretaris en mede op verzoek van de Kamer uitgebrachte rapporten en adviezen is inmiddels indrukwekkend. In de gegeven situatie bleek dat nodig. In de toekomst dient de regering voortvarender en ruimhartiger te reageren op uitgesproken wensen van dit deel van de volksvertegenwoordiging.

De reden voor deze Kamer, maar ook voor de Tweede Kamer om aan te dringen op een kwantitatieve reductiedoelstelling van kinderarmoede is dat alle goede voornemens en inzet van opeenvolgende regeringen ten spijt het niveau van de kinderarmoede in de ogen van het parlement op een onaanvaardbaar hoog niveau blijft.

De voorzitter:

Sorry dat ik u even onderbreek. Ik wil graag de leden buiten deze zaal om enige stilte vragen. Mevrouw De Bruijn, is dat mogelijk? De heer Schalk gaat even kijken naar het antwoord. Ja, dat is mogelijk. Dank u wel.

De heer Kox vervolgt zijn betoog.

De heer Kox (SP):

Dank u wel, voorzitter. Nadat de kindermoede tussen 2011 en 2013 sterk opliep, is daarna sprake geweest van enige daling, maar vervolgens weer van een vrij hardnekkige stabilisatie. Beide Kamers vinden dat het niet hanteren van een kwantitatieve reductiedoelstelling het moeilijk maakt het regeringsbeleid te beoordelen en dat derhalve een dergelijke kwantitatieve reductiedoelstelling wel in het beleid van de regering opgenomen moet worden teneinde de regering, elke regering, beter te kunnen afrekenen op de resultaten van gevoerd beleid en plannen voor de toekomst. Lange tijd was deze regering echter de opvatting toegedaan dat een dergelijke kwantitatieve reductiedoelstelling per saldo niet passend was.

Maar nu weer terug naar het goede nieuws. In haar brief van 9 april van dit jaar schrijft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ons, in vervolg op een mondeling overleg met deze Kamer begin dit jaar, dat de regering inmiddels wel bereid en in staat is om een kwantitatieve reductiedoelstelling vast te stellen, gelet op de breed levende wens in deze Kamer. Die doelstelling behelst een afname van het aantal kinderen in armoede met 9,2% in 2015 naar 4,6% in 2030. Doorvertaling van deze doelstelling, zo meldt de staatssecretaris, betekent dat het aantal kinderen in armoede aan het eind van deze kabinetsperiode afneemt naar 7,2%. De regering zal op basis van de nu vastgelegde kwantitatieve reductiedoelstelling via tweejaarlijkse rapportages de vinger aan de pols houden en bezien of de ontwikkeling van kinderarmoede de gewenste richting ingaat en of een eventuele bijstelling van het streefcijfer en/of de horizon waarbinnen dit cijfer moet worden bereikt, nodig is. Ik citeer uit de brief van de staatssecretaris.

De nu vastgestelde doelstelling betreft Europees Nederland. Voor Caribisch Nederland zegt de regering nog over onvoldoende harde data te beschikken over het aantal kinderen dat opgroeit in armoede. De staatssecretaris zal hierover met het CBS overleggen, waarna zij met de openbare lichamen in gesprek zal gaan over een indicatieve streefwaarde voor dit deel van het Koninkrijk.

De staatssecretaris meldt ons in haar brief van 9 april dat een afname van het aantal kinderen dat opgroeit in een huishouden met een laag inkomen niet de enige ambitie van het kabinet is. Haar ambitie is ook dat ieder kind dat in een gezin met een laag inkomen opgroeit maatschappelijk kan meedoen. Daartoe hanteert de regering, zo schrijft de staatssecretaris, als meetbare ambitie het doel om in 2021 alle gezinnen met kinderen in de bijstand te bereiken en 70% van de werkenden met een laag inkomen met kinderen.

Daarnaast wil het kabinet ons beter inzicht bieden in kansarmoede. In een gezin met een laag inkomen spelen volgens de staatssecretaris vaak meerdere problemen tegelijk, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding, gezondheid, veiligheid, werkloosheid, schulden, psychische problemen, maatschappelijk isolement van de ouders en laaggeletterdheid.

Tot slot wil de regering goede voorbeelden van de aanpak van kinderarmoede in beeld brengen. Over de voortgang van de geformuleerde doelstellingen zal het kabinet rapporteren aan de Tweede en Eerste Kamer, voor het eerst in 2021.

Hoewel ik me kan voorstellen dat velen in deze Kamer iets zouden willen zeggen over de door de regering nu vastgestelde kwantitatieve doelstelling en met name over het ambitieniveau, lijkt het me beter om dat vandaag niet te doen. Nu de regering alsnog bereid is gebleken te doen wat wij als Kamer willen, is het aan de regering om die belofte in de begroting voor komend jaar concreet in te vullen. In die zin zijn we dus nog op tijd om onze wens verwerkt te krijgen in de beleidsvoornemens van de regering voor komend jaar. Het lijkt dan verstandig om de beoordeling van die concrete kwantitatieve doelstelling in eerste instantie over te laten aan onze collega's in de Tweede Kamer. Daarna kunnen wij er desgewenst ons licht over laten schijnen aan het eind van het jaar, bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen en de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan kunnen wij met de regering het inhoudelijke debat voeren over de concrete invulling van de reductiedoelstelling.

Het is belangrijk dat de regering bereid is om, indien nodig, de doelstelling en het tijdpad bij te stellen. Het zal velen in deze Kamer plezieren als de reductie sneller verloopt dan de regering nu als doel stelt. Per slot van rekening delen wij allen de opvatting van de staatssecretaris zoals zij die formuleert in haar brief aan deze Kamer van 9 september vorig jaar alweer: armoede onder kinderen is schrijnend en niet-acceptabel in een welvarend land als Nederland. Daarmee formuleert de staatssecretaris de ultieme kwantitatieve reductiedoelstelling. Ook in haar eigen woorden: natuurlijk heb ik het liefst dat er geen enkel kind in armoede leeft.

Die doelstelling deelt zij ook met de Alliantie Kinderarmoede, waarin inmiddels enkele honderden organisaties samenwerken. Alleen vindt de Alliantie dat in 2030 de kinderarmoede niet gehalveerd moet zijn, zoals de regering zich nu ten doel stelt, maar tot nul teruggebracht moet zijn. Over het waarom zegt medeoprichtster Prinses Laurentien van Oranje: als je nu zegt 50% minder kinderarmoede, wat zeg je dan tegen die andere 50%? Mag ik de staatssecretaris vragen, zonder vooruit te lopen op haar begroting voor 2021, alvast enige reflectie te geven op het aanmerkelijke verschil tussen de nu door de regering geformuleerde reductiedoelstelling en die van de brede Alliantie Kinderarmoede?

Mag ik overigens Prinses Laurentien nog van harte feliciteren? Zij is gisteren jarig geweest.

Voorzitter. Tussen de wens van de Alliantie Kinderarmoede, de nu geformuleerde reductiedoelstelling van de regering en de werkelijkheid van vandaag gaapt een nog grote kloof. Zeker in de huidige coronatijd, waarin de vooruitzichten op sociaal-economisch gebied meer dan somber zijn en de kans op toenemende kinderarmoede uiterst groot is, is het van het allergrootste belang dat we nu vooral vasthouden aan de reductiedoelstelling. Op die verplichting mogen we allen afgerekend worden, in het belang van de betreffende kinderen en in het belang van de samenleving in haar geheel. Zoals de staatssecretaris ons op 1 april 2019 schreef: "Armoede onder kinderen heeft niet alleen een negatief effect op de levensloop van kinderen, maar ook op hun kansen. Armoede belemmert hun ontwikkeling en zorgt dat ze hun talenten niet optimaal kunnen benutten. Daarmee draagt armoede onder kinderen ook bij aan de verscherping van een tweedeling in de maatschappij."

Voorzitter. De Kamer ziet de rapportages van de regering en de voorstellen in de begroting met grote belangstelling tegemoet en zal nauwgezet volgen of de gestelde doelen ook gehaald worden en eventueel bijgesteld moeten worden. De Kamer ziet ook uit naar vergelijkbare doelstellingen voor de inwoners van de BES-eilanden, waar de kinderarmoede wellicht een nog groter probleem is.

Tot slot, voorzitter. Indien de regering aldus gaat handelen — ik ga ervan uit dat de staatssecretaris dat vandaag, na haar schriftelijke bevestiging, ook nog mondeling toezegt — wordt de hier aangenomen motie uit 2017 deel van het regeringsbeleid en kan derhalve de hier aangehouden motie van 2018 ingetrokken worden. Maar namens de genoemde fracties zie ik natuurlijk eerst uit naar de reactie van de staatssecretaris.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Wever.