Plenair Adriaansens bij behandeling Afschaffing fusietoets in het funderend onderwijs



Verslag van de vergadering van 9 juni 2020 (2019/2020 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.33 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Adriaansens i (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Met de wet over het afschaffen van de fusietoets doen wij iets opmerkelijks. We schaffen namelijk een regel af. Vaak liggen in deze Kamer wetsvoorstellen voor waarmee we regels toevoegen aan ons toch al omvangrijke repertoire, maar vandaag schaffen we dus, als de wet wordt omarmd door deze Kamer, een regel af.

Ik geloof in een regelarme maatschappij, zonder te veel bureaucratie. Daar draagt deze wet aan bij. Ik zou dus bijna willen zeggen dat het een mooie dag lijkt te worden, vandaag. Ook doen we nog iets anders interessants met deze wet. We kantelen namelijk door, in organisatietermen gezegd. We leggen de verantwoordelijkheid neer bij de direct betrokkenen en dat zijn hier de scholen, de leraren, de ouders en de gemeenten. We stellen hen in staat om een goede afweging te maken over het schoolaanbod. Wat we dan nog wel moeten doen, is over enige tijd kijken of deze verantwoordelijkheid inderdaad tot een overzichtelijk, herkenbaar en toegankelijk aanbod van onderwijs heeft geleid; een check doen.

Het wetsvoorstel regelt dat er geen fusietoets meer plaatsvindt bij fusies in het funderend onderwijs. Daarmee geven we de schoolbesturen meer ruimte om samen te werken in de regio en daar een breed en divers onderwijsaanbod neer te zetten. Dat is van belang om snel te kunnen inspelen op de afnemende leerlingenaantallen, zoals al gezegd vanmiddag.

Er zijn wel een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het wetsvoorstel en die loop ik graag met u langs. Allereerst het belang van de medezeggenschap, een belangrijke pijler in de fusie-effectrapportage. De afweging of een fusie het goede middel is om het gewenste aanbod van onderwijs te creëren ligt op lokaal niveau. De instrumenten fusie-effectrapportage en het instemmingsrecht zijn daarbij de waarborgen voor het goed doorlopen van het proces.

In de internetconsultatie zijn wel enige zorgen naar voren gekomen over de kwaliteit van die medezeggenschap, zoals vanmiddag ook is gezegd. In mijn huidige organisatie heb ik te maken met een ondernemingsraad en in mijn vorige baan als zorgbestuurder met een cliëntenraad. Mijn ervaring is dat het helpt, zo niet noodzakelijk is, dat bestuurders zelf heel erg geloven in het belang van medezeggenschap. Dat wordt ook bevestigd door het tweede evaluatieonderzoek van het ITS van de Radboud Universiteit, Medezeggenschap: de wind in de zeilen, uit 2009.

Ik citeer een van de conclusies: "een positieve, open houding van het bevoegd gezag en de schoolleiding ten aanzien van de medezeggenschap heeft een positieve invloed op de participatie van personeel, ouders en leerlingen". Maar ook is het belangrijk dat leidinggevenden oprechte waardering tonen voor de medewerkers die deelnemen in zo'n medezeggenschapsraad. Dit aandachtspunt werd ook benoemd door de commissie-Kampman, die voorstellen heeft gedaan om de universiteits- en ondernemingsraden aantrekkelijker te maken. En verder is van belang dat de bestuurders de medezeggenschapsraden tijdig betrekken en niet laten tekenen bij het kruisje. Dat wordt voorzien in het wetsvoorstel, maar die andere aspecten zijn minstens zo belangrijk.

De regering wijst op de maatregelen die de afgelopen tijd zijn getroffen om de medezeggenschap te versterken, zoals het project Versterking medezeggenschap en de handreiking voor het helpen aandragen van alternatieven voor de fusie. Maar deze maatregelen zijn vooral gericht op het versterken van de kennis en het toegankelijk maken van die kennis. De regering geeft daarbij in de memorie van toelichting aan dat er, als dit dan allemaal niet helpt, altijd nog het vangnet is van de geschillencommissie, maar dan ben je mijns inziens te laat. De verhoudingen zijn dan verstoord. De vraag is of je, als je dan uiteindelijk je gelijk krijgt, daarna nog een goede samenwerking kunt creëren. Meestal gaat daar wel enige tijd overheen.

De maatregelen van de regering gaan niet over het gedrag van de bestuurders richting de medezeggenschap. De vraag van mijn fractie aan de minister is dan ook in hoeverre het programma Versterking medezeggenschap of andere programma's daadwerkelijk de medezeggenschap versterken. In hoeverre ziet dat programma ook op het gedrag dat nodig is om die medezeggenschap goed te laten functioneren? Hoe houdt de minister dan in de gaten dat die medezeggenschap zich positief ontwikkelt, nu dat zo'n belangrijke voorwaarde is voor de legitimatie van die fusie tussen scholen?

Voorzitter. Uit de studie van ITS blijkt ook dat laagopgeleide ouders en vmbo-leerlingen weinig participeren in de medezeggenschap. Medezeggenschap zou volgens mijn fractie eigenlijk een echte afspiegeling moeten zijn van de groep die vertegenwoordigd wordt. Uit mijn ervaring weet ik dat het ook loont om diegenen te laten participeren waar je soms wat meer moeite voor moet doen. De vraag aan de minister is dan ook hoe we die participatie van laagopgeleiden kunnen verbeteren.

Voorzitter. Er is al meerdere malen gesproken over het belang van de menselijke maat. Dat is een belangrijk aspect in het plan voor de fusie. Wordt met die fusie dan ook een overzichtelijke, herkenbare en toegankelijke organisatie gecreëerd? De regering geeft aan dat een groot schoolbestuur ook kleinschalig georganiseerde scholen onder zich kan hebben. Die visie wordt door mijn fractie gedeeld. Het gaat immers over de doelen die worden bereikt met de organisatievorm, al is het wel zo dat sommige taken beter op een grote schaal en andere beter op een kleine schaal georganiseerd kunnen worden.

Er zijn meerdere stukken over geschreven, onder anderen door professor Edith Hooge. Zij heeft een lezing gegeven over de schaalgrootte in het onderwijs. Zij stelt dat die elastisch is. Zij noemt een heleboel factoren die meespelen. Ik ga ze nu niet allemaal noemen, maar de conclusie is dat er geen ideale schaalgrootte is. Het hangt af van een heleboel factoren. Wij proberen krampachtig grip te krijgen op die factoren die daarop van invloed zijn. We gaan er ook weer onderzoek naar doen, zoals de regering aangeeft.

De VVD meent dat die onderzoeken vooral gericht moeten zijn op het effect van de output van het onderwijs, namelijk de onderwijsresultaten — leren de leerlingen genoeg? — en het onderwijsproces: krijgen de leerlingen genoeg en goed les? Daarnaast gaat het erom dat het schoolklimaat veilig is. Mijn vraag aan de minister is dan ook in welke mate die onderzoeken kijken naar de gewenste output, en niet alleen maar naar de factoren die van invloed zijn op die schaalgrootte.

Voorzitter. De vraag is of de fusie oplevert wat wij beogen. In de schriftelijke behandeling zijn daar vragen over gesteld. Hierin worden fusies in het bedrijfsleven vergeleken met fusies in het onderwijs. De minister geeft terecht aan dat die sectoren eigenlijk — je zou zeggen: per definitie — zeer onvergelijkbaar zijn. Maar op zich is het wel interessant om te kijken naar ervaringen met fusies in andere sectoren. Een vergelijking met de zorg ligt dan overigens meer voor de hand, zoals ook collega Sent deed.

In het wetsvoorstel is geregeld dat schoolbesturen de wijze waarop ze de menselijke maat gaan vormgeven, moeten beschrijven in de fusie-effectrapportage. De veronderstelling is dat de medezeggenschap hierop kritisch zal toetsen. De proof of the pudding is echter in the eating, zoals we in goed Nederlands zeggen, dus laten we dat goed gaan bekijken. Een regelmatige tevredenheidsmeting lijkt daarbij op zijn plaats. En dan kan het juist wel weer heel interessant zijn om te kijken naar het bedrijfsleven. Want in het bedrijfsleven gebruikt men één indicator, althans in een heleboel gevallen, om naar de tevredenheid van de klant te kijken, de zogenaamde net promoter score. Als ik een product aanbeveel aan u, en ik doe dat proactief en ik ben daar positief over, dan is dat een goede indicator voor mijn tevredenheid. Mijn vraag is dan ook of de regering heeft overwogen om naar zo'n simpele outcome-indicator te kijken om inzicht te krijgen in de beleefde kwaliteit.

Voorzitter. In het wetsvoorstel is aangegeven dat de minister na drie jaar een evaluatie gaat doen van de doeltreffendheid en de effecten van deze wet. De vraag is wel wat we dan willen zien, welke effecten we gaan bekijken en wanneer we kunnen constateren dat de wet het gewenste effect heeft, zeker omdat we nu al met een afgezwakte vorm van de fusietoets werken. Met die vraag ben ik aangekomen bij het eind van mijn eerste termijn.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Adriaansens. Dan geef ik, nadat het spreekgestoelte gereinigd is, graag het woord aan de heer Van Kesteren namens de fractie van de PVV.