Verslag van de vergadering van 9 juni 2020 (2019/2020 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.29 uur
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dank, voorzitter, en dank aan de minister voor zijn beantwoording. Zoals ik al had voorspeld, heeft hij ook nu het wetsvoorstel met verve en passie verdedigd. Dank daarvoor. Maar dat wil niet zeggen dat de minister mij heeft overtuigd, noch dat hij al mijn vragen heeft beantwoord.
Welk probleem gaan we nu oplossen met dit wetsvoorstel en het afschaffen van de fusietoets? Ik heb veel gehoord over krimpregio's, maar ik heb nog niet echt goed begrepen waarom het voor die problematiek nodig is om de fusietoets af te schaffen. Ik heb de minister gevraagd waar schoolbesturen dan precies tegenaan lopen en of fusie altijd de enige optie is. Ik heb er ook op gewezen, als het gaat om voorgenomen fusies in krimpgebieden, dat al in 2014 is besloten om de uitvoering van de wet aan te passen. Er is toen een uitzondering gekomen voor scholen in krimpregio's. In dit geval volstond een lichte, slechts procedurele toets. Mijn vraag aan de minister is waarom die niet voldoende soelaas heeft geboden. Waarom is het dan nog nodig om die fusietoets helemaal af te schaffen? Ik heb de minister ook gevraagd naar de positie van de medezeggenschapsraad. Misschien heeft hij er al iets over gezegd, maar dan hoor ik hem graag nog een keer, want ik heb het niet helemaal begrepen. We hebben het veel gehad over de positie van de medezeggenschapsraad en dat die in poleposition gebracht moet worden. De SP-fractie is daar helemaal voor. Er is veel gesproken over wat er in het veld leeft en er bestaan veel zorgen in het veld over de zogenaamde pseudofusies, waar geen controle over is en die volgens velen in het veld mogelijk ongewenst kunnen zijn. Ik heb ook een vraag gesteld over de positie van de medezeggenschapsraad binnen die pseudofusies. Misschien kan de minister hier nader op ingaan.
Uiteindelijk blijft voor mij de belangrijkste vraag waarom de minister ervoor kiest om de fusietoets af te schaffen in plaats van aan te passen. In zijn beantwoording — ik heb er in een interruptie al op gereageerd, maar wil er nu nog even op doorgaan — wijst de minister steeds op de cijfers van het aantal fusievoorstellen dat uiteindelijk afgewezen is, namelijk 7 van de 219. Dit is al vaker gewisseld. Nou, over feiten hoeven we het niet te hebben. De feiten zijn de feiten. Uiteraard zijn wij ook voor factbased politics en niet voor factfree politics. Maar de interpretatie van de feiten doet er wel toe. De analyse die je maakt op basis van de feiten doet er wel toe, net als de conclusies die je daar dan uit trekt. Met andere woorden, wat kunnen we hieruit afleiden? Uiteindelijk moet ik zeggen dat de conclusie dat de fusietoets dus wel afgeschaft kan worden wat mijn fractie betreft elke logica ontbeert. Ik heb hierover ook geen overtuigend verhaal gehoord van de minister. Er is gewezen op de noodrem en er is gewezen op de preventieve werking. Er is ook op gewezen dat de uitvoering van de toets soms mogelijk anders en beter had gekund. Maar dat zijn allemaal geen redenen om die fusietoets af te schaffen.
Mijn hoofdvraag aan de minister blijft dus onbeantwoord: waarom afschaffen en niet aanpassen? Je zou hem bijvoorbeeld kunnen aanpassen om toch nog meer rekening te houden met de dalende leerlingaantallen of om meer rekening te houden met met name de krimpregio's, of om ongewenste schaalvergroting beter beheersbaar te maken dan met de eerdere beleidsregels het geval was. Ik heb in dit verband ook gewezen op de eerdere motie uit de Tweede Kamer en op het advies van de CFTO. Dus waarom kies je er dan toch voor om op landelijk niveau met lege handen te komen te staan? Waarom zeg je als die schaalvergroting toch opnieuw uit de klauwen zou lopen: we hebben die noodrem nu eenmaal niet meer, jammer dan? Mijn fractie begrijpt dat niet. De minister zegt zelf dat deze wet wel degelijk de mogelijkheden verruimt tot schaalvergroting. Het argument tegen schaalvergroting blijft dat daarmee, ook al kan het voordelen hebben, waarop ook meerdere malen is gewezen, de afstand tussen werkvloer en bestuur vergroot wordt — dat is voor mij ook een feit — en dat daarmee de menselijke maat uit het oog verloren raakt of ondermijnd kan worden. En dan hebben we niet langer die noodrem om aan te trekken. Ik zal mijn fractie daarom adviseren om volgende week tegen dit wetsvoorstel te stemmen; dat zal de minister al begrepen hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Adriaansens namens de fractie van de VVD.