Verslag van de vergadering van 9 juni 2020 (2019/2020 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.34 uur
Mevrouw Adriaansens i (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor de toelichting en de beantwoording van de vragen. Ik maak graag gebruik van deze tweede termijn om nog een paar zaken aan de orde te stellen.
Toen ik hiernaartoe liep, zei meneer Otten: leg nou maar eens uit waarom je vóór bent. Toen dacht ik: dat is misschien wel de vraag waar we het de hele middag met elkaar over hebben. We hebben heel veel visies over hoe je ervoor kan zorgen dat goed onderwijs in de goede maat wordt geleverd. Ik weet niet of we daar helemaal uit zullen komen. We hebben het heel veel gehad over de nadelen van fusie, en dan met name de nadelen van grote scholengemeenschappen. Zoals de minister aangaf, moeten we ook naar de voordelen kijken. Een fusie kan ook voorkomen dat scholen te klein worden en omvallen, waardoor diversiteit verdwijnt en ouders niets meer te kiezen hebben. We hebben de neiging om heel erg naar de ene kant te kijken, maar we moeten ook naar de andere kant kijken. Dat risico is bij krimp reëel. Fusies zijn dus niet alleen slecht. Ik zou het bijna nog een keer zeggen: fusies zijn niet alleen slecht. Soms kunnen ze ook noodzakelijk zijn.
Verder is mijn fractie van mening dat we genuanceerd moeten kijken naar de eventuele nadelen van te grote scholen. Als we niet oppassen, zijn die er wel degelijk. Ook dat moeten we zien. Waar speelt dat risico? We moeten dan misschien inzoomen op datgene waarover het gaat. In het primair onderwijs is kleinschaligheid op dit moment bijvoorbeeld aan de orde. Zo'n 40% van de besturen in het primair onderwijs wordt gevormd door één bestuurder die verantwoordelijkheid is voor één school. Gemiddeld telt zo'n school in het primair onderwijs zo'n 223 leerlingen. Dat zal u allemaal wel bekend zijn. De vraag is dus waar we het precies over hebben als we het over de risico's hebben.
Vervolgens een punt waar we natuurlijk de hele middag over debatteren. Dat is of er een relatie is tussen de schaal en de kwaliteit. Het is de vraag of we die vraag gaan beantwoorden. We hebben het dan over de menselijke maat die wij zo belangrijk vinden. Uit onderzoek van de onderwijsinspectie blijkt dat schoolgemeenschappen met twee tot zeven scholen niet altijd de goede kwaliteit bieden. Ik ga daar niet verder op in, want ook daar moet je genuanceerd naar kijken. We moeten in ieder geval heel voorzichtig zijn met het verbinden van conclusies aan vermeende relaties tussen maat en kwaliteit. Het omgekeerde geldt ook. Een kleine school is dus niet altijd een garantie voor goede kwaliteit. Een grote niet, maar een kleine ook niet.
Uit onderzoek blijkt ook niet dat er een relatie is tussen de omvang van de school en de kwaliteit. Toch gaan we daar iedere keer weer onderzoek naar doen, zoals ik ook in mijn eerste termijn aangaf. Er werd verwezen naar het onderzoek van Schoonhoven, die aangeeft dat schaal op zich onvoldoende basis biedt voor conclusies en dat we naar meer referentiepunten moeten zoeken. Wat ik daarin heel interessant zou vinden: we hebben het heel erg over de maat, maar misschien is het wel interessanter om te kijken naar de voorkant van het proces. Wat zijn de prikkels om over te gaan tot schaalvergroting? Zoals mevrouw Sent zei: op het moment dat de CEO-status, of zo'n vermeende status erg bij de motivatie aanwezig is, hebben we natuurlijk met een verkeerde motivatie te maken. Ik zou dus geïnteresseerd zijn te weten wat die motivatie is. Als dat bijvoorbeeld het creëren van meer diversiteit of meer efficiency is, dan is het wel degelijk goed om erover na te denken of een fusie daarvoor een vorm kan zijn.
Een derde opmerking die ik wil maken is dat de huidige situatie, waarin we te maken hebben met een lichte fusietoets, een soort schijnzekerheid geeft. Dus waar houden we met z'n allen nou zo krampachtig aan vast? We kunnen lokale partijen ook het vertrouwen geven dat ze hun werk goed gaan doen. En mijn fractie is van mening dat in dit wetsvoorstel voldoende waarborgen zitten om aan dat vertrouwen invulling te geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Adriaansens. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren van de fractie van de PVV.