Verslag van de vergadering van 16 juni 2020 (2019/2020 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.46 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan collega Van der Voort voor zijn mooie maidenspeech.
Voorzitter. Witwassen en terrorismefinanciering zijn serieuze problemen die om serieus beleid vragen. Ook in Nederland worden jaarlijkse vele miljarden witgewassen. Tussen de 13 en 16 miljard, zo leren de schattingen. Het leidt tot een beangstigende infiltratie van de onder- in de bovenwereld, het ondermijnt de samenleving en economie, en de vrijgespeelde middelen worden ingezet voor doeleinden die onze rechtsstaat bedreigen. Deze ontwrichtende criminele praktijken storen zich niet aan landsgrenzen. We hebben krachtig Europees antiwitwasbeleid nodig om het schip te keren. Mijn fractie is verheugd dat de beide andere implementatievoorstellen op brede steun in ons parlement mochten rekenen.
We moeten voorkomen dat criminelen hun witwasactiviteiten en terrorismefinanciering verhullen achter schimmige juridische constructies en hun identiteit camoufleren. Het transparant maken van eigendomsverhoudingen van ondernemingen, stichtingen, verenigingen et cetera kan hieraan een wezenlijke bijdrage leveren. En dat is precies de insteek van dit wetsvoorstel. Kern van het voorstel vormt de plicht voor vennootschappen en andere juridische entiteiten om hun uiteindelijk belanghebbenden in een nieuw in te voeren register, het UBO-register, op te nemen. Daarin wordt in beeld gebracht wie de natuurlijke personen zijn die de uiteindelijke eigenaar zijn of zeggenschap hebben over deze organisaties. Het gaat daarbij om persoonsgegevens als naam, geboortejaar, woonstaat, nationaliteit en economisch belang van de uiteindelijk begunstigde.
Het raadplegen van dit nieuwe register bij de Kamer van Koophandel is betrekkelijk laagdrempelig, maar verdergaande gegevens zijn alleen toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten en de FIU. Voor hen geldt een geheimhoudingsplicht. De vooronderstelling achter de Europese richtlijn is dat er preventieve werking van het UBO-register zal uitgaan. Dat roept direct de vraag op of er een check komt op de juistheid van die UBO-registergegevens. Is daarin voorzien, zo vraag ik de minister. Het moet immers voor gehaaide criminelen niet al te ingewikkeld zijn om een camouflageconstructie te bedenken waarbij zij als de uiteindelijk belanghebbenden verborgen blijven. Hoe voorkomen we dat het UBO-register een papieren tijger wordt? Is de beoogde preventieve werking niet boterzacht? Mijn fractie merkt daarbij op dat, naast de strafrechtelijke route, de maximale bestuurlijke boete iets boven de €20.000 ligt. Is die sanctie sterk genoeg om criminelen af te schrikken die zelf over bedragen met aanzienlijk meer nullen beschikken? Zijn preventie en sancties voldoende robuust om het verschil te kunnen maken, zo vraagt de fractie van de ChristenUnie. Is de afschrikwekkende impact onmiskenbaar? En stel dat we door het UBO-register criminelen op het spoor komen, wat zijn dan de vervolgstappen?
Dit wetsvoorstel heeft directe implicaties voor de privacy en veiligheid van bestuurders van kerkgenootschappen en daar richt mijn bijdrage zich nu verder op. De onderliggende redenering bij de nieuwe registratieplicht voor kerkgenootschappen is kennelijk dat ook kerken misbruikt kunnen worden voor witwaspraktijken en terrorismefinanciering. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn, zo luidt het adagium. En dat is in het algemeen een uitstekend uitgangspunt. Het roept wel de vraag op hoe proportioneel de voorliggende implementatiewet op dit onderdeel is. Dat is een cruciale vraag die we bij ieder wetsvoorstel in deze Kamer stellen. Beschikt de minister over evidentie dat kerkgenootschappen in de afgelopen jaren voor malafide doelen misbruikt zijn? De ChristenUniefractie kan moeilijk wennen aan het idee dat onze kerken een rol hebben gespeeld bij witwassen en terrorismefinanciering. Of zijn wij op dit punt naïef? Zijn we te argeloos? Ik hoop dat de donderslag die we nu horen niet symbolisch is, voorzitter, dat zou zomaar kunnen. In ieder geval heeft mijn fractie behoefte aan een steviger argumentatie en onderbouwing van deze kwestie. Is de olifant in de kamer niet dat het vooral gaat om moskeeën en hun bestuurders in ons land die de randen van het financieel stelsel opzoeken voor onoorbare praktijken? Maar onze zorgen zijn hier eerlijk gezegd eerder andersom: binnenkomende gelden vanuit buitenlandse mogendheden of organisaties die gedachtegoed aanmoedigen dat haaks staat op onze rechtsorde. Als deze vaststelling correct is, moeten we dan geen andere en sterkere interventies inzetten? Ik hoor dat graag.
Kerkgenootschappen zijn qua organisatiestructuur sterk verschillend. Variërend van een gecentraliseerde en hiërarchische kerk als de rooms-katholieke kerk tot het bonte palet van gedecentraliseerde protestantse kerken. Is het in alle gevallen duidelijk welke personen binnen deze uiteenlopende structuren en gelaagdheden nu precies UBO-plichtig zijn? Ons bereiken geluiden uit de kerkelijke praktijk dat dit niet het geval is. Kan de minister hier enige klaarheid brengen?
Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?
Voorzitter. Ik zoom nu in op de voorlichting van de Raad van State over de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de verplichte opname in het UBO-register van persoonsgegevens van kerkbestuurders. De fractie van de ChristenUnie is blij met de uitvoerige en heldere voorlichting van de Raad van State. De achtergrond van het voorlichtingsverzoek van deze Kamer was de fundamentele vraag in hoeverre het opnemen van deze gegevens niet haaks staat op privacy- en veiligheidsvereisten en of het wetsvoorstel op dit punt wel AVG-bestendig is. Immers, het beschikbaar stellen van persoonsgegevens van kerkbestuurders maakt dat hun godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen hier eenvoudig uit af te leiden zijn. Zoals bekend, het kwam al even langs, is bij amendement in de Tweede Kamer de uitzonderingsbepaling op de registratieplicht voor kerkgenootschappen, zoals die was opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel, tegen de wil van de minister geschrapt. Kerkgenootschappen zijn daardoor gehouden hun bestuurders in het UBO-register te vermelden. Deze nieuwe omstandigheid is niet spanningsvrij. Het kan ongewenste en onevenredige risico's met zich meebrengen, zoals intimidatie, geweld en chantage. Denkt u aan onze joodse gemeenschap en aan de afschuwelijke, bijna structurele antisemitische dreigingen waarmee deze wordt geconfronteerd, ook anno 2020, ook hier in Nederland. Hoe weegt de minister de risico's voor deze specifieke groep?
De kwestie van kerkelijke gevoeligheden speelt ook bij het handelsregister en de anbiregeling, maar in het geval van het UBO-register is er, aldus de Raad van State, sprake van Unierechtelijke bindende regelgeving. In gewonemensentaal: Brussel schrijft dit dwingend voor. De nationale speelruimte, zo begrijpen wij, is vrijwel nihil. Sterker, de Raad van State beklemtoont dat de Europese wetgever de gevoeligheid van het openbaar maken van persoonsgegeven heeft afgewogen tegen het belang van een effectieve strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. Wel wijst de Raad van State erop dat artikel 30, lid 9, van de richtlijn aangeeft dat lidstaten in uitzonderlijke gevallen de UBO-gegevens kunnen afschermen. Er moet dan sprake zijn van onevenredige risico's. De ChristenUniefractie wil de minister vragen om eens creatief mee te denken in dit debat over de mogelijkheden die dit artikel biedt om kerkgenootschappen en hun bestuurders meer comfort te bieden en om hun specifieke zorgen over privacy en veiligheid weg te nemen. Dat geldt voor onze kerken in het algemeen, maar voor de joodse gemeenschap in het bijzonder. We willen niet dat een openbaar UBO-register gevaren oplevert voor bestuurders van kerkgenootschappen. Herkent de minister deze zorgpunten en zo ja, hoe kan hij de kerken hierin tegemoetkomen? Welke waarborgen heeft hij op het netvlies? Aan welke afschermingsmogelijkheden denkt hij? Dit alles uiteraard zonder de doelstelling van de wet geweld aan te doen, laat mij dat onderstrepen.
Is de minister bereid om in samenspraak met het Interkerkelijke Contact in Overheidszaken, het CIO, waarbij meer dan 30 kerkgenootschappen zijn aangesloten, te zoeken naar een operationele invoering van het UBO-register die deze zorgen vermindert? Dat geldt zeker voor mogelijke privacyschending en veiligheidsdreiging. Is de minister bereid om concrete afspraken te maken over het UBO-beleid in geval er sprake is van grove en uitzonderlijke bedreigingen van kerkbestuurders, ook wat hun beveiliging aangaat? De minister zal hier een gewillig oor vinden. De ChristenUniefractie waardeert een toezegging op dit punt.
Mijn fractie verzoekt de minister daarnaast om in het kader van de voorziene evaluatie nauwgezet te monitoren wat de impact van het wetsvoorstel is op kerkbestuurders, in het bijzonder wat hun privacy en veiligheid betreft. Mag mijn fractie hier wellicht ook een bevestiging horen? Onze dank daarvoor.
Voorzitter. Ik sluit af met een oproep van de fractie van de ChristenUnie aan de minister om de communicatiekanalen met onze kerkgenootschappen wijd open te zetten, om het gesprek aan te gaan over de praktische uitvoering van deze wet, hen daarbij de helpende hand te bieden en gebruik te maken van de kennis die zij in huis hebben, om de juiste balans te vinden tussen privacy, veiligheid en de strijd tegen witwassen. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister op onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de fractie van de SGP.