Plenair Kox bij voortzetting behandeling Creëren tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap



Verslag van de vergadering van 23 juni 2020 (2019/2020 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Voorzitter. Ik zie dit allemaal graag. Ik stond gisteren bij het aanrecht te prutsen met een sifon. Ik wilde die schoonmaken, maar toen dacht ik: wat zou ik klagen, want morgen zie ik onze Kamerbewaarders de hele dag poetsen. Dank u wel voor al dit werk.

Ik zie uit naar een discussie, misschien beter dan een debat, over nationaliteit en identiteit. Dat is de moeite waard. Ik zeg tegen collega Van Hattem: onderzoek alles en behoud het goede. Dat is toch een keurige katholieke uitspraak. Zeg dus niet dat je niets meer hoeft te onderzoeken omdat het allemaal al goed is. Als we dat doen, stel ik voor dat we dat in deze zaal doen, want collega Van Hattem verwees al naar het symbool daarboven, de sterren. Hij dacht dat die van de Europese Unie zijn, maar ze zijn natuurlijk van de Raad van Europa, waarin wij allemaal Europees burger zijn. Ik mag verder wijzen op artikel 1 van de Grondwet, waarin de dubbele nationaliteit van de Limburgers wordt geregeld; toen al, mijnheer Van Hattem. Ik wijs ook op artikel 5 van de Grondwet uit 1848, waarin voor het eerst werd gesproken over het begrip "Nederlander zijn". Van tevoren hadden wij dat nog niet en dat is toen bedacht. Het is een vrij modernistisch concept, de nationaliteit, maar als wij hier een symposium daarover houden, dan doe ik er graag aan mee, want er is veel over te zeggen; maar niet bij dit wetsvoorstel.

Wat betreft dit wetsvoorstel heb ik gezegd: dit is niet moeders mooiste. Ik denk dat dit is bevestigd, maar de eerlijkheid gebiedt ook om te zeggen dat initiatiefwetsvoorstellen vaak niet moeders mooiste zijn. Dat komt omdat daarin vaak een concreet probleem dat zich voordoet, wordt opgelost. Zoals de initiatiefnemer, de heer Sjoerdsma, heeft gezegd: we hebben gezocht en we vonden dit. Dit is een oplossing voor een concreet probleem, een concreet onrecht. Het is geen schoonheidswedstrijd als het om initiatiefwetsvoorstellen gaat.

De vraag is: is het middel passend voor het probleem? Alles afwegende, denk ik dat dit hier het geval is. Ik hoop nog steeds dat het wetsvoorstel niet in werking zal hoeven te treden, want niemand zit te wachten op lelijke wetsvoorstellen, behalve als ze lelijk onrecht tackelen. Dan is het goed. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het probleem schuurt met het gelijkheidsbeginsel. De heer Sjoerdsma zei dat het een unieke situatie is. Ik wil daar graag nog een keer met hem over praten, want bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werden in één keer miljoenen mensen wakker en dachten: hé, ik ben in één keer geen Rus meer, ze noemen me nu Let of Oekraïner. Dat is overigens een ander debat, maar dit is dus niet uniek. Het is een aantal jaren geleden gebeurd.

Voorzitter. Het is nu denk ik het allerbelangrijkste dat we het erover eens worden dat de formulering van artikel 4 vaag is, dat daar de beslissende rol voor de staatssecretaris is — dat staat in het wetsvoorstel — maar dat tegelijkertijd iedereen van mening is dat het wel zo moet zijn dat het parlement daar iets over te zeggen heeft. Als we die weg kiezen, als het parlement vindt dat er een situatie is van onvoldoende waarborging van burgerrechten, kan het parlement dat melden. Ik deel alles wat collega Van Rooijen zegt over de rol van deze Kamer, maar ik vind het uitstekend als dat in de Tweede Kamer plaatsvindt. En het zal daar ook plaatsvinden.

Wat collega Van der Burg hierover zei — het is een lerend proces — was perfect gezegd. Als de Tweede Kamer zegt dat ze het echt zo willen hebben, volgt de staatssecretaris dat natuurlijk. Niet omdat de staatssecretaris slaafs doet wat de Tweede Kamer wil, maar omdat dat de verhouding is tussen regering en parlement. Als we die niet goed bewaken, komen we in de problemen. Dat hebben we onlangs nog mogen zien. Ik denk dat dat belangrijk is. Als we het daarover eens zijn, maakt dat onderdeel uit van de wetsgeschiedenis en dan gaan er geen problemen ontstaan.

Ik hoop dat de staatssecretaris de wet nooit in werking hoeft te stellen, omdat de grondrechten van 100.000 mensen, Nederlanders die nu in Engeland wonen, niet geschaad gaan worden. Ik hoop dat werkelijk, maar onder de omstandigheden dat we daar niet zeker van zijn, zal mijn fractie steun aan dit wetsvoorstel geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Voor de Handelingen: u zei "vicevoorzitter van de Staten-Generaal". U bedoelde misschien de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Die is lid van de verenigde vergadering der Staten-Generaal. De ondervoorzitter van de verenigde vergadering der Staten-Generaal is de eerste ondervoorzitter van de Eerste Kamer, mevrouw Jopie Nooren, die bij mijn weten geen dubbel paspoort heeft. Als dat wel zo is, is dat een nieuwtje. Dan is dat meteen rechtgezet. Zo heel perfect was alles ook weer niet wat meneer Van der Burg zei.

De heer Van der Burg i (VVD):

Excuus, voorzitter.

De voorzitter:

En voor de helderheid: de tweede ondervoorzitter van de verenigde vergadering is de tweede ondervoorzitter van de Eerste Kamer, mevrouw Gerkens. Dan hebben we dat even rechtgezet.

Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

Initiatiefnemers en staatssecretaris, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik graag het woord aan de heer Sjoerdsma.