Plenair Klip-Martin bij voortzetting behandeling Aanvullingswet natuur Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 30 juni 2020 (2019/2020 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Klip-Martin i (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Vandaag bespreken we de laatste aanvullingswet op de Omgevingswet, de Aanvullingswet natuur. Van opgelucht ademhalen met betrekking tot de marathon voor het omgevingstraject is echter nog geen sprake. Ons wacht over een halfjaar of over een jaar — want, voorzitter, hoe lang gaat dat nog duren? — de bespreking van het koninklijk besluit, het KB, waarvan de feitelijke inwerkingtreding van de Omgevingswet afhankelijk is. We voeren de discussie daarover met de regering via een parallel spoor. Misschien is het ook goed om namens de VVD-fractie nogmaals op te merken dat wij ervan uitgaan dat het KB pas wordt voorgehangen als de wetgeving, het DSO en de partners er klaar of nagenoeg klaar voor zijn. Bij de vier aanvullingswetten op de Omgevingswet is het uitgangspunt dat de aanvullingen in principe beleidsneutraal verlopen, waarbij overigens wel degelijk ruimte bestaat voor beleidsvernieuwing, maar dat er sprake dient te zijn van een gelijkwaardig beschermingsniveau, ook als het gaat om de rechtsbescherming. De VVD ondersteunt deze uitgangspunten, zoals eerder uitgesproken, van harte.

De VVD-fractie vindt het, samen met de regering, van belang om door middel van de Omgevingswet een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving te bewerkstelligen in beleid, besluitvorming en regelgeving. Daar hoort natuur als onlosmakelijk en belangrijk onderdeel van de fysieke leefomgeving bij. Om die reden is de overheveling van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet logisch en gewenst. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State onderkent dit in haar advies.

De balans tussen beschermen en benutten dient ook hier scherp in de gaten gehouden te worden. De regering besteedt daar in de memorie van antwoord en in de nadere memorie van antwoord op verschillende punten en vanuit verschillende invalshoeken uitvoerig aandacht aan. Dank daarvoor aan de verantwoordelijke bewindslieden en de betrokken ambtenaren. Samengevat: de Aanvullingswet natuur leidt niet tot een vergroting van de bestuurlijke afwegingsruimte en ook de specifieke toetsingskaders voor te beschermen natuurwaarden worden niet gewijzigd. Wel wordt de intrinsieke waarde van natuur aan de doelbepaling van de Omgevingswet toegevoegd. Maar waar hebben we het over bij natuurwaarden? Ik citeer: It's not the strongest of the species that survives, not the most intelligent that survives, it's the one that's the most adaptable to change. Was getekend: Charles Darwin.

De Omgevingswet genereert een transitie op veel terreinen van het denken en doen in normen naar waarden. Maar wat zijn natuurwaarden? De eerste vraag is: wat is natuur? Kortgezegd is natuur de verzameling van de niet-levende en levende natuur. Daarom past natuur ook zo goed in de fysieke leefomgeving, zoals die is bedoeld in de Omgevingswet. Sterker nog: de niet-levende natuur schept condities die van invloed zijn op de kwaliteit, lees: waarde, van de natuur. Zo genereert voldoende schoon water in combinatie met een vruchtbare bodem een hogere natuurwaarde.

Natuurwaarde wordt in de literatuur ook wel geduid door de combinatie van drie kernbegrippen, namelijk uniciteit, zeldzaamheid en diversiteit. Uniciteit is de mate van voorkomen van een soort of populatie, afhankelijk van een gebiedstype, zeldzaamheid is de mate waarin het voorkomen van het aantal exemplaren binnen een populatie bedreigd wordt, en diversiteit is de mate waarin een hoeveelheid verschillende soorten voorkomen. De habitatrichtlijn in een notendop.

Natuurwaarde is dus in hoge mate afhankelijk van de niet-levende natuur. Naast voldoende schoon water, gezonde bodem en schone lucht heb je het over schuilplekken en verbindingen tussen leefgebieden. Het kan zo zijn dat de biodiversiteit heel hoog is, maar de natuurwaarde laag, omdat leefgebieden niet met elkaar verbonden zijn, of omdat een natuurgebied een te klein oppervlakte heeft voor een bepaalde soort. De VVD-fractie heeft in dit kader een enkele vraag over de mogelijke beleidsverbetering en beleidsvernieuwing die de aanvullingswetten in principe ook mogelijk kunnen maken. Wij zijn nieuwsgierig of de overheid die mogelijkheden ook benut heeft. De heer Recourt stipte dat ook aan. Zowel de stikstofperikelen, de groeiende aanwezigheid van exoten in onze leefomgeving en de noodzaak tot klimaatadaptieve ingrepen vragen — misschien moet ik zeggen: schreeuwen — om het robuuster en dus weerbaarder maken van onze natuurgebieden. Biedt de Aanvullingswet natuur voldoende ruimte voor de bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden, conform de geest van de Omgevingswet, door kansrijke combinaties te maken tussen stikstofaanpak, met de doelen van de NOVI, zoals de extra aanplant van bomen, en met de ruimtelijke adaptatie, noodzakelijk door de klimaatveranderingen en het bijbehorende gewijzigde weerbeeld? Zo luidt onze vraag. Ik verwijs daarbij graag naar het recente advies van het PBL, samen met de WUR, van vorige week en ook naar het rapport wat gisteren door de Rli is aangeboden aan de regering. Dus: waar is dit geborgd in de wet? Anders geformuleerd: waar zitten de haakjes?

Er is daarbij ook een relatie met de Brusselse doelstellingen. In haar brief van 19 februari 2020 over de voortgang van de stikstofproblematiek en maatregelen op het gebied van de natuur wordt door de minister van LNV onder meer gesproken over maatregelen op het gebied van natuurherstel en natuurverbetering, in relatie tot de eisen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze brief refereert aan het tweede PAS-noodpakket van november 2019, waarin een herijking van Natura 2000-gebieden en de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen is besproken. De genoemde brief spreekt over de noodzakelijke ruimte en flexibiliteit in de regels. Ik citeer: "Zo moeten we onder ogen durven zien dat er wellicht plekken zijn waar geen perspectief is op een duurzame instandhouding van een bepaalde habitat."

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Een hot item.

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Even mijn bril af, want anders zie ik u niet.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Precies. Ik ben benieuwd of de fractie van de VVD ook ideeën heeft die niet gaan over herijking van natuurgebieden, maar juist over toevoeging van natuurgebieden. Dus zijn er redenen om in het kader van natuurbescherming gebieden toe te wijzen aan de natuur, in plaats van alleen te praten over het verminderen van het aantal natuurgebieden?

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Ik heb dat niet opgenomen in mijn bijdrage, maar die zijn er zeker. Ik kom daar over anderhalf velletje geloof ik nog op terug, maar het gaat de VVD-fractie niet om het verminderen van Natura 2000-gebieden of natuurgebieden, het gaat ons wel om het zo positioneren van die natuurgebieden dat je zo effectief mogelijk je doelstellingen bereikt.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Maar aantal en omvang staan wat u betreft dus niet ter discussie. Alleen: ligt het op de juiste plek?

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Het is de VVD niet te doen om vermindering van natuurgebieden, nee, absoluut niet. Maar wel om de vraag of ze zo op de goede plek liggen dat je ook bereikt wat je je oorspronkelijk had voorgenomen. U weet dat ik in het dagelijks leven een andere pet op heb. Dit is eigenlijk dezelfde gedachtegang die je ten aanzien van de Kaderrichtlijn Water moet hebben: niet om de doelstellingen te verminderen, maar wel om te kijken of het ook effectief en haalbaar is wat je op elke plek doet.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, derde.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik zoek even naar de juiste formulering hiervoor. Om misverstanden te voorkomen: ik weet wat u in het dagelijks leven doet. Ik weet wat mevrouw Klip in het dagelijks leven doet. Ik blijf oefenen, voorzitter.

De voorzitter:

Het gaat heel goed!

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Maar ik moet heel eerlijk zeggen dat ik vanuit de VVD ook wel eens wat kort-door-de-bochtredenaties hoor op dit vlak. Maar als het gaat om de Eerste Kamerfractie van de VVD hoor ik hier klip-en-klaar dat het aantal natuurgebieden en de omvang en de kwaliteit ervan niet ter discussie staan, punt.

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Ik zou het niet beter kunnen formuleren.

In de nota naar aanleiding van het verslag noemt de minister meerdere bilaterale gesprekken met de Europese Commissie over de frictie tussen de weinig flexibele regelgeving met betrekking tot de Vogel- en Habitatrichtlijn en de natuurlijke dynamiek. In de nadere memorie van antwoord lezen we in antwoord 18 dat wijzigingen kunnen plaatsvinden binnen de daarvoor geldende Europese kaders. Hoognodig, lijkt dit de leden van de VVD-fractie. Zit er enig tempo in deze gesprekken, en in de mogelijkheden van een grotere flexibiliteit en toepassing van de regels?

Maar er zijn meer dilemma's, specifiek bij deze aanvullingswet, die immers het motorblok van Europese doelen en EU-rechtelijke regels voor Natura 2000-gebieden kent. Dan heb ik het natuurlijk over het dilemma tussen sectoraal en integraal en over het dilemma tussen centraal en decentraal. De Raad van State besteedt hier ook aandacht aan. Ook in de nadere memorie van antwoord en in de nota naar aanleiding van het verslag komt dit thema regelmatig terug, naar aanleiding van aanhoudende vragen van onze collega-fracties.

De breinbreker hierbij is het begrip "strategisch lokaliseren". Begrijpen wij goed dat je weliswaar een Natura 2000-gebied hebt aangewezen, maar dat daar nog niet de beschreven instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd kunnen en daarmee hoeven te worden, omdat dat ecologisch elders beter kan? En blijft dit betreffende Natura 2000-gebied, waarin dan voor een bepaalde activiteit een omgevingsvergunning wordt verleend, wel als zodanig in stand? Anders geformuleerd: zou je het betreffende Natura 2000-gebied dan niet van zijn Europese stempel moeten ontdoen? Ik voeg hier specifiek aan toe: niet om het aantal Natura 2000-gebieden te verminderen, maar om ze effectiever te positioneren. De heer Recourt refereerde daar ook aan.

Een belangrijke toevoeging ten opzichte van de Wet natuurbescherming is dat ook gemeenten verplicht zijn om in hun omgevingsvisie en in hun omgevingsplan natuur en landschap te betrekken, geheel passend binnen de filosofie van de Omgevingswet. Onze vraag luidt daarbij: zorgen de Aanvullingswet natuur en het daarbij behorende instrumentarium voor voldoende borging en voldoende duidelijkheid voor de doorwerking van nationale en internationale natuurafspraken op lagere schaalniveaus? Wij horen daar graag de bespiegeling van de minister over.

Voorzitter. De Wet natuurbescherming is wel omschreven als een gereedschapskist voor de provincies om natuurbeleid goed te kunnen uitoefenen. Zo is via regelgeving geprobeerd garanties te bieden voor natuurbehoud en natuurherstel. De Omgevingswet kent geen garanties vooraf, maar biedt wel de mogelijkheden om, mede op basis van participatie, de goede besluiten te nemen, waarbij een evenwicht tussen benutten en beschermen wordt bereikt. Sectorale garanties veranderen in integrale afwegingen. Handhaafbaarheid van dat evenwicht is zeker ook bij dit wetsvoorstel van groot belang. Vanzelfsprekend komt dat terug in de evaluatie, maar kan de minister toezeggen dat dit punt ook actief gemonitord zal worden?

Voorzitter. Niet alles kan overal. Dat is de titel van het op 8 juni gepresenteerde rapport van het Adviescollege Stikstofproblematiek onder leiding van de heer Remkes. Dit adviesrapport laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Volgens het adviescollege moet, naast een aantal andere aanbevelingen, de natuur flink op weg geholpen worden om te herstellen van de meest acute schade. De VVD-fractie gaat hier niet inhoudelijk in op het rapport en ook niet op de reactie van het kabinet. Dat is voor een debat over het aangekondigde wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering, nadat de Tweede Kamer zich daarover gebogen heeft.

De VVD is tevreden over de beantwoording van onze gezamenlijke commissievragen op 19 juni én tevreden over de haast die de regering maakt met het actualiseren van de natuurwetgeving, in aansluiting op het Aanvullingsspoor natuur.

Zoals altijd, voorzitter, zijn de leden van mijn fractie zeer geïnteresseerd in de reactie van de regering.

Mevrouw Moonen i (D66):

Mevrouw Klip geeft aan dat zij het belangrijk vindt dat de nationale belangen van natuur goed worden geborgd. Even later heeft zij het over de relatie tussen beschermen en benutten. Mijn vraag is: vindt mevrouw Klip het in alle gevallen belangrijk dat die nationale belangen ook daadwerkelijk geborgd zijn?

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

Ja.

Mevrouw Moonen (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Klip. Ik geef graag het woord aan de heer Rietkerk namens de fractie van het CDA.