Plenair Ester bij behandeling Derde incidentele suppletoire begroting SZW inzake noodpakket banen en economie 2.0



Verslag van de vergadering van 6 juli 2020 (2019/2020 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.29 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Met deze derde incidentele begroting maakt het kabinet vele miljarden vrij om het Noodpakket banen en economie tot en met september te verlengen. Het gaat om de NOW-regeling en de Tozo-regeling. Met deze verlenging geven we werkgevers, werknemers en zzp'ers ook de komende maanden een beetje lucht in deze barre sociaal-economische omstandigheden.

Mijn fractie is blij dat Nederland in de afgelopen jaren dusdanige buffers heeft aangelegd, dat we ons deze miljardeninjectie kunnen veroorloven. De Jozefeconomie, zo blijkt maar weer, is geen speeltje van zuinige economen van calvinistische snit — ik breid dat graag uit, meneer Kox, naar de economen van katholieken huize — maar een effectieve strategie om ons te wapenen tegen slechte tijden. Het aanleggen van solide buffers is geen financieel leerstuk van economische watjes, maar getuigt van realiteitszin en het leren van eerdere crises. Herkent de minister zich in deze vaststelling?

Het kabinet heeft de afgelopen maanden met een enorme bazooka van tientallen miljarden de noodsteun voor bedrijven en hun werknemers gelanceerd, voor baan- en inkomensbehoud, ook van zzp'ers. Mijn fractie schaart zich hier volmondig achter. Het ging en gaat immers om acute noodsituaties die slagvaardig ingrijpen vereisen. Het kabinet heeft alert en goed gereageerd. Onze complimenten daarvoor.

Maar er komt een moment waarop we de overstap moeten maken van generieke ondersteuningsmaatregelen naar individueel maatwerk. Nu redden we het nog met massale loonsteun, maar die kunnen we niet eindeloos verlengen. De zakken van het kabinet zijn weliswaar diep, maar niet onbeperkt. Noodsteun is bedoeld voor de korte termijn, maar is op deze schaal onhoudbaar op de wat langere termijn. De ChristenUniefractie wil de minister vragen wanneer deze overstap naar afbouw en maatwerk in zicht komt en welke randvoorwaarden daarbij volgens hem richtinggevend moeten zijn. Wat is zijn visie op deze kwestie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie pleit voor een tweesporenbeleid waarin algemene, betrekkelijk ongedifferentieerde tijdelijke steunmaatregelen vergezeld gaan van structurele hervorming van onze arbeidsmarkt. De minister acteert op vele borden en mijn fractie heeft behoefte aan een duiding van de onderlinge samenhang van het steunpakket banen en economie in relatie tot zijn hervormingsplannen. We denken daarbij vooral aan het advies van de commissie-Borstlap, maar ook aan het recente pensioenakkoord. Overigens nog mijn hartelijke felicitaties met het bereiken daarvan. En eerder waren er de Wet arbeidsmarkt in balans en de plannen rond zzp'ers.

Hoe verhoudt de aanpak voor de korte termijn, de ongerichte steunaanpak, zich tot de plannen voor een structurele reset van onze arbeidsmarkt, voor duurzaam herstel? Die arbeidsmarkt moet wat de ChristenUniefractie betreft inclusief zijn, kwetsbare groepen werknemers en werkzoekenden recht doen, zich geïnspireerd weten door het Rijnlandse sociale model, en duurzame arbeidsparticipatie bevorderen. Hoe ziet de minister deze dubbele opgaaf van incidentele noodsteun en structurele hervorming? Wat is zijn agenda en marsroute?

Ik wil een paar gedachten meegeven over de noodzaak en richting van deze structurele reset. De ChristenUniefractie maakt zich grote zorgen over de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen werknemers. Zij worden als eerste het slachtoffer van deze ingrijpende crisis. Zij lopen verhoogde risico's om hun baan te verliezen; hun baankansen staan op de tocht. De doorgeschoten flexibilisering van economie en arbeidsmarkt verzwakt de positie van flexwerkers, van jongeren, van mindergekwalificeerde zzp'ers, van arbeidsgehandicapten, van mensen met minder baankansen, van Wajongers, juist in een tijd dat allerlei beschermingsconstructies zwaar op de proef worden gesteld.

We hebben binnen de polder voor groepen kwetsbare werkzoekenden, zoals personen met een arbeidsbeperking, meerjarige afspraken gemaakt over het aantal nieuw te realiseren banen. Deze afspraken staan door de coronacrisis zwaar onder druk. Het ergste moet worden gevreesd. Ook de vorige crisis raakte mensen met een beperking volop. De vier koepelorganisaties die verenigd zijn in het netwerk Samen Werken voor Werk hebben hard aan de bel getrokken. Het is nog heel even het beleidsterrein van de staatssecretaris en ik spreek haar daarom nu graag aan. Kan zij aangeven hoe zij de actuele situatie beoordeelt en of zij aanscherping van het quotabeleid voor de groep arbeidsbeperkten overweegt, niet alleen in de marktsector maar ook in de nog steeds achterblijvende overheidssector, de publieke sector? Hoe voorkomen we een verdere marginalisering van deze groep? Hoe voorkomen we dat grote groepen mensen met een arbeidsbeperking op de reservebank terechtkomen? Wat betekent eigenlijk een inclusieve arbeidsmarkt in deze ongekende crisis? Mijn fractie waardeert een korte reflectie op deze fundamentele vragen.

Voorzitter. De beste bescherming van werknemers tegen een crisis is het op orde hebben van kerncompetenties en beroepsvaardigheden. Een beroepsbevolking die wendbaar en weerbaar is, is beter toegerust op het overleven van een crisis en om ontslagen op de arbeidsmarkt het hoofd te bieden. De opgaaf voor modern arbeidsmarktbeleid is een beroepsbevolking die getraind is in de juiste arbeidsmarktskills, die beschikt over relevante arbeidservaring en scholingsbereid is. Kortom, een beroepsbevolking die veerkrachtig is. Dat maakt dat we werkzoekenden en werknemers kunnen begeleiden, kunnen geleiden van krimp- naar groeisectoren en van overschot- naar tekortsectoren.

We moeten ervoor zorgen dat de ontwikkeling van werkzoekenden en schoolverlaters, maar ook van mensen met een baan, niet stilvalt in de crisis. Permanente ontwikkeling is het credo van activerend arbeidsmarktbeleid en "duurzame arbeidsparticipatie" is hier de sleutelterm. Dat gaat op voor alle geledingen van de arbeidsmarkt, van hoog naar laag en van laag naar hoog. En voor jongeren moet gelden dat leer-werkcombinaties tijdens de crisis hun band met de arbeidsmarkt in stand houden en afglijden voorkomen.

De titel van het wetsvoorstel spreekt van een noodpakket banen en een economie 2.0. De ChristenUniefractie onderstreept de doorontwikkeling naar een tweesporenbeleid. Onze analyse geeft aan dat het noodpakket nog te veel 1.0 en nog te weinig 2.0 is. Wij pleiten ervoor om die structurele component van het tweesporenbeleid meer naar voren te halen. De 50 miljoen — het kwam al een paar keer voorbij — die nu additioneel is voorzien voor onlinescholing en ontwikkeling steekt wel heel erg karig af bij de noodzaak van omvattend beleid rond duurzame inzetbaarheid en bijbehorende individuele leerbudgetten, zeker als het gaat om scholingsaanbod dat zich ook uitstrekt tot zzp'ers.

Dit bedrag, voorzitter, gaat het verschil niet maken. Ook de Tweede Kamer wees daarop. Bovendien is de handhaafbaarheid van de 5%-kortingsboete weinig imponerend. Is het niet mogelijk om in samenspraak met de polder de beschikbare O&O-fondsen versneld te ontsluiten om een paar stevige stappen in dit dossier te maken? Ziet de minister kans daartoe? Kan de SER hier wellicht een adviserende en bemiddelende rol spelen?

Voorzitter. Dit is niet het moment om extra geld te vragen. Mijn fractie begrijpt dat. Is de minister bereid om in de aanloop naar Prinsjesdag dit gedachtegoed rond een wend- en weerbare beroepsbevolking een extra impuls en misschien ook een herkenbare plek te geven in zijn arbeidsmarktbeleid 2.0? Of misschien moet ik zeggen "3.0". Kan hij dat mijn fractie toezeggen? Duurzame arbeidsparticipatie, een veerkrachtige beroepsbevolking en de competenties en vaardigheden die daarbij horen, zijn uiteindelijk de beste strijdmiddelen tegen een crisis op de arbeidsmarkt. Dat geldt voor werknemers, maar dat geldt ook voor zzp'ers.

De voorzitter:

Maakt u uw verhaal even af. Dan geef ik daarna het woord aan de heer Van Pareren.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. We moeten dit voortvarend en offensief aanpakken, zodat — en met die hoop sluit ik af — Nederland ditmaal echt sterker uit de crisis komt en beter is voorbereid op een volgende noodsituatie. De ChristenUniefractie wenst de beide bewindslieden alle succes in deze veeleisende en verwarrende tijden en we zien uit naar de antwoorden op onze vragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Pareren voor een korte aanvullende vraag.

De heer Van Pareren i (FvD):

Het is een hele korte vraag, voorzitter.

Het was een zeer wervend en mooi betoog. U begon ook heel mooi door aan te geven dat het goed is dat we geld gespaard hebben, zoiets als zuinigheid met vlijt. Betekent dat, nu we zo goed gespaard hebben, dat we volgens uw partij met de hele crisis kunnen dealen door het met een gesloten beurs te financieren?

De heer Ester (ChristenUnie):

Hoe dat precies zal gaan, weet ik ook niet. Ik prijs mij alleen gelukkig dat wij buffers hebben aangelegd, zodat we die noodpakketten kunnen financieren. Het gaat om enorm veel geld, u wees daar zelf ook op. We hebben dat geld nu, ik wil niet zeggen "op de plank liggen", maar er zijn mogelijkheden om dat goed te financieren. Maar dat kan ook maar beperkt; dat heb ik gezegd. Dat kun je één keer doen, dat kun je twee keer doen. Daar praten we nu over. Maar drie en vier keer, dat wordt echt heel moeilijk. Dan moeten we, en dat was de kern van mijn betoog, echt die structurele component naar voren halen om onze economie en onze arbeidsmarkt sterker te maken.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Rooijen voor een korte vraag.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

U noemde die 50 miljoen wat weinig, in de schriftelijke behandeling "schriel". Bent u bereid om het kabinet nu ook te vragen om meer geld, nú, en niet pas in het najaar, omdat de hele kwestie van omscholing en bijscholing zo urgent is dat 50 miljoen natuurlijk veel te weinig is?

De heer Ester (ChristenUnie):

50 miljoen is op zich te weinig, maar daar zit ook heel veel beleid omheen. De bewindslieden gaan straks ook zeggen wat ze additioneel allemaal in de beleidsportefeuille hebben om die duurzame inzetbaarheid te realiseren. Ik dacht dus in mijn kinderlijke onschuld: weet je wat ik doe? Ik vraag niet alleen om extra geld in aanloop naar Prinsjesdag, maar ook om intensivering van beleid. De beide bewindslieden lijken mij mens en mans en vrouws genoeg om daar straks een heel goed antwoord op te geven. Maar het punt blijft dat die 50 miljoen, als je het helemaal inperkt tot waar we het nu over hebben, heel karig is. Dat was, geloof ik, het woord dat ik gebruikte.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

We weten allemaal dat veel jonge mensen de komende tijd hun baan verliezen in sectoren die kansloos zijn. Zij zullen ook geen werk kunnen vinden in andere sectoren, omdat die ook niet om werk verlegen zitten, helaas. Voor hen is nu direct veel om- en bijscholen heel belangrijk. Iedere maand die we nu verliezen, zal betekenen dat wij in september, als de Tweede Kamer Prinsjesdag beoordeelt, moeten zeggen "we hebben drie maanden verloren; er zijn veel meer jonge mensen werkloos geworden en die scholing is niet van de grond gekomen". Er moet nu een grote klap vallen, anders is het te laat.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp heel goed wat u zegt. Die scholing is overigens een langeretermijnperspectief. Het is niet zo dat als je nu een jongere even twee weken naar een cursus stuurt, dat het dan gedaan is. Die kanttekening wil ik daar absoluut bij maken. Het gaat om een structurele, meerjarige, forse inzet om die duurzame inzetbaarheid — ook van jongeren, daar ging ik ook op in — aanzienlijk te verbeteren.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij hervatten dit debat later vanmiddag. Ik schors nu even, zodat de minister van Economische Zaken en Klimaat zijn positie kan innemen.