Verslag van de vergadering van 2 juni 2020 (2019/2020 nr. 29)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.48 uur
De heer Kox i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Mag ik de Kamer bedanken voor het mogen houden van deze interpellatie? En mag ik de minister bedanken voor haar bereidheid vandaag al aanwezig te zijn?
We hebben het inmiddels over een spoedeisende kwestie, het uitdrukkelijke verzoek van deze Kamer, op 21 april jongstleden gedaan aan de regering, om als noodmaatregel in coronatijd een tijdelijke huurstop mogelijk te maken in de sociale en de vrije sector. Uitvoering van deze motie zou direct gevolgen hebben voor het overgrote deel van de ruim 3 miljoen huurders in ons land aan wie per 1 juli een huurverhoging is aangezegd. Uitvoering van de motie betekent dat pakweg 400 miljoen — cijfers van de regering — komend jaar bij de huurders in de portemonnee blijft. Dat geeft hun enige lucht en helpt hen om deze onverwachte en ingrijpende crisis te doorstaan.
In al z'n eenvoud sluit uitvoering van deze motie heel goed aan bij de andere generieke noodmaatregelen van de regering. Voor die maatregelen bestaat brede instemming, ook in deze Kamer. De regering zegt ter beteugeling van deze crisis te doen wat nodig is, hoe afwijkend dat soms ook is van wat te doen gebruikelijk is. Dat is goed gezegd. Het mogelijk maken van een tijdelijke huurstop past daar prima bij. Het is een eenvoudige maatregel met directe werking, zonder bureaucratie en met overzienbare gevolgen.
Zo'n generieke regeling is te meer passend omdat een bovengemiddeld groot deel van de Nederlandse huurders in een beduidend slechtere financiële uitgangspositie verkeert dan de gemiddelde Nederlander in deze crisis. Voor het begin van de coronacrisis zat volgens het Nibud al een kwart van alle huurhuishoudens financieel klem. Inmiddels, zo zegt het Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector, zijn er al 360.000 corporatiehuurders wier inkomen onzeker is geworden nu de coronacrisis langere tijd voortduurt. Van de overige corporatiehuurders maakt een kwart zich nu al zorgen. Hoe langer de crisis duurt, hoe groter de kans dat ook hun inkomsten onzeker worden, aldus het kwaliteitscentrum. Ook een groot deel van de huurders in de vrije sector heeft het zwaar, betaalt volgens het Nibud vaak al een onevenredig groot deel van het inkomen aan huur en wordt door de komende huurverhoging nog zwaarder belast.
De aangenomen motie geeft hun allen een bescheiden, maar relevante bufferruimte. Hoewel de minister in april de motie ontraadde, zegde zij de Kamer toe na te gaan hoe de motie zou kunnen worden uitgevoerd. We zijn nu zes weken verder en nog slechts vier weken verwijderd van 1 juli. De minister heeft inmiddels twee lange brieven aan deze Kamer geschreven, maar ze heeft nog geen heldere invulling gegeven aan het dictum van de motie: als noodmaatregel een tijdelijke huurstop mogelijk maken voor de sociale en vrije sector. Vandaag hoop ik dat de minister in haar antwoorden op mijn interpellatievragen die helderheid wel zal geven. Die vragen heeft de minister, zoals u al zei, tijdig ontvangen, en de leden van de Kamer ook.
Daarbij hoeft de minister niet nog eens in te gaan op het al in vorige jaren overeengekomen maatwerk om huurders met grote financiële problemen bij te staan: prima zaak, vooral mee doorgaan, ze heeft groen licht. Maar deze Kamer was van dat staande beleid van specifieke maatregelen op de hoogte toen ze ja zei tegen het mogelijk maken van een tijdelijke huurstop als generieke maatregel.
Heel ingewikkeld is het allemaal niet, voorzitter. Deze Kamer wil dat zowel het specifieke beleid voor bepaalde huurders mogelijk blijft als dat een tijdelijke generieke maatregel voor alle huurders mogelijk wordt. Vandaar de eenvoudige vraag aan de minister: doet ze het of doet ze het niet, namelijk hetgeen de Kamer haar op 21 april uitdrukkelijk heeft verzocht? Ze zou daarmee niet alleen ons hier, maar vooral velen hierbuiten, met name de 3 miljoen huurhuishoudens, een serieus plezier doen. Voor hen helpen nu immers alle beetjes.
De minister hoeft niet te herhalen dat er schaduwkanten aan een generieke regeling zitten. Dat weten we. De argumenten daarover zijn op 21 april al uitgebreid gewisseld, waarna de Kamer haar besluit nam. De minister hoeft ook niet te verwijzen naar haar overleg met de Tweede Kamer. Dat volgen wij allemaal met grote interesse. De regering heeft een eigenstandige relatie met de Eerste Kamer. Op grond van het goede verkeer dat betaamt tussen regering en parlement is de regering in beginsel gehouden hier aangenomen moties uit te voeren. Er zijn twee uitzonderingen denkbaar op die regel. De regering wil wel uitvoeren, maar kan het niet of de regering kan wel uitvoeren, maar wil het niet. In het eerste geval past hier een feitelijke weging, in het tweede geval een politieke. Op beide uitzonderingen heeft de minister echter tot dusverre geen beroep gedaan. Het zou dus fijn zijn als de minister aan het einde van dit debat toezegt dat ze na heroverweging gehoor geeft aan het uitdrukkelijke verzoek van deze Kamer en dat ze daarom als noodmaatregel op enigerlei wijze een tijdelijke huurstop mogelijk maakt, zodat de huurverhoging per 1 juli geen doorgang hoeft te vinden.
Meneer de voorzitter, ik zie uit naar het antwoord van de minister op de door mij aan haar voorgelegde interpellatievragen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te antwoorden? Ja? Dan wachten we even op het katheder. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.