Plenair Rosenmöller bij Voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 27 oktober 2020 (2020/2021 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.53 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u hartelijk. Een woord van dank aan de minister-president. Zijn eerste termijn straalde ervaring en deskundigheid uit. Het is ook prettig om te zien en te horen dat hij publiekelijk uitkomt voor het feit dat zijn inzichten wijzigen in de loop van de tijd, als het gaat om de Europese Unie of om de waarde van de publieke sector. Meestal gebeurt dat bij ex-premiers, maar bij deze minister-president gebeurt het vlak voordat hij ex-premier wordt. Dat is toch allemaal interessant om mee te maken, zo op de late avond in de Eerste Kamer.

Ik wil u nog iets meegeven over de kerntaken van de overheid. Dat wordt ook een nieuw inzicht bij u; dat weet ik zeker. Over die kerntaken zei u: het gaat om veiligheid en het gaat om economie en banen. Daar wil ik niks aan afdoen, maar daarin mist één element. Dat is dat wij, met elkaar en ook als overheid, de dure plicht hebben om via duurzaamheid of rentmeesterschap de kwaliteit van de aarde waarop wij leven door te geven aan een volgende generatie. Dat is een kerntaak en ik vraag u of u die kerntaak deelt en of u die aan het rijtje van twee zou willen toevoegen.

In uw antwoord vond ik u op een enkel punt iets te makkelijk of te nonchalant. Dan ging het bijvoorbeeld om die 100 mensen van Moria, of bijvoorbeeld om de reactie op de heer Frentrop en om het respect — dat mag u natuurlijk uitspreken — voor het feit dat hij de grenzen wil sluiten zolang de woningnood nog bestaat. De heer Frentrop weet ook heel goed: dat duurt nog wel even. Dat vind ik dan allemaal een beetje aan de nonchalante kant. Dat vond ik ook bij het interruptiedebat dat wij hadden met betrekking tot jongeren. Ik hoop dat u daar nog op terugkomt en dan kijken we wel even hoe het debat op dat terrein verloopt. Want het bestrijden van kansenongelijkheid of het opnemen van kansengelijkheid als norm bij de overheid kan geen gratis bier zijn, zoals ik gezegd heb. Dat moet je dan ook in de praktijk, in moeilijke omstandigheden, waarmaken. Het hele vraagstuk van de ongelijke behandeling of de toenemende ongelijkheid dat door vele van uw adviseurs geschetst is, moet van een adequaat antwoord voorzien zijn. Dat kom ik in het kabinetsbeleid niet of onvoldoende tegen.

Voorzitter. Ik was blij met en eerlijk gezegd ook wel trots op de grote aandacht van deze Kamer voor het hele vraagstuk van vooroordelen, discriminatie en racisme op een veelheid van terreinen. Ik ben ook trots dat wij, van de VVD en GroenLinks, hier op dit moment in onze analyse hetzelfde denken. Het zou nog beter zijn als dat unaniem was, maar dat lijkt niet zo te zijn. Desalniettemin zou ik, namens een grote meerderheid hier in de Kamer vertegenwoordigd, de volgende motie willen indienen.

De voorzitter:

Door de leden Rosenmöller, Jorritsma-Lebbink, Bredenoord, Bikker, Vos, Knapen, Kox, Van Rooijen, Gerbrandy, Koffeman en Otten wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterend dat het verbod op discriminatie stevig is verankerd in de Grondwet en geconcretiseerd is in andere wetten;

constaterend dat blijkens diverse rapporten en publicaties discriminatie in Nederland blijft voorkomen, niet alleen tussen burgers onderling, maar ook bij overheidsdiensten en binnen sterk door de overheid gereguleerde sectoren en breder in de samenleving, en dat deze discriminatie soms een systemisch karakter heeft;

overwegend dat daarmee een kloof tussen de wet op papier en de wet in praktijk bestaat;

constaterende dat het tot de taak van de Eerste Kamer behoort om wetgeving te toetsen op overeenstemming met de Grondwet en andere wetgeving en op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid;

van mening dat de eerder genoemde kloof vraagt om een samenhangende analyse en beoordeling van de oorzaken en oplossingen en de mogelijke rol die het parlement daarin kan spelen;

spreekt uit dat het wenselijk is te verkennen hoe een parlementair onderzoek op grond van artikel 130 RvO van de Eerste Kamer der Staten-Generaal kan worden ingericht naar de oorzaken van het verschil tussen de wet op papier en de wet in praktijk en waarom antidiscriminatoire bepalingen in wetgeving niet voldoende effectief zijn;

besluit, conform het eerdere parlementair onderzoek, allereerst een tijdelijke bijzondere commissie met een beperkte voorbereidende taak en looptijd in te stellen op grond van artikel 34, tweede lid RvO, welke belast zal worden met de uitwerking van de vraagstelling, reikwijdte en modaliteiten van het bedoelde parlementair onderzoek, waarna de Kamer zal besluiten over het parlementair onderzoek zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (35570).

Ik moest nog wel even vragen of de indiening voldoende werd ondersteund, want door het nieuwe protocol kan ik de handtekeningen niet controleren. Dat is de reden dat ik het toch iedere keer vraag.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik ben toe aan een slotopmerking die refereert aan mijn eerste termijn. Het feit dat wij met een grote mate van gemeenschappelijkheid deze stap kunnen zetten, heeft wel een relatie met het onderdeel van mijn verhaal dat ging over de wenselijkheid en vooral de noodzaak om in een grote mate van gemeenschappelijkheid ons te zetten aan de grote vraagstukken van deze tijd. Ik zal ze nu niet meer noemen, dat heb ik in eerste termijn al gedaan. Mij is wel duidelijk geworden waar die fundamentelere scheidslijnen liggen. In dit debat is daar bij de interrupties een bevestiging van gekomen. De heer Frentrop en ik zijn het met elkaar fundamenteel oneens. Mevrouw Faber en ik zijn het met elkaar fundamenteel oneens. U slaat een andere richting op met het anti-Europese verhaal, met het klimaatverhaal en met het op slot zetten van Nederland. Dat verhaal staat in de richting en in de waarden die eronder liggen zo ver af van de grote meerderheid die ik hier zie, ondanks het feit dat die grote meerderheid onderling ook weer forse verschillen heeft. Dat is allemaal interessant, interessant voor de urgentie, interessant voor het tempo, maar veel minder interessant voor de richting. Uw richting is de onze niet. Dat is verder niet erg. Daar kunnen we het over hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rosenmöller.

De heer Frentrop i (FvD):

Ik had toch graag even een nadere specificatie willen vragen van waar nou precies dat verschil tussen ons is. Ik heb in mijn tweede termijn geprobeerd prioriteiten aan te geven. Ik heb niet dit óf dat gezegd. Ik heb alleen gezegd wat er eerst moet gebeuren. U heeft daaruit gededuceerd dat er een onoverbrugbaar verschil is tussen de manier waarop Forum voor Democratie denkt en de manier waarop alle andere partijen in deze Kamer denken. Ik zou toch willen vragen op welke feiten u dat baseert.

De voorzitter:

Kunt u dat bondig doen, meneer Rosenmöller?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, aan de hand van de drie vragen die u aan het kabinet gesteld heeft. Al die andere partijen zijn voor de oplossing van het klimaatprobleem en u vindt het in ieder geval tijdelijk, of misschien minder tijdelijk, weggegooid geld. Alle andere partijen, behalve u en de PVV, vinden niet dat je Nederland op slot moet doen en u vindt dat wel, al dan niet tijdelijk. Met betrekking tot de Europese Unie is een grote meerderheid van deze Kamer van mening dat de Europese Unie, zelfs met de nieuwe inzichten van de minister-president, meer is dan markt en munt, maar u vindt dat de gelden die het Nederlandse kabinet afgelopen zomer besteed heeft, weggegooid geld zijn. Dat is een andere richting, dat is een anti-Europese richting en de meeste zijn voor een pro-Europese oplossing.

De heer Frentrop (FvD):

Het begint mij een beetje duidelijk te worden. Maar het is laat op de avond, dus ik stel voor dat er we nog een keer apart over praten, want ik denk dat er misverstanden zijn.

De voorzitter:

Uitstekend. Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan geef ik het woord aan de heer Knapen namens de fractie van het CDA.