Verslag van de vergadering van 17 november 2020 (2020/2021 nr. 10)
Aanvang: 9.32 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen,
en de behandeling van:
-
-de nota over de toestand van 's Rijks financiën (35570).
De voorzitter:
Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen en de nota over de toestand van 's Rijks financiën, 35570.
Wellicht ten overvloede meld ik de leden dat de spreektijd zoals aangegeven inclusief die voor de tweede termijn is.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
De heer Frentrop heeft zojuist gemeld dat hij vertraagd is in verband met filevorming richting Den Haag. Derhalve geef ik als eerste het woord aan de heer Van Ballekom namens de fractie van de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. In de stellige wetenschap dat u en vele collega's, niet in de laatste plaats de leden van mijn fractie maar ook ikzelf, met weemoed terugdenken aan de degelijke, onderbouwde en gebalanceerde inbreng van oud-senator Roel Wever tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, moet u het dit jaar met mij doen. Het combineren van het Kamerlidmaatschap en het burgemeesterschap van Heerlen werd te gecompliceerd gevonden. Met respect voor ieders afwegingen, het is jammer voor hem, het is jammer voor ons, maar het is ook jammer voor de stad Heerlen. Ik doe mijn uiterste best om dit gemis zo goed mogelijk te compenseren.
Als debutant bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik natuurlijk met veel belangstelling de discussies aan de overkant gevolgd en de antwoorden op tal van vragen van de zijde van de regering tot mij laten doordringen. Het is in elk geval duidelijk dat je belezen moet zijn. Augustinus, Seneca, de Bijbelse Job en zelfs Von Clausewitz, ze passeren allemaal de revue.
Voorzitter. Die tak van sport ga ik niet beoefenen, want dan staan we hier morgenochtend nog. De coronacrisis laat diepe sporen na in alle geledingen van de samenleving en de persoonlijke drama's zijn het meest ingrijpend. Financieel zware tijden en economische turbulenties zijn daarmee niet te vergelijken. En toch moeten we het hebben over de financiën en de economie om te proberen het niet nog erger te maken dan het al is. De reden waarom ik direct na mijn studie ben gaan werken bij de Inspectie der Rijksfinanciën is niet alleen omdat ik het vak openbare financiën interessant vond, maar ook omdat mij dat werd aangeraden. Want, zo stelde mijn hoogleraar, ga je over geld, dan ga je over alles. En dat was ook mijn ervaring. Gevolg is wel dat je samen met je fractie tot een selectie van onderwerpen moet komen omdat je maar 24 minuten hebt.
Wij zijn gekomen tot de volgende selectie, zonder overigens afbreuk te willen doen aan de andere onderwerpen. Ik zal kort ingaan op het begrotingsbeleid, inclusief de zorg, het economische beleid en daarna nog enkele diverse onderwerpen aanstippen.
Allereerst het begrotingsbeleid. Mag ik u meenemen naar de vorige Algemene Financiële Beschouwingen? Via het doorvoeren van hervormingen en het handhaven van een rigoureuze begrotingsdiscipline als antwoord op de vorige crisis had Nederland robuuste reserves opgebouwd. Een begrotingsoverschot, een relatief lage staatsschuld, gecombineerd met een lage werkloosheid, en de hoogste bnp-groeicijfers in Europa. Nederland stond en staat overigens nog steeds in de top van alle lijstjes, en niet alleen de financiële. Niemand speculeerde over het einde van de vrijemarkteconomie. Dat is ook moeilijk, gezien de genoemde resultaten in een van de meest competitieve economieën van de wereld.
En nu zitten we middenin de coronacrisis. Ik lees dan tot mijn grote verbazing dat gepleit wordt dat het tijd is voor een fundamentele politieke, economische herijking van het maatschappelijk bestel: "Het streven naar de groei van het Nederlandse bnp is echt niet meer van deze tijd, minister." Hierbij past slechts een meewarig hoofdschudden. Alsof de vrijemarkteconomie het virus heeft geactiveerd. Alsof al die noodzakelijke uitgaven structureel op te brengen zijn bij een voortdurende krimp van het bnp.
Verbazing werd ook uitgesproken over het gemak waarmee deze regering nu de budgettaire teugels laat vieren, en zonder blikken of blozen een tekort presenteert van ruim 60 miljard euro en een negatief saldo van 5,5% in 2021. Is dit niet indirect een schuldbekentenis over het feit dat de reactie op de vorige crisis een verkeerde was, een beleid van kapotbezuinigen?
Nee, voorzitter. Ik mag hopen dat dit geen schuldbekentenis is. Ik denk dat zowel de reactie van deze regering als die van de vorige de juiste was. De beleidsmaatregelen verschillen natuurlijk, want deze crisis is van een totaal andere orde, en laten we hopen van een incidentele en exogene aard. Mij lijkt dat mag worden vastgesteld dat de fundamentals van de Nederlandse economie goed zijn.
Dat blijkt ook wel uit de cijfers van het derde kwartaal, vorige week uitgebracht door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De veerkracht van de Nederlandse economie heeft daarin gezorgd voor een groei van het bnp van 7,7%. Kortom, dat is goed nieuws in deze sombere tijden.
In deze context spijt het de VVD-fractie dat niet altijd duidelijk is welke uitgaven kunnen worden gekwalificeerd als gewone, reguliere uitgaven. De overzichtstabellen in de Miljoenennota lossen dat probleem niet op. Zelfs de Raad van State stelt dat via talloze suppletoire begrotingen het zicht is vertroebeld. Waarom spijt ons dat? Omdat dat de terugkeer naar de normaliteit helderder en inzichtelijker zou hebben gemaakt. Daar verlangt mijn partij naar: terug naar het reguliere begrotingsbeleid, met duidelijke uitgangspunten voor het begrotingssaldo en de schuld van 3% en 60%. Dat is niet omdat wij fetisjisten zijn, maar omdat de luxe van een regulier begrotingsbeleid impliciet betekent dat we de crisis onder de knie hebben, en dus weer robuuste reserves kunnen opbouwen voor de volgende tegenwind, die vast uit een geheel andere hoek komt dan deze en de vorige. En dat is omdat wij bij de VVD niet graag schulden bij een volgende generatie leggen, in de wetenschap dat schulden, met of zonder rente, altijd moeten worden terugbetaald.
Het is natuurlijk wat moeilijk om zo kort voor de verkiezingen de visie van de regering te vragen en te vragen inzicht te verschaffen in een duidelijk beleidskader voor de inkomsten en de uitgaven op middellange termijn. Maar dat daaraan gewerkt moet worden, is duidelijk. In dit verband zou ik de noodzaak willen noemen een duidelijk kader overeen te komen voor de ontwikkeling van de zorguitgaven in de toekomst. Het plafond voor de rijksbegroting en de sociale uitgaven is min of meer stabiel of beheersbaar. Echter, zonder beleidsmaatregelen stijgen de zorguitgaven volgens de Studiegroep Begrotingsruimte in de komende kabinetsperiode met naar verwachting 13 miljard euro. Alle reden om daaraan bijzondere aandacht te besteden. Dat is in lijn met de aanbeveling van de Raad van State. Ik meen ook te mogen vaststellen, de Miljoenennota lezend, dat deze zorgen door de regering worden gedeeld.
De vraag is of er al concreet wordt nagedacht over beleidsinitiatieven om hierop op termijn antwoord te geven. Wordt daarbij overwogen om de automatische stijging van de uitgaven vanwege kwaliteitsverbetering in de zorg te heroverwegen? Overigens is dit geen kritiek op de voorstellen die tot nu toe zijn gedaan. Daarmee bedoel ik dat de VVD de structurele verhoging van 1 miljard voor de sector in deze moeilijke tijden accepteert, en de ruim 2 miljard voor de zorgbonus verwelkomt, evenals de maatregelen die worden genomen om het werken in deze vitale sector aantrekkelijker te maken.
Nu het economische beleid, voorzitter. Laten we beginnen bij het Groeifonds. De doelstellingen van het fonds worden van harte door de VVD ondersteund. Het is goed om in de concurrentiekracht van Nederland te investeren via onderzoek, ontwikkeling, innovatie en verbetering van de infrastructuur, inclusief de digitale infrastructuur. Maar zou de regering nogmaals willen uitleggen waarom dat fonds niet verwerkt wordt in een departementale begroting? In antwoord op vragen stelt de regering dat gekozen is voor een aparte niet-departementale begroting omdat, wanneer het fonds via reguliere begrotingen zou lopen, de gelden voor andere doeleinden zouden kunnen worden ingezet. Met andere woorden: het is een soort zelfbescherming voor bewindspersonen met eurotekens in hun ogen en het beschermt de regering en de samenleving tevens tegen leden van het parlement die het in hun botte hersens halen een alternatieve besteding te suggereren. Ik hoop niet dat dat het enige argument is.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik wil terugkomen op het eerste blokje van de heer Van Ballekom, die uitgebreid heeft stilgestaan bij het begrotingsbeleid. Hij heeft gezegd dat de VVD het liefst ziet dat we snel teruggaan naar de normen van 3% en 60% staatsschuld. Daarmee verwijst hij ook naar het begrotingsbeleid van de afgelopen kabinetten. Hij spreekt uit dat het oplopen van het huidige begrotingstekort geen schuldbekentenis is ten aanzien van het eerdere begrotingsbeleid. Betekent dat dat de VVD-fractie erop inzet dat er volgend jaar of het jaar daarop grootschalig bezuinigd moet worden om aan die 3% te gaan voldoen of weer richting die 60% te gaan? Ik vraag me af wat dat concreet inhoudt. Bij de vorige crisis hebben we gezien dat opeenvolgende kabinetten, Rutte II bijvoorbeeld, heel snel gingen bezuinigen, wat volgens vele economen, bijvoorbeeld van de ING, heeft geleid tot honderdduizenden banen extra en een recessie die zich tot driemaal toe herhaalde. Is dat ook het recept waar de VVD-fractie nu op inzet?
De heer Van Ballekom (VVD):
Nee, zoals ik al gezegd heb, is deze crisis een totaal andere crisis dan de vorige. Het hervormingsbeleid van het vorige kabinet heeft er wel voor gezorgd dat Nederland een van de meest competitieve economieën is in de wereld, met de hoogste groeicijfers. Wat dat betreft kun je niet spreken van kapotbezuinigen. Ik denk dat de regering, zoals dat ook in de Miljoenennota vastligt, zeer prudent omgaat met de huidige crisis. We moeten kijken hoe zich dat ontwikkelt, want we zitten er nog middenin. Het zou te voorbarig zijn om in 2021 terug te keren naar het normale begrotingsbeleid, maar dat het een keer moet gebeuren, staat voor mij vast. Ik heb in mijn inbreng ook aangegeven dat we ons moeten voorbereiden op een volgende crisis. Dat zal dan geen coronacrisis of financiële crisis zijn, maar een andere crisis. Ik hoop dat we dan voldoende tijd hebben gehad om zo veel reserves op te bouwen, dat we ook die crisis makkelijk kunnen weerstaan.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik ben in ieder geval blij om te horen dat de VVD-fractie er nu niet voor pleit om volgend jaar of het jaar daarop terug te gaan naar de 3%. Maar ik probeer toch de aard van de analyse te begrijpen als de heer Van Ballekom zegt dat deze crisis een totaal andere crisis is dan de vorige. Dat is natuurlijk zo, want de oorzaken en de vorm ervan zijn anders, maar de overeenkomst is dat we toen te maken hadden met de diepste recessie sinds de jaren dertig en dat we daar nu opnieuw mee te maken hebben, alleen is de recessie nog dieper. Door de regering wordt gezegd dat bezuinigen nu en ook volgend jaar niet verstandig is, omdat je de economie dan wel degelijk kapotmaakt en omdat je dan het herstel in de weg zit. Destijds werd gezegd dat we ons moesten houden aan de begrotingsnormen van Brussel, dat we het huishoudboekje op orde moesten brengen en dat we terug moesten naar die 3% en daaronder. De VVD stond toen voor die analyse en de VVD staat daar nog steeds voor. Maar wat is dan het verschil? Waarom was bezuinigen op grote schaal, 50 miljard, toen wel verstandig en waarom is dat nu niet verstandig?
De heer Van Ballekom (VVD):
Tijdens de vorige crisis hadden we te maken met een Stabiliteits- en Groeipact met duidelijke regels. Ik heb altijd geleerd dat je regels moet naleven. Dat hebben we ook gedaan en dat heeft de Nederlandse economie geen windeieren gelegd. Op het ogenblik is vanuit Brussel gezegd dat het Stabiliteits- en Groeipact, het teruggaan naar een begrotingsoverschot en de 60% op een pragmatische manier geïnterpreteerd mogen worden om te kijken welk beleid het beste bij deze crisis past.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn tot slot. Een korte vraag, graag.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Omdat Brussel destijds zei "het mag niet en jullie moeten je aan de regels houden", ongeacht of die regels verstandig waren en of ze goed uitpakten — ik zei net al dat volgens onder anderen Nederlandse economen van de ING het honderdduizenden banen heeft gekost — was de VVD ervoor om wel te bezuinigen, ongeacht of het verstandig was of niet, maar nu het wel mag van Brussel, nu je je niet hoeft te houden aan de regels, zegt de VVD: dan houden we ons ook niet aan de regels. Daar komt het op neer.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Ballekom, en vervolgt u dan uw betoog.
De heer Van Ballekom (VVD):
Nee, dat is toch een misverstand en in zekere zin een verdraaiing van mijn woorden. Die 60% en die 3% zijn niet uit de blauwe hemel komen vallen. De VVD vindt dat nog steeds verstandige besluiten. Daar moet je naar streven. Maar in deze omstandigheden zijn er redenen om dat even niet te doen in 2021 en wellicht 2022. Maar laten we hopen dat het zo kort mogelijk mag duren. Dat wil niet zeggen dat we daarmee deze begrotingsankers permanent overboord willen zetten, absoluut niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Mag ik de leden eraan herinneren dat we vandaag echt korte vragen en ook korte antwoorden proberen na te streven? We hebben een lang debat voor de boeg, dus korte vragen en korte antwoorden; dat is de bedoeling. Anders zijn we de hele dag bezig om elkaar daaraan te herinneren en misschien is het het beste om dat nu even te doen. De heer Vendrik namens GroenLinks.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
De heer Van Ballekom zei zojuist: de regels zijn niet uit de blauwe lucht komen vallen. Dat is nou toeval, dat is namelijk wel het geval: in de jaren tachtig. Later is er een rationalisatie bij verzonnen over hoe die 3% en 60% zich tot elkaar verhouden, met een groeivoet van reëel 3%, een inflatie van 2% enzovoorts. Maar strikt genomen ligt er geen enkele economische onderbouwing achter de ratio van 60% als maatstaf voor een gezonde staatsschuld. Dat zeggen economen ook al jaren, dat weten we ook allang.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijn vraag is dus: nu de VVD opnieuw nadenkt over hoe zij tegen de wereld aankijkt — we hebben het VVD-verkiezingsprogramma gezien — hoort daar dan niet een frisse blik bij op wat nou eigenlijk gezonde financiën zijn en hoe je op een goede manier met de overheidsbegroting omgaat in het licht van bijvoorbeeld alle transities die we in de economie moeten gaan realiseren? Hoort daar niet ook een nieuw geluid bij?
De heer Van Ballekom (VVD):
Het beste geluid is het geluid van een fatsoenlijk begrotingsbeleid. Ik kan de heer Vendrik tot in detail uitleggen hoe die 3% en die 60% in het Verdrag van Maastricht terecht zijn gekomen, want ik was er zelf bij. Daarover wil ik nog weleens met hem van gedachten wisselen, dat is geen enkel probleem. Nogmaals, ik denk dat die 60% en die 3% inderdaad niet uit de lucht zijn komen vallen destijds en dat het een goed kader is voor het inrichten van je begrotingsbeleid. Als je zelf je niet aan de regels houdt, wat is dan je argument tegenover lidstaten die dat evenmin doen om te zeggen: u zou uw beleid moeten herinrichten? Wat zou ons verhaal moeten zijn richting Italië of Frankrijk, waar de hervormingsprogramma's nauwelijks van de grond komen? Als je zelf je regels niet handhaaft, denk ik dat je met veel minder gezag over zulk soort onderwerpen kunt spreken dan wanneer je dat wel doet.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Stel dat een Italiaan hier komt die tegen de heer Van Ballekom zegt: allemaal prima, die publieke schulden, maar zullen we het eens even hebben over de private schulden? Want dat was het probleem van de financiële crisis in 2008. Dat was geen publiekeschuldencrisis, maar een privateschuldencrisis. Die begon in Noord-Europa, bij onze banken. Dat was de lont in het kruitvat van toen en dat heeft een geweldige economische ravage veroorzaakt. Moeten we het perspectief niet veel breder trekken? Hoort dat ook niet bij het nieuwe geluid waar de VVD de kiezers nu mee benadert? Daar mag ik eerlijk gezegd op hopen.
De heer Van Ballekom (VVD):
Het nieuwe beleid van de VVD? Als u het programma leest, dan ziet u dat het een zeer pragmatisch en inhoudelijk prima programma is. Ik denk ook dat het de kiezers zal overtuigen, dus wat dat betreft zien we met veel vertrouwen 17 maart tegemoet. Ik denk dat er voldoende nieuwe elementen in zitten om op een fatsoenlijke manier het begrotingsbeleid in de toekomst in te richten voor de volgende kabinetsperiode.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Ballekom (VVD):
Zal ik niet even wachten, voorzitter, want de heer Crone ...
De voorzitter:
De heer Crone is geen woordvoerder, maar hij treedt nu in de plaats van mevrouw Sent, neem ik aan?
De heer Crone i (PvdA):
Ja, dank u wel, voorzitter, dat is omdat mevrouw Sent in de file staat. Wij zijn toch een fractie waarin we dezelfde opvattingen hebben.
U zei: we moeten die schuld ooit terugbetalen.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja.
De heer Crone (PvdA):
Dat is niet het geval. We moeten de schuld herfinancieren. Zolang Nederland een staatsschuld heeft onder het Europees gemiddelde, maar zelfs als het iets erboven zou zijn, is herfinanciering geen probleem en is het zelfs noodzakelijk omdat mensen het particuliere spaaroverschot ergens moeten kunnen beleggen, rechtstreeks persoonlijk of via pensioenfondsen. Dat is de ratio waarom economen ook zeggen, 94% in de enquêtes: doe het alsjeblieft niet, nu snel bezuinigen en snel schuld aflossen. De vraag is of u snelt wilt bezuinigen of dat u wilt herfinancieren.
De heer Van Ballekom (VVD):
Zoals gezegd: in de Miljoenennota staat dat we niet snel willen bezuinigen. Ik denk dat de VVD-fractie daarin meegaat, maar herfinancieren is natuurlijk geen enkel probleem, als de schuld 0% is of minder dan 0%. Maar het is natuurlijk wel een probleem als de rente gaat oplopen. Ik hoop dat de rente enigszins gaat oplopen, want dat betekent dat meer geïnvesteerd wordt en dat er een krapte is aan gelden zodat de economie zich via investeringen uit de crisis kan investeren.
De heer Crone (PvdA):
Dat is echt een omkering van alle waarden als de VVD nu zegt dat de rente omhoog moet omdat er dan meer geïnvesteerd wordt. Meestal wordt er minder geïnvesteerd als ondernemers een hogere rente moeten betalen. Maar het kernpunt blijft — ik zit op dat punt heel erg op één lijn met de minister van Financiën — dat we makkelijk kunnen herfinancieren. Als je te snel gaat bezuinigen of lasten gaat verzwaren draai je de economie de nek om. Dat moet dus niet gebeuren. De norm van 60%, zoals net is gezegd, is een toevalstreffer geweest bij de toenmalige groei- en inflatieverwachtingen. Als we nu andere groei- en inflatieverwachtingen hebben en ook nog andere spaaroverschotten, moeten we een andere norm hebben. Dat zeg ik niet politiek, maar puur economisch. Dus laat de politiek los en wees een verstandig econoom.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, natuurlijk. Als, als, als ... en dan moet er misschien een ander beleid komen, maar daar heb ik het nu even niet over. Ik heb het erover dat wanneer we op een gegeven moment in 2021 en in 2022 de crisis overwonnen hebben, we er verstandig aan doen om nu reserves op te bouwen om een volgende crisis te weerstaan. Als de regering daar anders over denkt, hoor ik dat graag van de minister van Financiën.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik moet toch wel de vorige sprekers bijvallen, want de rigide 60%-norm waar de VVD nu in één keer over begint, slaat inderdaad economisch gezien helemaal nergens op. Daarin moet ik de heer Crone en anderen gelijk geven. Als het geld gratis is, moet je juist geld gaan lenen en niet gaan terugbetalen, zoals de afgelopen jaren is gebeurd. Nu wordt er natuurlijk wel meer geleend door de coronacrisis, maar er is geen enkel land in de eurozone dat zich aan die 60% heeft gehouden, behalve Nederland.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat is helemaal niet waar.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dus er zijn maar heel weinig landen die daaronder komen. Dat is helemaal niet relevant.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Otten?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Waarom houdt de VVD ... Ik moest bijna lachen, meneer Van Ballekom, toen u zei dat we het goede voorbeeld moeten geven voor Zuid-Europa. Nou, dat blijkt heel duidelijk niet. Waarom houdt u zo vast aan dergelijke rigide eisen waar niemand anders verder boodschap aan heeft?
De heer Van Ballekom (VVD):
Het is niet rigide en ik ben het ook niet met de heer Otten eens dat Nederland het enige land is dat aan de verplichtingen voldoet. Je ziet het in Duitsland en Ierland, die een enorme crisis hebben overwonnen en zich ook naar de regels gedragen hebben. Ook daar is de economische groei gemiddeld hoger dan elders in Europa. Ik denk dus niet dat dit rigide is. Dat is gewoon fatsoenlijk beleid waarmee je een samenleving kunt beschermen wanneer er op een gegeven moment tegenwind komt.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik weet niet waar u die enorme groei in Nederland vandaan haalt, maar wij hebben natuurlijk na de vorige crisis een enorme dubbele dip gehad. We zijn pas een aantal jaren geleden weer op het niveau van 2008 uitgekomen. Dat wil niet zeggen dat ander beleid niet beter was geweest. Maar ik wil nog even een andere vraag stellen aan de heer Van Ballekom. Hij had het net over investeren en zei dat je meer gaat investeren als de rente omhooggaat. Daar werden al wat opmerkingen over gemaakt. Ik weet niet of het zo is. Ik denk het niet, maar de investeringen gaan vooral omhoog als ondernemers de vraag zien toenemen. Dat is nu natuurlijk helemaal niet het geval in de huidige crisis, want in heel veel sectoren is er een enorme vraaguitval. Zou het dan niet veel beter zijn om in plaats van op een rigide schuldquote te fixeren, te zorgen voor lastenverlichting, zodat de vraag toeneemt, op die manier de investeringen omhooggaan en misschien de door de heer Van Ballekom gewenste rentestijging er komt?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik wil eerst nog terugkomen op de eerste opmerking van de heer Otten dat het niet het geval is dat de Nederlandse economie voor de coronacrisis niet tot de meest competitieve behoort. Dat was wel zo. Ik kan de heer Otten lijstjes overhandigen waarin staat dat de groeipercentages van de Nederlandse economie groter en hoger zijn dan van andere lidstaten. Het is ook niet rigide wat we op het ogenblik doen. We zijn redelijk flexibel om deze crisis te overwinnen. Ik heb ook gezegd in mijn interventie ... U vindt u e-mails interessanter dan mijn antwoord?
De voorzitter:
Nee, nee, nee, wacht even. Bent u klaar met uw antwoord, meneer Van Ballekom?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, ik ben klaar met mijn antwoord.
De voorzitter:
Dan meneer Otten, de derde, gaat uw gang.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik was niet mijn e-mails aan het checken, voorzitter. Ik had nog een derde vraag, over het Groeifonds, waar de heer Van Ballekom net over begon. Ik was even de notulen van de Algemene Politieke Beschouwingen aan het checken, waar mevrouw Jorritsma over dit onderwerp sprak. Ik hoorde u net zeggen "waarom kan dat niet via de begrotingen, waarom moet dat via een commissie?". Dat ben ik helemaal met u eens. Dat heb ik ook gezegd, tegen mevrouw Jorritsma: wat is dit voor opstelling, van "bind me vast, ik kan het zelf niet"? Mevrouw Jorritsma zei toen: "Je moet goede criteria vaststellen…"
De voorzitter:
Spannend.
De heer Otten (Fractie-Otten):
"… en daar moeten de Eerste en Tweede Kamer met 75 Eerste Kamerleden en 150 Tweede Kamerleden zich maar niet te veel mee bemoeien." Hoe verhoudt die uitspraak van mevrouw Jorritsma tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen zich tot uw standpunt, waar ik meer logica in zie, dat je dat gewoon via de begroting moet doen, met democratische zeggenschap van het parlement? Daar ben ik in geïnteresseerd.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Ballekom, daarna de heer Van Strien en dan gaan we u eerst uw verhaal laten afmaken. Gaat uw gang.
De heer Van Ballekom (VVD):
Voorzitter. Als de heer Otten het geduld had gehad om mij mijn verhaal te laten afmaken, was ik automatisch bij mevrouw Jorritsma terechtgekomen en had ik het in perspectief geplaatst.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we u eerst dat verhaal laten afmaken, want dan horen we dat.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dan mag de heer Otten daarna de vragen stellen die hij wilde stellen.
De voorzitter:
Ja, als er tijd is mag dat zeker. De heer Van Strien.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik begrijp de zorgen van de heer Van Ballekom over het enorme financieringstekort dat we nu hebben en hoe we dat in de toekomst gaan oplossen. Ik begrijp die zorgen eigenlijk alleen als je praat over het land Nederland met een eigen munt. Maar dat is niet geval. Voorlopig zitten we nog steeds in die euro. Binnen de euro worden tekorten al jaren gefinancierd met de geldpers in Frankfurt. Dan gaat uw verhaal helemaal niet op. Of moet ik constateren dat de heer Van Ballekom ergens in zijn achterhoofd al heeft gekozen voor het uittreden uit die EU?
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat zou het laatste moeten zijn, meneer Van Strien, wat wij moeten nastreven. Ik denk dat de eurozone voor Nederland een goede manier is om in gezamenlijkheid — maar dan ook gezamenlijk regels naleven die we met elkaar afgesproken hebben — de crisis te kunnen overwinnen.
De heer Van Strien (PVV):
Dat zijn mooie woorden, maar het kan toch niet zo zijn dat de heer Van Ballekom ernaar streeft dat wij hier straks de problemen gaan zitten oplossen met die enorme schuldenberg, terwijl ze in Zuid-Europa gewoon doorgaan met het maken van die schulden en gewoon gefinancierd worden met de geldpers in Frankfurt? Dat kan toch zo niet zijn?
De heer Van Ballekom (VVD):
Nee, vandaar ook dat ik bij de Europese Beschouwingen zo de nadruk heb gelegd op de hervormingen die lidstaten moeten overeenkomen voordat ze van het herstelfonds gebruik kunnen maken. Want de enige weg naar voren is via hervormingen in de economie. Dat heeft de vorige regering aangetoond. Ik had gehoopt dat elke lidstaat daar akte van genomen zou hebben en had gezegd: goh, dat bezuinigingen heeft toch een doel, kijk eens wat Nederland heeft gepresteerd. Dat zou een voorbeeld kunnen zijn voor andere lidstaten. Jammer genoeg is dat niet zo, maar bij de overeenkomst in juli bij de Europese Raad is er wel degelijk een directe band gelegd tussen hervormingen en het herstelfonds.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Meneer Van Strien, tot slot.
De heer Van Strien (PVV):
Eén vraagje nog aan de heer Van Ballekom: gelooft hij daar zelf aan, dat de zuidelijke lidstaten zich nu gaan houden aan de hervormingen?
De voorzitter:
Meneer Van Ballekom, en vervolgt u dan uw betoog.
De heer Van Ballekom (VVD):
Het is misschien naïef, voorzitter, zeker wanneer je 64 bent, maar ik mag het hopen van wel. En ik mag hopen dat we de andere lidstaten kunnen overtuigen dat je alleen met hervormingen de economische groei terugkrijgt.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat wij de heer Van Ballekom zijn betoog eerst laten afmaken.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, want anders kom ik niet bij het antwoord dat ik de heer Otten nog schuldig ben.
In antwoord op vragen stelt de regering dat gekozen is voor een aparte, niet-departementale begroting. Kan de regering ook aangeven waarom gekozen is voor een zogenaamde onafhankelijke commissie ter beoordeling van de projecten? Er zijn in mijn beleving voldoende instanties die potentiële projecten kunnen beoordelen op hun financiële haalbaarheid. Als die projecten niet door een dergelijke test komen, rest een politieke appreciatie door de regering en uiteindelijk een besluit, te nemen door het parlement. Dat geldt overigens ook voor de projecten die wél door een dergelijke screening komen. Maar daarover verwacht ik weinig of minder verhitte discussies. Kan de regering aangeven waarom niet voor deze koninklijke weg is gekozen en hoe, in de visie van de regering, het parlement bij de uiteindelijke bestemming van de gelden betrokken wordt?
Ik heb gelezen dat het parlement betrokken wordt bij de verdeling tussen de pijlers waarvoor voorafgaande toestemming wordt verleend. Blijft het daarbij, vraag ik mij af. Het is toch moeilijk voor te stellen dat wanneer de commissie uiteindelijk tot het oordeel komt dat de Lelylijn moet worden aangelegd, om maar eens een voorbeeld te noemen, het parlement het nakijken heeft. Dit alles neemt niet weg dat het gezamenlijke doel moet zijn, zoals ook mijn fractievoorzitter tijdens de Politieke Beschouwingen heeft gezegd, dat het proces zo veel mogelijk van emoties moet worden ontdaan en dat de potentiële investeringen zo rationeel mogelijk moeten worden benaderd.
Een tweede aandachtspunt. Onder het economische beleid valt de Baangerelateerde Investeringskorting, de BIK. Hierop zal onze fractie uitgebreid ingaan bij de wijziging van enkele belastingwetten in de context van het Belastingplan 2021. Maar ik kan u wel verklappen dat de grondhouding van mijn fractie en van collega Paulien Geerlink, die hierover het debat zal voeren, positief is. Dit ook omdat het instrument voor een belangrijk deel het mkb bedient. In discussies hierover komt regelmatig de term terug dat het een cadeautje zou zijn voor het bedrijfsleven, een alternatief voor het uitblijven van de afschaffing van de dividendbelasting. Ik erger me daaraan. Laten we inhoudelijk spreken over het voorgestelde instrument en wanneer dit direct of indirect kan zorgen voor meer banen en meer innovatie, dan spreekt mijn fractie niet over een cadeautje aan het bedrijfsleven, maar over een cadeautje aan de Nederlandse economie en het herstelbeleid in Nederland.
Het is een instrument dat hard nodig is als we moeten constateren dat de bedrijfsinvesteringen met 9% teruglopen in 2020 en naar verwachting met 7% in 2021. Natuurlijk heb ik de bevindingen van het Centraal Planbureau tot mij genomen. Een belangrijke constatering is dat er veeleer sprake zou zijn van een verschuiving van voorgenomen investeringen. Ze worden naar voren gehaald en nu gedaan in 2021 en 2022. Daarmee heb ik geen enkele moeite, omdat de belangrijkste economische coronaklappen in deze jaren moeten worden opgevangen, is de verwachting.
Een ander punt van kritiek is dat het investeringen kan betreffen die een arbeidsplaats overbodig maken. Ook daarvan ben ik weinig onder de indruk. Het stimuleert de bedrijfsinnovaties en zonder in te zetten op innovatie zullen we het nooit redden. Maar het is misschien wel toepasselijk om de regering te vragen om een reactie op dit instrument.
Voor het herstelbeleid is overigens meer nodig dan een investeringsfonds, namelijk het verbeteren van het investeringsklimaat. Kan de regering daarop wat dieper ingaan en daarbij aangeven of er nog initiatieven zijn te verwachten ter vermindering van, bijvoorbeeld, de administratievelastendruk?
Wat de VVD in geen geval verstaat onder een verbetering van het investeringsklimaat is dat beursgenoteerde multinationals bij de grens worden opgewacht om een finale klap te incasseren. Het met terugwerkende kracht invoeren van een exitbelasting is een flagrante schending van de rechtszekerheid. Het is een initiatief dat jarenlang juridische strijd oplevert en niet alleen met de bedrijven in kwestie, maar met andere partijen eveneens. Én het is een initiatief dat het imago van Nederland als aantrekkelijk investeringsland aan gruzelementen slaat. De weg die de regering bewandelt, is veel prudenter en wordt door de VVD verwelkomd.
Hierbij wil ik wijzen op het gegeven dat in de afgelopen jaren de lasten op de bedrijven al met 5 miljard zijn toegenomen, terwijl die op de particuliere inkomens dienovereenkomstig zijn afgenomen. Aanvullend: er komt een ondergrens voor de vennootschapsbelasting om de verliesverrekening af te romen. Dat is een extra lastenverzwaring van 700 miljoen. Een verdere verhoging van de lasten voor het bedrijfsleven van meer dan 4 miljard via een verhoging van de vennootschapsbelasting naar 30%, bovenop de kosten die gepaard gaan met een eventuele invoering van de CO2-belasting, lijkt de VVD dan ook niet de juiste weg.
Voorzitter. Nu we het toch over het grootbedrijf hebben, of de beursgenoteerde bedrijven, zou ik de regering op het hart willen drukken om het belang van deze sector niet te onderschatten. Die is essentieel voor de werkgelegenheid en de innovatiekracht van Nederland. Hij stimuleert het midden- en kleinbedrijf ook in deze richting. Kijk maar eens wat er gebeurt bij Brainport Eindhoven en bij Chemelot in Geleen. Dat is een perfecte samenwerking tussen het kleinbedrijf en het grootbedrijf. Het voortdurend fulmineren tegen het grootbedrijf als een van de uitwassen van het vermaledijde kapitalisme komt Nederland uiteindelijk duur te staan. Voor alle duidelijkheid: de hardwerkende Nederlander en de belastingbetaler draaien op voor deze schade. Vandaar dat ik met verbazing heb gelezen dat sommige partijen ertoe oproepen te investeren in mensen, en niet in multinationals. Alsof we met een tegenstelling te maken hebben.
In de derde plaats het Solvabiliteitsfonds. De VVD complimenteert de particuliere sector met het initiatief om te zoeken naar tijdelijke, op maat gesneden maatregelen voor het crisisbeleid ter ondersteuning van bedrijven, en daarmee ook de economie. Het is goed dat de regering zulk soort initiatieven ondersteunt en hiervoor op voorhand 300 miljoen euro reserveert. Dat past in het pallet van de vele maatregelen die dit jaar zijn afgekondigd en in werking zijn getreden. Ik neem aan dat we over dat fonds in een later stadium meer in detail zullen spreken.
Tot zover het economische beleid, voorzitter. Staat u mij toe nog enige specifieke onderwerpen te noemen.
Enkele woorden over de koopkracht. Dat is altijd een zeer ongewisse discussie. Alle goede bedoelingen ten spijt gaat het daarbij altijd over gemiddelden waaraan niemand voldoet. Zeker in deze tijd is het alle hens aan dek om bij de mensen zo veel mogelijk zorgen weg te nemen. De richting waarvoor gekozen is, is volgens de VVD de juiste. Onder de voorspelbare omstandigheden, afgezien van de mogelijke effecten van de coronagolf, zouden de middeninkomens sterker stijgen dan de hoge inkomens. Het stoppen van de verdere erosie van de inkomenspositie van deze groep is een goede zaak.
Voorzitter. Voorts heb ik mijn bedenkingen bij voorstellen die zijn gedaan — gelukkig niet door deze regering — over verhoging van de inkomstenbelasting naar 60% voor inkomens boven de €150.000 en over de forfaitaire verhoging van belasting op vermogens van pakweg €100.000, zonder daarbij rekening te houden met de werkelijk gemaakte rendementen. Mijn collega Paulien Geerdink zal aan dit laatste punt zeker aandacht besteden bij de bespreking van het belastingpakket.
Voorzitter. Terecht vestigen de Studiegroep Begrotingsruimte en de Raad van State de aandacht op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
De voorzitter:
Een ogenblikje, meneer Van Rooijen. Ik had voorgesteld om de heer Van Ballekom zijn verhaal te laten afmaken, maar dat was denk ik voordat u binnenkwam. We hebben al vijftien vragen gehad. We kijken daarna even of er interrupties zijn. Is dat akkoord?
De heer Van Ballekom (VVD):
Er is sprake van een houdbaarheidstekort. Dat tekort loopt op. Vandaar dat het ons in deze onzekere omstandigheden logisch lijkt om zo terughoudend mogelijk te zijn met structurele uitgavenverhogingen. De vraag is wat de visie van de regering hierop is. Worden deze adviezen van de studiegroep en de Raad van State bekrachtigd?
Voorzitter. Nu kom ik op een ander, laatste onderwerp. Dat zijn de gemeentefinanciën.
De voorzitter:
Als u uw verhaal kort afmaakt, kijken we daarna welke interrupties er zijn.
De heer Van Ballekom (VVD):
Voorzitter, ten slotte. Als we het over de overheidsfinanciën in z'n algemeenheid hebben, mag een korte reflectie op de gemeentefinanciën niet achterwege blijven. De filosofie dat het beleid zo dicht mogelijk bij de burger moet worden vormgegeven en geëffectueerd, houdt in dat de rijksoverheid dat ook moet faciliteren. Het is in de visie van de VVD dan ook goed dat de gemeenten met 1,5 miljard deels worden gecompenseerd voor noodzakelijk te nemen coronamaatregelen om de gederfde inkomsten mee op te vangen. Ook steunt de VVD het tijdelijk laten vervallen van de opschalingskorting voor gemeenten, zoals voorgesteld voor de jaren 2021 en 2022.
Voor de komende regeerperiode kan het volgens ons geen kwaad om nog eens fundamenteel te kijken naar de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de lagere overheden. Mijn vraag is of er al contouren in deze richting worden geschetst.
Voorzitter. Wij zien met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen door de regering.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
De heer Van Ballekom sprak over koopkracht. Die is heel belangrijk, ook voor de middeninkomens. Dat vinden wij ook. Wat vindt u ervan dat voor 3 miljoen gepensioneerden de pensioenen volgend jaar niet worden verhoogd, net als in de afgelopen tien jaar? En wat vindt u ervan dat bij ABP en Pensioenfonds Zorg en Welzijn, dus voor zorgmedewerkers die met pensioen zijn, de pensioenen waarschijnlijk — maar dat weten we pas op oudejaarsavond — met 5% worden gekort, of anders in de komende jaren met 5% tot 10% vanwege het nieuwe stelsel?
De heer Van Ballekom (VVD):
Zoals de heer Van Rooijen al aangeeft, weten we dat pas aan het eind van het jaar. Ik weet niet of het 5% zal zijn. Als dat op een gegeven moment gerealiseerd wordt, laten we er dan over spreken. Laten we niet spreken over dingen die mogelijk zullen gaan gebeuren.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar we spreken er uiteraard vandaag over, en bij het Belastingplan. Bent u bereid om, gegeven het feit dat de arbeidskorting volgend jaar met honderden euro's omhooggaat, de ouderenkorting niet met enkele tientjes maar met veel meer te verhogen, om de koopkracht voor de ouderen volgend jaar te verbeteren? Wat u zei over de dagkoers op 31 december is waar, maar het ziet ernaar uit dat de grootste twee pensioenfondsen zullen moeten korten, wat het percentage ook zal zijn. Vindt u dat uit te leggen? Vandaag werd bekend dat Pensioenfonds Zorg en Welzijn de laatste tien jaar gemiddeld 8% rendement heeft gemaakt. Juist dat zorgpensioenfonds voor de gepensioneerde zorgmedewerkers moet dadelijk gaan korten.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat is een van de redenen dat ik zo'n groot voorstander ben van het gesloten pensioenakkoord. Daarin wordt op een heel andere manier gerekend. Ik neem aan dat de regering op deze vraag een goed antwoord weet. Mocht dat niet zo zijn, dan kunnen we hier in tweede termijn op terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Rooijen, tot slot.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het pensioenakkoord gaat pas over zeven jaar in. Dat betekent dat de gepensioneerden in de komende zeven jaar geen indexatie krijgen en dat zij 10% of 15% korting voor de kiezen krijgen als de rekenrente zo laag blijft. Wat wilt u nu doen? De verkiezingen komen eraan. 3 miljoen gepensioneerden en 6 miljoen mensen van boven de 50 hebben geen uitzicht op een fatsoenlijk pensioen. Wat gaat u daaraan doen?
De heer Van Ballekom (VVD):
Zoals al gezegd, moet ik met de heer Van Rooijen nog zien of de pensioenen van het ABP met 5% gekort worden.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ook inzake fiscale politiek ben ik nieuwsgierig naar het nieuwe verhaal van de VVD. Dat lukte net volgens mij nog niet helemaal. Ik heb dus nog even een vraag daarover als het gaat over het grootbedrijf. Is de heer Van Ballekom het eens met velen, zoals ook deze staatssecretaris van Financiën, dat een bedrijf gewoon netjes zijn belasting moet betalen in het land waarin het onderneemt? Is dat ook voor de VVD het uitgangspunt?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, natuurlijk moeten ze dat doen. Daar kunnen we de wetgeving op aanpassen. Dat gebeurt overigens ook al. We kunnen er met elkaar van gedachten over wisselen of dat in voldoende mate gebeurt. Zoals ik al gezegd heb, heeft al een verschuiving plaatsgevonden van de particuliere inkomens naar de bedrijfsinkomens. De particuliere inkomens hebben 5 miljard lasten minder en de bedrijfswinst 5 miljard meer. Als we op die weg doorgaan, denk ik dat we een ander evenwicht zullen krijgen. Bovendien kunnen we de wetgeving aanpassen. Iedereen moet hier in Nederland fatsoenlijk zijn belasting betalen. Niet alleen ambtenaren, werkgevers en werknemers, maar ook grootbedrijven.
De voorzitter:
De heer Vendrik, tot slot.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Dat is goed om te horen, want zojuist suggereerde de heer Van Ballekom iets anders, namelijk dat we, omdat het grootbedrijf zo belangrijk is, moeten doorgaan met wat we decennialang in Nederland hebben gedaan: het faciliteren van belastingontwijking. Dat is natuurlijk volstrekt uit de hand gelopen. De OESO heeft tien jaar geleden ingegrepen. Deze staatssecretaris gaat daarmee door. Er liggen goede voorstellen, ook aan de overkant.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Vendrik (GroenLinks):
De vraag is of de VVD niet wat ruimhartiger het idee kan omarmen, juist in het belang van die hardwerkende en wel belastingbetalende burger, dat ook het grootbedrijf gewoon zijn fair share pakt.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb in mijn inbreng absoluut niet gesproken over het niet-inbrengen van een fair share. Ik heb alleen maar over het belang van het grootbedrijf gesproken en daarbij gewezen op Brainport Eindhoven en Camelot, waar een perfecte samenwerking bestaat tussen het middenbedrijf, het kleinbedrijf en het grootbedrijf en waar de innovatie indrukwekkend is, wat wordt aangezwengeld door multinationals. Dat belang mag je niet onderschatten. Dat staat los van hoe je multinationals een fair share laat betalen, want dat kan je repareren met wetgeving.
De voorzitter:
Dank u wel. Gezien de tijd ga ik meneer Van Apeldoorn nog één vraag laten stellen en dan gaan we echt door naar de volgende spreker.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Over mensen en multinationals zou ik ook nog wat kunnen zeggen. Het probleem is namelijk dat multinationals vooral veel geld hebben verdiend voor hun aandeelhouders en weinig banen hebben gecreëerd. Wat betreft banencreatie wilde ik nog een vraag stellen over de BIK, de Baangerichte Investeringskorting. De heer Van Ballekom zegt — ik kan daar best wel in meegaan — dat we niet moet roepen dat het een cadeau is voor het bedrijfsleven, maar dat we het op zijn merites moeten beoordelen want — ik citeer de heer Van Ballekom — "als het direct of indirect banen creëert, zijn we daar voor". Maar uit de CPB-analyse, die de heer Van Ballekom zelf ook aanhaalt, blijkt dat de BIK geen banen creëert, noch direct noch indirect. Wat is de inhoudelijke argumentatie van de VVD-fractie om zo enthousiast te zijn over de BIK?
De heer Van Ballekom (VVD):
Als er in innovatie geïnvesteerd wordt, zal dat de werkgelegenheid en ook de concurrentiekracht van Nederland geen kwaad doen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Ik zie de heer Frentrop nog niet. Dan geef ik de heer Vendrik het woord namens de fractie van GroenLinks.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. De coronacrisis trekt diepe sporen van verval door de wereld. Ik ben hier twee weken geleden bij de Algemene Europese Beschouwingen ook over begonnen. De jongste rapportages — over oktober — van het IMF en de Wereldbank leveren de beroerde cijfers erbij. Net zoals hier in Europa krimpt dit jaar vrijwel overal de welvaart. Op veel plaatsen dwingt de pandemie tot maatregelen die onvermijdelijk forse economische schade tot gevolg hebben en krijgen landen een extra dreun omdat de wereldhandel stokt, de financiële markten zich haastig uit de voeten hebben gemaakt en de geldstroom van de diaspora eveneens opdroogt, want migranten in welvarende landen staan ook hier als eersten op straat. Zo komt de Wereldbank tot de voorspelling dat volgend jaar het aantal mensen dat extreme armoede lijdt niet daalt, zoals oorspronkelijk verwacht, maar met zeker 80 tot 100 miljoen mensen, vermoedelijk meer, stijgt. Het meest wrange van de coronacrisis is dat elders mensen niet doodgaan van het virus, maar van de honger. Ik begrijp dat het kabinet er met deze begroting voor het jaar 2021 voor kiest om het order budget dit en volgend jaar constant te houden. Dat is in ieder geval een stap vooruit. De vraag van mijn fractie is of er niet meer nodig is in het licht van wat zich nu mondiaal afspeelt.
Dan wat betreft het Internationaal Monetair Fonds. Als ik het goed heb begrepen, hebben zich daar inmiddels 100 landen aangemeld voor noodsteun. Dat is in die mate nog nooit gebeurd. Kan de minister aangeven wat daar nu de actuele stand van zaken is? Beschikt het Internationaal Monetair Fonds over voldoende middelen om al die landen effectief noodsteun te bieden? Trekt het kabinet er hard aan om, in geval van een tekort, met gelijkgestemde landen ervoor te zorgen dat die ruimte er wel komt? Graag een reactie.
Voorzitter. Op dit moment probeert Nederland, gelijk andere landen, de tweede golf te boven te komen. Het kabinetsbeleid daartoe is na de zomer te aarzelend op gang gekomen. In het bijzonder was het testbeleid niet voldoende op orde. Daarover is al het nodige gewisseld aan de overkant. Ook was daar veel aandacht voor de specifieke aard van de maatregelen die nu van kracht zijn. Dat het kabinet er dit voorjaar voor koos een lockdown in te voeren, is goed te begrijpen, alleen al vanwege het toenmalige gebrek aan kennis van de pandemie. De lockdown die nu van kracht is, doet evenwel indringende vragen stellen over de proportionaliteit en de doelgerichtheid van het beleid van het kabinet, en vooral over het perspectief voor volgend jaar. De pandemie is immers niet voorbij. Hoelang zal volgend jaar steun van sectoren, ondernemers en werknemers aan de orde moeten zijn als er opnieuw restrictieve maatregelen worden genomen door het kabinet?
Voorzitter. Gelukkig is er een gerede kans dat er binnen afzienbare tijd vaccins tot onze beschikking komen, maar ik vermoed dat we zomaar een jaar verder zijn voordat die vaccinaties tot afdoende groepsimmuniteit en bescherming van kwetsbare mensen leiden en dus ruimte bieden voor verdergaande versoepeling. Is dat ook de taxatie van het kabinet? De huidige lockdown, met al zijn negatieve maatschappelijke en sociaal-economische effecten, is mogelijk niet de laatste. Zo'n ingreep kan meerdere keren aan de orde zijn in 2021. Nogmaals, wat is de taxatie van het kabinet en van de minister van Financiën? Want als dit klopt, dan is dat nogal wat. Dan rust er wat mijn fractie betreft een immer zwaardere verplichting op het kabinet om volgend jaar een zo doeltreffend en ook zo proportioneel mogelijk coronabeleid te voeren, met maximale ademruimte voor mensen en economie. Testen en sneltesten spelen een belangrijke rol om verdere economische en sociale schade te beperken. Vanwege die impact vraag ik juist de minister van Financiën om een reactie. Wat betekent dit voor de begroting 2021 die we nu op tafel hebben liggen?
Voorzitter. Het is evident dat hoe langer de pandemie duurt en vervolgens de bestrijding ervan herhaaldelijk en fors ingrijpt in het maatschappelijk en economisch leven, hoe groter en duurzamer de schade wordt aan bestaande bedrijven en sectoren. Misschien was tot voor kort de indruk dat we, door het tijdelijk op slot zetten van delen van de economie en het daarna weer van het slot afhalen, weer door zouden kunnen. Maar ik denk dat het ingewikkelder ligt en dat we moeten vrezen voor verschijnselen als hysterese. Dat zien we bijvoorbeeld in de culturele sector. Het zijn namelijk niet alleen de musea en de podia die al acht maanden niet of slechts met grote beperkingen open kunnen, maar het gaat juist ook om die duizenden makers, kunstenaars, culturele ondernemers, netwerken maar vaker losse contracten en verbanden van mensen, wier activiteiten nu grotendeels stilliggen, die geen werk hebben en die, na verloop van tijd, uitzien naar iets anders. Mensen willen door. Dat is hysterese. Dat betekent dat als er ergens in 2021 meer ruimte komt, de culturele sector niet vanzelf weer op zijn poten terechtkomt. Dat geldt niet alleen daar, maar ook op andere plekken. Het betekent in ieder geval dat de creatieve sector van Nederland grote schade gaat lijden. Mijn fractie maakt zich daar zorgen over, want met het voortschrijden van de tijd wordt dat verlies mogelijk permanent, juist vanwege de los-vaststructuur van de sector. Ik begrijp dat het kabinet gisteren de invulling van het derde noodpakket — 486 miljoen — voor de sector heeft gepresenteerd, maar ik vraag wat het kabinet kan betekenen voor deze sector, in het bijzonder vanwege die unieke structuur. Het zijn geen instellingen, maar het is juist dat web van zelfstandige mensen in de culturele creatieve sector die met elkaar Nederland een hele mooie naam hebben bezorgd totdat de pandemie toesloeg. Wat gaat het kabinet in 2021 doen om deze sector te helpen het hoofd boven water te houden? Het argument van hysterese is een extra aansporing voor het kabinet — ik neem aan dat ik hier een open deur intrap — om heel precies te blijven kijken naar de proportionaliteit van de maatregelen, die ook het komende jaar nodig zullen zijn om de pandemie de baas te blijven.
Voorzitter. Mijn fractie werd in dit verband onaangenaam getroffen door het laatste besluit van de minister voor Rechtsbescherming, de heer Dekker, om de vergoeding voor deurwaarders te verhogen en om de kosten die in rekening worden gebracht bij mensen bij wie sprake is van een problematische schuld, te verhogen. Is dat nu een bijdrage, juist in deze tijd van crisis met alle problematische schulden daarachter? Graag een reactie.
Voorzitter. Zoals gezegd steunt de fractie van GroenLinks de drie steunpakketten die het kabinet sinds maart aan beide Kamers heeft voorgelegd. Het is terecht dat met het derde pakket het kabinet niet alleen mensen en bedrijven een overbrugging naar betere tijden biedt, maar ook ruimte zoekt voor aanpassing en transitie van werk naar werk. Dat wordt echt nodig. Dat is ook in sectoren zoals de luchtvaart onvermijdelijk, maar ik heb nog niet helemaal de indruk dat dit het perspectief is van dit kabinet en van deze minister van Financiën. Hoe zit dat?
Voorzitter. Daarmee kom ik op de vraag welke lessen het kabinet zelf wil trekken uit deze crisis. Bij de aanbieding van de Miljoenennota 2021 op Prinsjesdag in de Tweede Kamer gebruikte de minister van Financiën de metafoor van de zwarte zwaan. U weet wel, de zwarte zwaan verwijst naar de gebeurtenis die niemand ziet aankomen, maar waarvan de impact vervolgens wel gigantisch is. Maar de uitvinder van de zwarte zwaan, Nassim Taleb, zei zelf al: corona is geen zwarte zwaan. En hij heeft gelijk. We weten al jaren dat de cocktail van klimaatverandering, ontbossing, illegale dierenhandel, intensieve veehouderij en grootschalig mis- en gebruik van antibiotica het risico hebben verhoogd dat er een keer een dierlijk virus overspringt. Daar heeft bijvoorbeeld het UNEP — dat is het VN-programma voor milieu — in 2016 al voor gewaarschuwd. Mijn vraag is: neemt het kabinet deze dure les nu ter harte? Waar leidt dat dan toe?
Voorzitter. Van de effecten die we sinds het voorjaar waarnemen, springen er twee mijn fractie in het oog. Op de eerste plaats verscherpt de coronacrisis de ongelijkheid binnen en tussen landen. Mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt krijgen de eerste klappen. Ze zijn meer dan eens niet of slechts beperkt beschermd via sociale verzekeringen. Hetzelfde geldt voor schijnzelfstandigen die we zo vaak tegenkomen in die o zo moderne platformeconomie. Dat vraagt dus om een snelle en gerichte hervorming van de arbeidsmarkt. Is de minister dat met mij eens? Niet alleen hier in Nederland maar ook elders. Als dat zo is, zo vraag ik de minister van Financiën, wat betekent deze dure les dan voor de gangbare structurele hervorming van de arbeidsmarkt die de minister van Financiën altijd zo graag voorhoudt aan de zuidelijke Europese landen? Structurele hervormingen van de arbeidsmarkt? In eurojargon was er de afgelopen jaren gewoon een flexibilisering: het afnemen van bepaalde vormen van sociale bescherming. Heeft deze crisis niet juist geleerd dat voor sommige groepen die sociale bescherming niet te veel, maar te weinig is? Met andere woorden, wat zijn de structurele hervormingen 2.0 die we na deze coronacrisis nodig hebben, vraag ik de minister van Financiën.
Voorzitter. Verscherping van ongelijkheid is ook internationaal troef. Een schrijnend voorbeeld uit vele is de textielbranche. Dit voorjaar staakten consumenten hier hun aankopen. Begrijpelijk, maar dat vertaalde zich onmiddellijk in het massaal afbestellen van alle orders en dat, zo weten we inmiddels, is bepaald ruw gegaan. Ook afgesproken orders werden gewoon niet betaald. Het resultaat was een acute productiecrisis in de textiel producerende landen als India, Turkije, Bangladesh, Vietnam enzovoorts. Dat trof miljoenen mensen, met massale werkloosheid tot gevolg. En aangezien fair trade nog steeds niet de norm is in de wijze waarop we onze wereldhandel hebben geordend en maatschappelijk verantwoord ondernemen ook internationaal vooral vrijwillig en vaak vrijblijvend is, is de schade een-op-een afgewenteld op deze producerende landen. Dat zal ons denk ik toch moeten aanzetten tot denken over de wijze waarop we de globalisering hebben georganiseerd en wat nou verstandig economisch beleid voor die landen is, zoals IMF en Wereldbank dat ook uitdragen. Ook hier: welke les trekt het kabinet op dit punt uit de coronacrisis?
Voorzitter. De derde en laatste les van de coronacrisis kan zijn dat veel, heel veel bedrijven, vooral internationale bedrijven, sterk gefocust blijken te zijn op de korte termijn, georganiseerd op principes van just in time, van hoge efficiency, maar zonder buffers en dus kwetsbaar als het tegenzit. Dat wordt tevens in de hand gewerkt door aandeelhouders die bedrijven opzadelen met hogeschuldposities. Fiscaal gefaciliteerd, want vreemd vermogen wordt over het algemeen beter bediend dan eigen vermogen. Opnieuw wordt scherp zichtbaar hoezeer we voor een stabiele economie dus baat hebben bij een bedrijfsleven dat zich juist oriënteert op waardecreatie op de langere termijn. Opnieuw: welke les trekt het kabinet hier uit de coronacrisis, zo vraag ik de minister van Financiën.
Voorzitter. Dan het herstel. Mijn fractie was eerst blij met de Green Deal van de Europese Commissie die vorig jaar december is gepubliceerd en met de politieke boodschap nadien, in het voorjaar, van een green and just recovery van de Commissie. Deze boodschap wordt ook uitgedragen, en wel stevig, door een groot internationaal koor van economen en tal van organisaties. Ik beluisterde deze boodschap onlangs ook bij mevrouw Georgieva, de nieuwe baas van het IMF. Heel interessant; een nieuwe tijd, een nieuw geluid. Dat hebben we heel hard nodig. In al deze uitingen staat de notie centraal dat bij het beperken van de gevolgen van de coronacrisis en het herstel ervan elke kans moet worden aangegrepen om de transitie van de economie naar morgen aan te jagen, omdat we weten dat als we niet op tijd ingrijpen de coronacrisis nog bescheiden is vergeleken met de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Wat is nou de positie van het kabinet? Ik heb, als ik kijk naar de cijfers en zie waar het geld naartoe gaat, nog niet de indruk dat deze notie in het hart van het coronabeleid van het kabinet zit. Graag een reactie.
Voorzitter. Dit vraagstuk speelt ook internationaal. Volgens het IMF — de laatste rapportage is uit oktober — staat de internationale teller aan coronasteun op zo'n 12.000 miljard euro. Wauw! Langs monetaire weg komt daar nog eens een slordige — het is een beetje afhankelijk van hoe je rekent — 8.000 miljard euro bij via bijvoorbeeld opkoopprogramma's die er ook in het kader van het bestrijden van de coronacrisis tegenaan worden gegooid. 20.000 miljard euro in acht maanden. Gebruiken we dan ten minste een deel van deze fenomenale impuls om de economie van morgen dichterbij te brengen? Als ik het IMF mag geloven, valt het eerlijk gezegd internationaal bitter tegen. Hier moet dus eigenlijk iets gebeuren. Wat is de lezing van de minister van Financiën hier?
Voorzitter. Goede voorbeelden zijn er, zoals Christine Lagarde die de huidige doorlichting van het monetair beleid van de Europese Centrale Bank lijkt te gebruiken om een vergroening van het opkoopprogramma van de ECB te overwegen. Dat zijn precies de combinaties waar we naar zoeken. Ziet de minister van Financiën dat ook voor zich?
Voorzitter. Vorig jaar heb ik betoogd dat de Miljoenennota plaats moet maken voor een jaarlijkse bredewelvaartsnota. Dat is tot op heden nog niet gelukt. Dat pleidooi herhaal ik. Het is goed om te zien dat in de Tweede Kamer nu het plan is opgevat om het regeerakkoord door te rekenen op brede welvaart. Dat hebben we heel hard nodig. De KEV van het PBL die onlangs naar buiten is gebracht, laat zien dat het kabinet nog niet op koers ligt wat betreft de CO2-opgave, noch voor het doel van dit jaar, wat toch vrij wonderlijk is gezien het Urgendavonnis en de coronacrisis, noch wat betreft de ambitie voor 2030. Wat betreft biodiversiteit weet het kabinet nog steeds geen geloofwaardig stikstofbeleid te ontwikkelen, omdat de agro-industrie uit de wind moet worden gehouden.
Voorzitter. Naast het steunbeleid, dat wat mijn fractie betreft zo veel mogelijk de transitie naar een duurzame economie moet faciliteren, is hier het Nationaal Groeifonds relevant. Daar is al veel over gesproken. Vorig jaar heb ik een pleidooi gehouden om dat fonds, dat toen nog slechts een kader in de Miljoenennota rijk was, toe te snijden op de transities van de economie. Ik vraag de minister van Financiën waar het kabinet nu staat. Er is ook al veel over gesproken aan de overkant. Als ik de minister van Financiën beluister tijdens de AFB, gaat het fonds vooral over technologische innovaties zoals artificial intelligence. Dan gaat het dus niet over de transities. Ik vraag de minister van Financiën hier om verduidelijking. Dat betreft ook de notie dat alle projecten afgerekend worden, gecalculeerd worden op hun bijdrage aan de groei van het bbp. Dat moet toch gewoon brede welvaart zijn? Dat is toch gewoon gezond economisch beleid? Waarom stond dat dan niet in de brief van 7 september? Hoe staat het kabinet er nu in? Mag ik er ook van uitgaan dat het budgetrecht van het parlement — hoe je het ook wendt of keert, het blijven publieke middelen — zowel daar als hier recht wordt gedaan?
Voorzitter. Tot slot over het belastingpakket. Ik moet beide staatssecretarissen teleurstellen: de meeste aandacht zal ik daarvoor hebben als het belastingpakket hier besproken wordt. Maar ik prijs het kabinet dat er weer stapjes worden gezet met betrekking tot de vergroening. Ik zie hier een staatssecretaris van Financiën voor me die eindelijk doorbuffelt om die luchtvaarttickettaks erin te gooien en die op 1 januari van kracht te laten zijn. Zie ik dat goed, staatssecretaris?
De voorzitter:
Meneer Vendrik, let u op de spreektijd, die ook voor de tweede termijn geldt?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb nog twee zinnen en dan ben ik klaar.
Voorzitter. Over de marginale CO2-heffing voor de industrie zie ik uit naar de behandeling van het wetsvoorstel dat gisteren bij ons naar binnen is gebracht. Ook dat is weer stap verder. Het had ruimer mogen zijn, zodat het werkelijk tot een verschuiving in de fiscale mix leidt, maar we weten dat die beprijzing cruciaal is voor elke duurzame transitie.
Ook hier maar de helderheid van de staatssecretaris gevraagd: waarom moeten wij een BIK behandelen en is niet de motie-Hoekstra gevolgd? Waarom niet een apart wetsvoorstel? Dit is zo'n uniek geval, deze BIK, daar is zo veel over te zeggen, dat het parlement daar separaat en zelfstandig over zou mogen stemmen. Graag een reactie.
De voorzitter:
Bent u aan het eind van uw betoog, meneer Vendrik?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, mijn laatste opmerking slik ik even in. Die bewaar ik voor de tweede termijn. Dank.
De voorzitter:
U bent aan het eind van uw betoog. De heer Backer, namens D66.
De heer Backer i (D66):
Voorzitter. Dat is jammer, want ik zou dat niet willen. De heer Vendrik heeft buitengewoon veel goede en interessante punten aangebracht. Voor een deel kom ik daar straks zelf over te spreken. Ik heb een vraag voortbordurend op uw analyse van de culturele sector, want wat u daar aan de orde stelt, is inderdaad dramatisch. Mijn vraag is of die culturele sector zich wellicht anders zou moeten herstellen dan hij nu is georganiseerd. Dit heeft blootgelegd hoe kwetsbaar die sector is. Dat zal ook met zich meebrengen dat er structureel meer geld naartoe zal gaan. Hoe ziet de heer Vendrik dat?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat lijkt mij een uitstekend idee. Voorlopig ben ik heel erg bang dat de culturele sector grote schade gaat ondervinden, zeker komend jaar, als de tijdelijkheid voor deze sector permanent wordt en de schade dus onherstelbaar, dat duizenden mensen om zeer begrijpelijke redenen iets anders gaan doen en dat het hele weefsel van de creatieve sector in Nederland grote schade oploopt. Dat is mijn eerste zorg. Maar dat hieruit ook lessen te trekken zijn hoe deze sector überhaupt gestructureerd, georganiseerd en gefinancierd zou moeten worden, lijkt mij evident. Daar ben ik het zeer mee eens.
De heer Backer (D66):
Ik deel die zorg. Ik heb een vraag over een onderwerp dat de heer Vendrik niet aan de orde stelt, maar dat in zekere zin wel gerelateerd is aan de rijksbegroting. Soms worden we ingehaald door de actualiteit. De vorige week werd de motie-Vendrik cum suis hier aangenomen, onder anderen met onze steun, over de koppeling van mensenrechten aan het herstelfonds en het MFK. Dat is na de triloog behoorlijk geëscaleerd. Wij waren vorige week misschien nog zo tevreden dat het de goede kant op zou gaan. Heeft de heer Vendrik er gedachtes over hoe deze knoop kan worden ontward? Dat we dit onderwerp belangrijk vonden, bleek namelijk vorige week al uit de uitspraak.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Die motie staat, die staat als een huis. Het kabinet gaat die uitvoeren. Dat verwachten we altijd van een kabinet bij aangenomen moties. Het lijkt mij heel verstandig als de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Financiën — het gaat immers ook over de Europese begroting, die het aangrijpingspunt is voor het rechtsstaatmechanisme — ons vandaag of op een ander moment even bijpraten hoe die escalatie wordt getaxeerd en wat de ruimte is om verdere stappen te nemen. Dat dit niet zonder slag of stoot zou gaan, wisten we twee weken geleden bij het debat eigenlijk ook al.
De voorzitter:
De heer Backer, de derde.
De heer Backer (D66):
Ik beluister deze indirecte vraag aan de minister en ben ook geïnteresseerd in zijn antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vendrik. Dan geef ik graag het woord aan de heer Frentrop namens de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Frentrop i (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het hebben over drie onderwerpen in mijn korte bijdrage: de overheidsfinanciën, de Nederlandse economie en ik wil afsluiten met enkele specifieke opmerkingen over de Miljoenennota.
Eerst de overheidsfinanciën. Vorig jaar om deze tijd was het kabinet klaar om in zijn laatste jaar weer eens lekker belastinggeld te gaan uitgeven: de zalmnorm werd losgelaten en het geld zou vooral worden uitgestrooid in de vorm van subsidies voor energietransitie, terugdringen van CO2-uitstoot en opkopen van stikstofruimte zonder dat dit de kiezer veel zou kosten, overheid en bedrijfsleven zouden betalen. Toen kwam in maart via de wintersport en het carnaval het coronavirus ons land binnen, maar dat leidde niet tot een herziening van de voorliggende plannen. Die uitgaven bleven gewoon doorgaan. Daarbovenop zou de regering de salarissen van heel veel werknemers in de private sector voorlopig doorbetalen met geleend geld. In dat kader werd op 23 maart het Stabiliteits- en Groeipact opgeschort, het pact dat sinds 1992 de waarde van de euro moest beschermen.
Ik denk dat het goed is om hier even bij stil te staan, want geen enkel ander verdrag werd opgeschort vanwege corona. Het Akkoord van Parijs werd niet opgeschort, de afspraken in de Klimaatwet werden niet opgeschort, het Marrakesh-immigratiepact werd niet opgeschort, het VN-vluchtelingenpact werd niet opgeschort. Al die verdragen zijn voor het kabinet blijkbaar ook in tijden van grote crises onbespreekbaar. Alleen het Stabiliteits- en Groeipact, dat de overheidsfinanciën binnen de perken houdt, werd op 23 maart van dit jaar opgeschort.
Het anker waaraan het schip van staat financieel vastligt, werd in tijden van storm gelicht. Financieel dobberen we nu over de woelige baren. Er werd geen ballast overboord gegooid. In de Miljoenennota staat trots geschreven: de noodmaatregelen gaan niet ten koste van de reguliere uitgaven. En, voorzitter, dat had juist wel gemoeten. Dat is de fundamentele kritiek van de fractie van Forum voor Democratie op de Miljoenennota. Er had niet alleen gekeken moeten worden naar de 60 miljard extra coronamaatregelen, maar ook naar de 300 miljard aan reguliere uitgaven. Bedrijven reorganiseren in tijden van crises. Ze besparen op reguliere kosten. De overheid doet dat niet en de gevolgen van dat niet-handelen zullen blijken, al zal dat pas na de verkiezingen zijn.
De heer Backer i (D66):
Misschien eerst een observatie dat het wel ironisch is dat juist de woordvoerder van Forum opgehouden werd door de demonstrerende boeren.
De heer Frentrop (FvD):
Dat is onjuist, meneer Backer.
De heer Backer (D66):
U bent gelukkig toch nog bij het debat aanwezig. Mijn vraag ging om een precisering, want het uitgangspunt van collega Frentrop klopt niet. Er is een rapport van de European Fiscal Board van juli 2020, waarin besproken wordt hoe het nu verder moet met het Stabiliteits- en Groeipact. Daarin wordt uitgelegd dat anders dan zoals sommigen in het publieke debat interpreteren dat het Stabiliteits- en Groeipact is opgeschort, dat niet het geval is. Alleen op de clausule van de regel van 60% is de ontsnappingsclausule in werking getreden om die in feite te neutraliseren. Het is dus eigenlijk maar een klein stukje. Het pact bestaat dus nog. Was dat de heer Frentrop bekend? De vraag stellen is eigenlijk hem beantwoorden, maar het moet een vraag zijn.
De heer Frentrop (FvD):
Ik wil de heer Backer bedanken voor deze verduidelijking en verfijning. De belangrijkste regel van het pact is opgeschort. Dat ben ik met u eens.
Voorzitter. Ik had het erover wat er misgaat. Wat er misgaat, is dat als de economie krimpt en de omvang van de collectieve sector blijft groeien, de collectieve sector een steeds groter deel van de economie gaat uitmaken. Dus zullen die collectieve lasten nog zwaarder gaan drukken op dat deel van de economie dat de crisis doorstaat. Vorige jaar, vóór corona, sprak de regering haar zorgen uit over het verdienvermogen van Nederland op langere termijn. Toen was het collectievesectorbeslag opgelopen tot 39%, nu zitten we op 46%. Dan wordt langetermijnherstel vrijwel onmogelijk.
Dat brengt mij van de overheidsfinanciën naar de economie. Wij zijn een zeer welvarend land. Af te meten aan het bruto nationaal product per persoon zijn er volgens het IMF maar tien landen in de wereld welvarender dan wij. In de Europese Unie hoeven we alleen Luxemburg, Ierland en Denemarken voor te laten gaan. Dat is een prestatie waar we trots op mogen zijn, want die andere drie zijn kleine landen qua inwoners. Het zijn overigens ook landen met weinig immigranten, maar daar zullen we het een andere keer over hebben. Luxemburg weet 600.000 mensen welvarend te houden, Ierland 5 miljoen, Denemarken 6 miljoen en wij in Nederland 17 miljoen, dicht opeengepakt. Ierland is twee keer zo groot als Nederland, met nog geen derde zoveel mensen. Denemarken is even groot, met een derde van onze bevolking. Die landen zitten dus wat ruimer in hun jasje, in hun natuur.
Hier in Nederland zitten we dicht op elkaar gepakt met weinig ruimte meer dan 17 miljoen mensen welvarend te houden. Hoe doen we dat? Een echte Hollander zou zeggen: omdat wij zo slim zijn. Maar een makelaar zou zeggen: locatie, locatie, locatie. Wij liggen op de goede plek. In de modder van de delta van de grote rivieren zijn wij de handelspost voor het Europese continent. Onze ligging heeft ook nadelen. Dit vlakke land maakt dat we geen watervallen hebben waarmee we schone stroom kunnen produceren. Handelsland betekent ook dat we veel zware chemische industrie hebben, omdat de hier aangevoerde grondstoffen verwerkt en doorgevoerd moeten worden. Daarom hebben we zo'n beetje de hoogste CO2-uitstoot per persoon ter wereld. Maar ja, alleen zo kunnen wij als handelsland in de modder genoeg geld verdienen om 17 miljoen mensen welvarend te houden. Zo doen we dat al eeuwen, al sinds we turf verstoken.
Wat zou een regering moeten doen om de welvaart te behouden? De regering moet ervoor zorgen dat er zo min mogelijk barrières zijn om te handelen. Vrij verkeer van goederen, diensten en geld is belangrijk voor ons. Wat moeten we dus niet doen? We moeten multinationals niet pesten. We moeten handel niet nodeloos ingewikkeld maken, met tarieven, heffingen en belastingen. We moeten niet vooroplopen met beperkende maatregelen. We moeten niet het braafste jongetje in de klas zijn als het gaat om internationaal zakendoen. Wij moeten namelijk méér internationaal zakendoen dan alle andere landen in Europa.
Voorzitter. We moeten ons realiseren wat binnen onze mogelijkheden valt en wat niet, zoals iedere vier jaar denken dat het Nederlands voetbalelftal weer wereldkampioen gaat worden. Ieder land heeft de mogelijkheid om klimaatkampioen van Europa te worden. Ook Denemarken maakt een goede kans. Wij hebben geen schijn van kans. Toch wil de regering dat, crisis of geen crisis. De kosten van die transitie legt de regering neer bij het bedrijfsleven. Van elk miljard dat Nederland inzet tegen global warming lekt 99% weg naar andere landen, die zo profiteren van de Nederlandse offervaardigheid.
Toch hoorde ik bij de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer de heer Van Weyenberg van D66 trots vertellen dat onze plannen voor CO2-reductie in het regeerakkoord ambitieuzer zijn dan die van de Europese Unie, hoewel die ons inmiddels aan het inhalen is. Ik hoorde de heer Nijboer van de PvdA zeggen dat hij heel erg blij was met de CO2-heffing, die in Nederland de hoogste ter wereld is, maar dat hij de wet graag nog iets ambitieuzer had gezien.
Voorzitter. In 2019 waren al die maatregelen uit het Klimaatakkoord al slecht beleid. In 2020 is dat beleid onverantwoord en in 2021 is dat beleid dramatisch slecht. We moeten blijven werken aan een schoner milieu, maar met mate en niet als gekke henkies. Niet in tijden van crisis. We moeten niet proberen om het klimaat op de hele wereld aan te pakken. We moeten ons realiseren dat we nooit de beste van de klas zullen worden.
Wat moeten we wel doen? Dat zal ik zo vertellen.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik voel me bijna aangesproken, voorzitter. Hiervoor benadrukte de heer Frentrop het belang van de internationale handel, die zo goed mogelijk moet functioneren. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat klinkt ons als muziek in de oren. Nou heb ik daar zelf ook altijd veel mee te maken gehad. Je kunt natuurlijk heel veel kritiek hebben op de EU, en die hebben wij ook, maar de gemeenschappelijke markt is essentieel voor de internationale handel, en zeker voor Nederland. Daar heb ik uit eigen ervaring ook mee te maken gehad. Je ziet nu wat voor onzekerheid er in Groot-Brittannië is nu het niet meer in de gemeenschappelijke markt zit. Hoe is het standpunt van de heer Frentrop over de internationale handel te rijmen met het standpunt van zijn partij, die een nexit wil? Dat begrijp ik niet.
De heer Frentrop (FvD):
Dat valt wel uit te leggen. De Europese Unie is een vrijhandelsclub, maar alleen binnen de Europese Unie. De discussie over de brexit gaat juist over het feit dat de Europese Unie zich afsluit van handel daarbuiten. Er zijn handelsbarrières. Die zien we nu ook opkomen. Tot nu toe konden vrachtwagens uit Engeland zomaar binnenrijden. Straks mag dat niet meer. Ik weet niet waarom niet, maar dat mag niet van de Europese Unie.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik luister hoe de heer Frentrop zich uit dit dilemma worstelt. Uw partij schreeuwt van de daken dat ze een nexit wil. U weet uit het verleden ook dat ik daar geen voorstander van was. Nogmaals, er is heel veel kritiek op de EU mogelijk, maar voor Nederland als handelsland is de gemeenschappelijke markt essentieel.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Otten (Fractie-Otten):
De problemen met Groot-Brittannië waar ik op duidde, geven dat ook aan. Bent u nou voor of tegen een nexit? Dat is mij niet helemaal duidelijk.
De heer Frentrop (FvD):
Dat leg ik graag uit. Wij zijn voor een nexit, overigens na een referendum daarover. Wij zijn ook voor vrijhandel. Wij denken namelijk dat vrijhandel ook mogelijk is na een nexit. Sterker nog, wij denken dat er meer vrijhandel mogelijk is na een nexit, omdat er in een unie als de Europese Unie geen echte vrijhandel is. Alle landen bemoeien zich namelijk met de binnenlandse handel in andere landen. Daar worden allemaal regels voor gemaakt. De Europese Unie is dus beperkend.
Overigens zijn onze grootste bezwaren tegen de Europese Unie gericht op het politieke, staatkundige vlak. Wij denken dat er ook na een nexit goed te handelen valt met de Europese Unie, of met wat daarvan over is.
De voorzitter:
De heer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat is dan helder. Volgens deze luchtfietserij kan Nederland dus internationaal handelen buiten de EU. Dat is nu duidelijk geworden. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Ik kwam bij het derde punt van mijn betoog en bij hoe het wel moet. Ik kom dan op de specifieke maatregelen in de Miljoenennota. We weten hoe het moet. Een economisch efficiënt belastingstelsel beïnvloedt de keuzes van burgers en bedrijven zo min mogelijk. Dat staat in de bouwstenennota die in mei is gepubliceerd. Hier in de Ridderzaal staat een stukje van de Grondwet op de muur. Ik zou willen voorstellen om in een nieuwe Eerste Kamer, als die er komt, deze tekst uit de bouwstenennota op de muur te zetten: "Een efficiënt belastingstelsel beïnvloedt de keuzes van burgers en bedrijven zo weinig mogelijk."
Voor zo'n belastingstelsel moet de regering zorgen. Doet zij het anders, dan belemmert ze de economische groei. Dat kunnen we ons niet meer veroorloven. We weten welke belastingen de economische groei het meest verstoren. Dat staat ook in de bouwstenennota. Belasting op bedrijfswinsten is het meest verstorend voor de economische groei. Dat is logisch: belast de winst van bedrijven en ze investeren minder, of ze doen dat in een ander land. Wat stelt de regering voor? Een CO2-heffing, een heffing opslag duurzame energie en een luchtvrachtbelasting. Het bedrijfsleven moet de torenhoge klimaatambities betalen, terwijl we weten dat hogere lasten op energie slecht zijn voor economisch herstel.
Voorzitter. We weten dankzij de bouwstenennota ook wat de op één na slechtste belasting is. De op één na meest verstorende belasting voor economische groei is de belasting op arbeid. Ook dat is logisch: mensen gaan minder werken als de belastingen op arbeid hoog zijn. Dat blijkt ook. De belastingen op arbeid zijn in Nederland hoger dan die in bijna elk ander land op de wereld. Nederland is kampioen deeltijdwerken, omdat meer uren maken niet loont. Dat heeft een belangrijke relatie met de tekorten in onderwijs en zorg.
Als de overheid een bedrijf was, zou ik zeggen: het verdienmodel van de overheid loopt op zijn einde. Dat is niet vanwege corona. Dat heeft een diepere achtergrond. We vierden onlangs 75 jaar vrijheid, maar we hadden ook kunnen herdenken dat de overheid 75 jaar lang vooral gefinancierd is door belastingen op arbeid. In het laatste decennium is het belang van deze financieringsbron alleen maar toegenomen. Maakte de inkomstenbelasting in 2005 nog een kwart uit van de totale belastinginkomsten, inmiddels is dat een derde. Die last is inmiddels te zwaar geworden. Ik citeer opnieuw de bouwstenennota: "De steeds hogere lastendruk op arbeid voor werkenden kan niet meer." Dat is een mooie en ik denk breed gedeelde diagnose. Maar wat doet dit kabinet daaraan? Niks. Nou ja, bijna niks. Het ib-tarief gaat van 37,35% naar 37,03%. De top blijft op 49,5% en er wordt een beetje geschoven met de heffingskorting.
Ik constateer dat alle maatregelen onder het mom van klimaat, met subsidies, heffingen, verplichtingen, et cetera slecht zijn voor de economie. Alle maatregelen zoals in 2019 afgesproken in het Klimaatakkoord zijn slecht voor de economie. Daarmee doorgaan kunnen we ons na het coronavirus niet veroorloven. Het verdienmodel van de overheid werkt niet meer. De belastingen op arbeid zijn te zwaar en het bedrijfsleven wordt al te zwaar belast.
Dus waar kijkt de regering nu naar? Er is nog één mogelijkheid waar nog meer geld te halen is. Dat staat ook in de bouwstenennota. Belasting op immobiel vermogen is relatief weinig verstorend voor economische groei. Ik zie de staatssecretaris opkijken. Vermogens van Nederlanders zitten vooral in woningen en pensioenen. De oproep van Forum voor Democratie is: ga niet te ver in het belasten daarvan.
Pensioenen worden bij uitkering al keurig belast. In de totale pensioenpot in Nederland van ruim 1400 miljard zit de facto al 30% aan belastingen. Daar wordt belasting over betaald als pensioen wordt uitgekeerd. Daar zit anderhalf jaar aan belastingopbrengsten in. De minister laat die toekomstige belastingopbrengsten nu door de sociale partners beleggen in de internationale financiële markten. Hij neemt daarmee een groot risico. Wij van Forum voor Democratie zouden dat niet doen.
Dan nog iets over de belastingmoraal. Bij de begerige blik op de spaartegoeden van burgers die niet weg kunnen, die immobiel zijn, wordt weleens vergeten dat belastingmoraal van twee kanten moet komen. Met box 3 pakt staatssecretaris Vijlbrief nog steeds geld af van spaarzame burgers. Persoonlijk vind ik het argument dat hij geeft bij de voorgestelde wijzigingen beneden peil. Hij zegt eigenlijk: ik pak niet langer vermogen af van 3 miljoen mensen, maar van ruim 2 miljoen mensen. Maar hij wil nog steeds bijna 4 miljard binnenhalen van die 2 miljoen mensen, bijna allemaal trouwe VVD- en CDA-stemmers. Ik vind dat dat niet door de beugel kan. Het is alsof een dief, die voorheen iedere week op pad ging, nu zegt: ik steel niet meer bij 50 mensen, maar ik breek nog bij slechts 30 huishoudens in. Natuurlijk wel voor meer buit, want ik wil er niet op achteruitgaan. In het debat hierover in de Tweede Kamer toonde de staatssecretaris even zijn ware aard. Hij zei daar dat de vermogensrendementsheffing geen rendementsheffing is. Volgens hem is het een vermogensheffing. Hij vond het eigenlijk wel een goed idee om ieder jaar een stukje af te pakken van mensen die voor hun eigen pensioen hebben gespaard en die daarover altijd netjes belasting hebben betaald. Hij liet hiermee zien hoe er bij D66 echt wordt gedacht, al bood hij wel zijn excuses aan voor deze zogenaamde verspreking.
Concluderend, voorzitter. Vandaag moet niet de extra 60 miljard voor tijdelijke coronasteun ter discussie staan. Het gaat ons om wat er niet wordt gedaan met de 300 miljard die de overheid jaarlijks regulier uitgeeft, steeds meer aan zaken die duurzaam klinken, maar die de kracht van de Nederlandse economie ondermijnen. We moeten blijven werken aan een schoner milieu, maar we zullen nooit de beste van de klas worden. En we moeten dat niet doen ten tijde van een crisis. Mooie plannen voor een investeringsfonds dat het verdienvermogen van Nederland op lange termijn moet versterken, terwijl dat verdienvermogen stelselmatig wordt uitgehold door de loodzware collectieve sector, maken geen indruk op de fractie van Forum voor Democratie. Tegen al die verspilling door zogenaamde klimaatmaatregelen kan volgens ons geen investeringsfonds op.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Frentrop. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren namens de fractie van het CDA.
De heer Niek Jan van Kesteren i (CDA):
Voorzitter. We hebben het vandaag over een van de meest bijzondere miljoenennota's sinds de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen omdat deze begroting voor het jaar 2021 de treurige coronacrisis weerspiegelt, maar ook omdat zij een heel andere geest ademt dan de begrotingen uit het recente verleden. Tot nu toe waren de rijksbegrotingen de laatste decennia steevast gebaseerd op een stringent beleid ten aanzien van het begrotingssaldo en de hoogte van de staatsschuld. Ik heb tijdens de vorige crisis een discussie gehad met het ministerie van Financiën, omdat ik — overigens in een andere rol dan thans — pleitte voor een minder strak tekortbeleid. De reden daarvoor was dat ik vond dat de mate van bezuinigingen de economie te veel schade toebracht. Dat werd mij niet in dank afgenomen. Bezuinigen moest en zou omdat de internationale financiële markten ons land anders zouden afstraffen. Voor een goed begrip: het ging toen om minimale veranderingen vergeleken met wat er nu allemaal gebeurt. Wel bepleitte ik een minder rigide benadering van de normen. Dogmatisme is nooit goed.
Hoe anders is het nu? De overheid ontpopt zich als een royaal vangnet voor burgers en bedrijven die door de coronacrisis in de problemen komen. Hulde, want anders zou er een sociaal-economisch bloedbad zijn ontstaan. Het is goed om te zien dat de crisis, in nauwe samenwerking tussen het kabinet en de sociale partners, is aangepakt. Kernvraag is wel hoelang de Nederlandse overheid op een verantwoorde wijze met dit beleid kan doorgaan. Gaarne een reactie hierop van het kabinet. De prijs van het beleid is namelijk dat het tekort en de staatsschuld tot grote hoogten stijgen. De nu al legendarische diepe zakken van minister Hoekstra bieden uitkomst. Dat die zakken zo diep zijn, is overigens onmiskenbaar te danken aan het beleid uit het verleden. Mijn fractie herkent zich wel in wat de Raad van State heeft gezegd over de wenselijkheid van een terugkeer naar begrotingsnormen. Deze normen hebben een disciplinerende werking, tenminste in dit deel van Europa. Wij hebben daar de vruchten van geplukt. Er zijn echter grote risico's te voorzien als onze kijk op het maken van schulden vergaand zou veranderen. Ik zeg "vergaand", omdat er wel reden is om het schuldbeleid in zijn algemeenheid te doordenken. Op de financiële inspanningen van Europa in deze crisis zal ik op deze plaats niet ingaan. De essentie daarvan is enkele weken geleden voldoende aan bod gekomen in het debat in deze Kamer over de Staat van Europa.
Voorzitter. Velen menen dat schulden maken geen probleem is, omdat de rente voortdurend laag zal blijven en we in een nieuw tijdperk komen, waarin de oude waarheden overboord kunnen worden gezet. Ik heb dit soort verhalen in het verleden meer gehoord. Ik herinner mij dat toen het internet opkwam, volgens sommigen — niet de minsten — ook vandaag nog, sprake zou zijn van een nieuwe economie. Een economie waarin nooit meer werkloosheid zou zijn. Het duurde niet lang voordat deze droom uiteenspatte en er gewoon een ouderwetse crisis uitbrak met volop werkloosheid. Niemand weet hoe het met de rente zal gaan. Niemand kan de economie voorspellen. Daarom moet je van een alledaags verstand uitgaan. Het eerste dat ik op school bij boekhouden leerde, was de gulden regel: wie zijn schulden betaalt, zal niet verarmen. In de economie gaat alles in golven. De economie gaat van bubbel naar bubbel. In dat voortdurende proces moet je je als land wapenen tegen te grote risico's. Een te grote schuld verzwakt een land in meerdere opzichten. Mijn fractie wil graag van het kabinet weten hoe het aankijkt tegen het schuldenvraagstuk, zowel nationaal als internationaal, en hoe het de risico's op onaanvaardbaar hoge inflatie beoordeelt.
De rijksbegroting vaart onder de vlag: we moeten ons uit de crisis investeren. Hierbij zijn twee voorstellen specifiek van belang: de Baangerelateerde Investeringskorting en het Groeifonds. Het dispuut over de economie gaat in de richting van een grotere rol voor de overheid. Mijn fractie ziet hier twee aspecten aan. Er is zeker een duidelijke rol voor de overheid weggelegd als steunpilaar en corrector. Iets anders is of de overheid een sturende rol in de economie moet spelen. Hier heeft mijn fractie twijfels over. De Nederlandse economie behoort tot de sterkste van de wereld door het Rijnlands model; een systeem van verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, werknemers en werkgevers, en andere institutionele betrokkenen. Binnen die verdeling schept de overheid de voorwaarden voor het ondernemen door beleid op het gebied van bijvoorbeeld belastingen, onderwijs en infrastructuur. Het ondernemen zelf en de daarbij behorende keuzes moeten aan het bedrijfsleven worden overgelaten. Soms is een mengvorm nodig als het gaat om het mogelijk maken van innovaties waarvoor nog geen verdienmodel is. Om die reden steunt mijn fractie het voorstel om een groeifonds in te stellen. Een dergelijk fonds is nuttig, omdat het een duidelijke focus aanbrengt. Dat is minder het geval als investeringen worden overgelaten aan de diverse ministeries. Ook het feit dat er een onafhankelijke groep van deskundigen over de investeringsvoorstellen oordeelt is een voordeel, omdat het de waan van de dag doorbreekt en ook de verwatering van het fonds doet vermijden. In het verleden is dat met fondsen nog weleens het geval geweest. Denk aan het Fonds Economische Structuurversterking, dat op het laatst overal voor werd gebruikt, behalve voor economische structuurversterking. Ook nu is versterking van de economische structuur en van de infrastructuur in ons land nodig. Ons land, en ook Europa, is toe aan de ontwikkeling van sleuteltechnologieën, zoals artificiële intelligentie, robotisering en waterstoftechnologie. Een vraag aan het kabinet ten aanzien van het Groeifonds is wel om duidelijk een onderscheid aan te geven tussen dit fonds en andere fondsen, zoals Invest-NL en Invest International. Een andere vraag is of de nadruk niet meer zou moeten liggen op het gebied van duurzaamheid. Gelet op de ernst van de klimaatcrisis zou hier veel voor te zeggen zijn.
Voorzitter. Dan de BIK, de Baangerelateerde Investeringskorting.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Even over het Groeifonds waar ik de heer Van Kesteren net over hoorde. Hij relateert dit aan het FES, dat dus een fiasco werd. Het werd inderdaad als een soort grabbelton overal voor gebruikt, behalve voor waar het voor bedoeld was. Nu heeft zijn partijgenoot Onno Ruding, niet de eerste de beste, gewaarschuwd voor exact dat proces bij het Nationaal Groeifonds. Hij zegt letterlijk: politici zullen er als sprinkhanen op afvliegen en als er een pot geld is, wordt dat aan van alles en nog wat uitgegeven. Sweder van Wijnbergen, voormalig sg van Economische Zaken, heeft gezegd: begin er niet aan; het is drie keer de Betuwelijn. Waarom is de heer Van Kesteren er zo van overtuigd dat het dit keer wel zal lukken met dat fonds? Want de historie leert ons dat het niet werkt.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Je kunt van het verleden leren.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nou ja, er komen natuurlijk altijd weer nieuwe politici. Ik geloof dat de Tweede Kamer helemaal wordt ververst, als ik de krant lees. Velen maken vaak toch weer dezelfde fout. De politieke dynamiek is natuurlijk zo dat als er ergens een pot geld staat, men daarop duikt. Dus ik vrees dat het leereffect heel gering is.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Nou, ik ben daar toch optimistischer over. Ik deel niet het pessimisme van de heer Ruding, die ik natuurlijk zeer waardeer. Ik heb ook het voorrecht gehad om enkele jaren met hem te mogen samenwerken. Dus ik heb ook veel van hem mogen leren, maar ik denk dat we nu in een tijd leven dat die investeringen nodig zijn. We kunnen leren van het verleden. Er is een groep deskundigen die oordeelt over de investeringen. Dat geeft in ieder geval een soort objectiviteit die je vervolgens politiek moet dragen. Daar zit een risico. Dat ben ik met u eens, maar aan de andere kant, meneer Otten, komen er zonder zo'n fonds ook niet veel investeringen tot stand. Ik ben heel pragmatisch. Het maakt mij niet uit of de kat wit is of zwart, als die maar muizen vangt.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Investeringen komen tot stand als ondernemers een toename in de vraag zien. Daar zou je op moeten focussen, met name via lastenverlichting aan de onderkant van de inkomstenbelasting. Dan krijg je meer vraag en dan komt ook die investering op gang. Om te zeggen "die investeringen blijven achter; dan gaan we het zelf maar doen", met alle gevolgen van dien, vind ik een standpunt dat ik toch niet verwacht had van het CDA.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik denk dat u gelijk heeft dat er natuurlijk ook veel bedrijfsmatige investeringen op gang moeten komen. Dat staat buiten kijf, maar ik denk dat we het hier hebben over investeringen die juist niet zo snel vanuit het bedrijfsleven kunnen worden gedaan, omdat er nog veel onderzoek naar moet worden gedaan. Ik zie dit echt als een vernieuwingsfonds, als een fonds waaruit investeringen kunnen worden betaald die niet door de markt worden opgebracht. Dat is mijn gedachte daarbij.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
De heer Van Kesteren houdt een interessante beschouwing over de rol van de overheid ten opzichte van de markt. Hij zegt: de CDA-fractie steunt de rol van de overheid als steunpilaar en als corrector van de markt. Hij zegt ook dat we moeten waken voor een al te sturende rol van de overheid richting de markt en hij vindt dat de overheid niet op de stoel van de ondernemer moet gaan zitten. Maar hij maakt daarbij terecht een uitzondering voor innovatie waar nog geen verdienmodel voor is en hij ziet in dat licht ook het Nationaal Groeifonds. Ik zou daaraan toe willen voegen dat de overheid ook een sturende rol moet hebben als het gaat om de energietransitie in het kader van de klimaatcrisis.
Maar ik heb een andere vraag. Als de overheid dan toch — in dit geval — een sturende rol heeft en uiteindelijk vele miljoenen uitgeeft aan projecten — in totaal gaat het om een budget van vele miljarden in het Nationaal Groeifonds — zou dan in ieder geval niet ook het parlement betrokken moeten zijn bij de keuzes van die projecten?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
U heeft in principiële zin gelijk, maar ik ben benieuwd hoe het kabinet het dilemma wil oplossen van enerzijds een focus en een beoordeling door een groep mensen die daar verstand van hebben en anderzijds het democratische proces. Dat is een balans die gevonden moet worden en daar zijn we nog naar op zoek, maar ik denk dat we moeten vermijden dat het parlement gaat discussiëren over elk investeringsvoorstel. Daar moet je ook weer met verstand van zaken naar kijken. Als het gaat over zo'n spoorlijn naar het noorden denk ik dat je dat altijd in het parlement moet bespreken. Dat zei de heer Van Ballekom ook. Dat is logisch. Als het gaat over investeringen in vernieuwende processen in de landbouw weet ik niet of dat nou een onderwerp is waar het parlement over moet gaan praten.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De heer Van Kesteren geeft nu het voorbeeld dat de heer Van Ballekom ook gaf van een spoorlijn naar het noorden. Daar zou het parlement dan over moeten gaan. Mijn vraag is: is dat op dit moment voldoende geborgd? Is er in het huidige voorstel in voorzien dat het parlement dan op die manier erbij betrokken zal zijn of niet? Daar ben ik nog niet van overtuigd. Volgens mij is het nu zo dat wij vooraf de toewijzing van miljarden aan het Groeifonds goedkeuren en dat wij achteraf, op het moment dat een keuze voor projecten gemaakt moet worden, eigenlijk buitenspel staan. Of ziet de heer Van Kesteren dat anders?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik wil hier graag de reflectie van het kabinet nog op hebben.
De voorzitter:
U was klaar, meneer Van Apeldoorn? Klopt dat? De heer Van Apeldoorn hoort mij niet meer. De heer Vendrik dan.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Volgens mij stelde de heer Van Kesteren zonet een intrigerende vraag. Daar zou ik iets meer tekst en beeld bij willen hebben. De vraag ging over de sturing van het fonds, waar het geld naartoe gaat. Volgens mij zei de heer Van Kesteren dat het meer richting duurzaamheid zou moeten gaan. Dat doet een goede herinnering herleven aan het debat vorig jaar. Toen hebben we ook gesproken over dat fonds en of het niet meer moest gaan over de grote transities. Kan de heer Van Kesteren nog iets meer tekst en beeld geven bij de achtergrond van deze vraag?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat is dezelfde achtergrond die we vorig jaar hadden. Ik denk dat wij een enorme uitdaging hebben op het gebied van de energietransitie, meer in het bijzonder als het gaat om het oplossen van het klimaatvraagstuk. Ik denk dat je, als je investeert in innovaties, daar je prioriteit moet leggen. Dat bedoel ik ermee.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Eens. Dan gaan we straks luisteren naar de minister van Financiën en die zegt: ja, maar daar moeten ook nog andere dingen uit betaald worden. Het valt mij op — dat heb ik ook in mijn termijn aangegeven — dat de minister van Financiën het hier vrijwel niet over heeft. Hij heeft het over innovatie in de meer klassieke zin. Daarom heb ik ook gevraagd om opheldering.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ja. Maar goed, ik spreek hier voor mijzelf.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zeker, en als de minister van Financiën zijn positie herhaalt, is de vraag wat wij hier dan vandaag aan gaan doen. Hoe gaan we hem verder helpen?
De voorzitter:
De heer Van Kesteren, tot slot.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat hangt van de loop van het debat af.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Misschien nog een andere vraag als u mij toestaat, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, graag tot slot.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Van Kesteren sprak zojuist over het Rijnlandse model. Ik deel zijn voorliefde voor dat model. Mijn punt is echter — en dat laat corona volgens mij zien — dat het Nederlandse bedrijfsleven in hevige mate geïnfecteerd is — om die uitdrukking maar even te gebruiken — door het Angelsaksische kortetermijnaandeelhoudersdenken. Dus het gefinancialiseerde bedrijfsleven, overleveraged, met grote schuldposities en kortetermijnoriëntatie.
De voorzitter:
De heer Van Kesteren. Sorry, meneer Van Kesteren, de heer Vendrik was nog niet helemaal uitgesproken. Excuus, mijn fout.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijn vraag is: wat kunnen we daaraan doen?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik kom aan het slot van mijn betoog terug op de positie van grote ondernemingen en hoe hun visie op de economie zich zou kunnen ontwikkelen.
De voorzitter:
Dan de heer Schalk, namens de fractie van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Dank voor het mooie betoog van de heer Van Kesteren. Even nog ten aanzien van het Groeifonds. Er zijn eigenlijk twee posities. De eerste is dat de Raad van State heeft aangegeven dat het Groeifonds misschien afbreuk doet aan de controlefunctie van het parlement. Heb ik goed begrepen dat u vindt dat daar op de een of andere manier balans in moet komen? Oftewel, moet het kabinet dan in ieder geval nog met voorstellen komen om dat beter te verankeren? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag gaat wat meer in op het groeifonds zelf. Er zijn natuurlijk een heleboel plannen. Zo werd er gesuggereerd om de Noord/Zuidlijn in Amsterdam te verlengen. Dat zijn eigenlijk plannen die normaal gesproken binnen je investeringsfonds of in een normale begroting horen. Is de heer Van Kesteren het met mijn fractie eens dat we juist moeten zoeken naar elementen die niet in een normale begroting horen?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Daar ben ik het mee eens. Ik vind dat dat fonds gericht moet zijn op innovaties die in de markt niet tot stand komen omdat daar nog geen verdienmodel voor is. Dat is de kern van mijn visie op het fonds. Het moet allemaal nog ontstaan, het zal werkende weg moeten gebeuren, maar als u mij het zo rechtstreeks vraagt, is dat het antwoord. Dat betekent ook iets voor de rol van het parlement. Ik gaf het voorbeeld van de verbinding met het noorden van het land. Het aanleggen van een spoorlijn van die omvang is een zaak die in het parlement aan de orde hoort te zijn.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel voor dat heldere antwoord. Ik heb heel goed gehoord dat meneer Van Kesteren zei dat er nog geen verdienmodel aan ten grondslag zal liggen. Dat betekent in de praktijk dus dat we het risico moeten durven nemen dat de investeringen geld kosten op langere termijn.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat klopt, zo zie ik het ook.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Nee, er is nog een interruptie van de heer Van Strien van de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Ik heb jarenlang gewerkt aan het ontwikkelen van jonge start-ups. Er was altijd heel veel kapitaal beschikbaar van venture capitalists die in de toekomst keken, vooral naar medicijnontwikkeling. Dan praten we over ontwikkelingen van vele jaren. Er werd geld gestopt in bedrijven met het oog op een opbrengst over vele jaren. Moet ik uit de woorden van de heer Van Kesteren nu opmaken dat de overheid een fonds gaat runnen dat een visie met een langere termijn heeft dan de visie van deze venture capitalists?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Niet een visie met een langere termijn, maar misschien wel een andere visie. Venture capitalists hebben een belangrijke rol. Soms hebben ze een langetermijnvisie en soms ook een wat korteretermijnvisie. Ik denk ook dat er voldoende geld beschikbaar zal zijn voor start-ups, maar er is nu eenmaal een terrein, bijvoorbeeld klimaat of stikstof, waar je zult moeten innoveren en waar de overheid een aparte betrokkenheid heeft. Die problemen moeten worden opgelost, daar kun je niet afwachten of er venture capitalists zijn die dat willen doen.
De heer Van Strien (PVV):
Daar raakt de heer Van Kesteren nu juist het probleem dat wij zien. Hij noemt uitgerekend dat soort zaken waarvoor wij vrezen. Heel groen en links Nederland zit naar dat fonds te kijken, zo van "hé, daar kunnen we de klimaathysterie — zij noemen dat anders, maar wij noemen dat zo — eens lekker mee financieren". Dat is nou juist het grote gevaar bij dit fonds. Ziet de heer Van Kesteren dat ook?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Nee, dat zie ik niet.
De voorzitter:
Dank u, meneer van Strien. De heer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
De heer Van Kesteren zegt dat het fonds voor innovatie zal zorgen. Kunt u mij een voorbeeld noemen waarin de Nederlandse overheid een grote doorbraak op innovatief gebied heeft gerealiseerd met een overheidsinvestering? Daar ben ik wel benieuwd naar.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Nee, dat kan ik niet.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nee, ik kan het ook niet bedenken.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
We hebben het er net over gehad: je kunt het altijd weer opnieuw proberen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, een ezel kan zich ook tien keer aan dezelfde steen stoten.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat kan ook.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Wat zijn volgens u basisvoorwaarden voor goede innovatie? Waar moet het land aan voldoen om innovatief te kunnen zijn? Wat denkt u?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Bedoelt u waar die innovaties aan moeten voldoen?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Waarom ontstaan er in sommige landen heel veel innovaties en in andere landen helemaal niet?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat zijn de bekende voorbeelden van hoeveel competitie er in een land is, hoeveel geld er beschikbaar is, hoe het niveau van het onderwijs is, hoeveel ruimte ondernemers hebben. Dat schept een klimaat voor investeringen en innovaties, dat ben ik met u eens. Maar ik heb het nou steeds over een gebied waarvan ik denk dat de overheid daar een verantwoordelijkheid heeft. Ik denk dat daar het verschil zit tussen hoe u ernaar kijkt en hoe ik ernaar kijk. Ik kijk ernaar vanuit de gedachte dat er soms gebieden zijn waar innovaties niet of te langzaam op gang komen omdat het voor de markt niet interessant is. Die zijn er en dan moet je door een bepaalde periode heen om te kijken of je wel tot iets kunt komen. Zo kijk ik ernaar.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nederland is natuurlijk van oudsher een handelsland. Dat is ook de hele mentaliteit in dit land. Het is een handelsland en we zijn denk ik heel goed in het toepassen en over de hele wereld uitventen van innovaties die ergens anders zijn bedacht. Maar zelf dingen bedenken, vernieuwende dingen? Dat gebeurt in bepaalde clusters, bijvoorbeeld in Sillicon Valley, waar geld is, waar de beste universiteiten van de wereld ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Otten?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Het hele ondernemersklimaat. Waarom gaat u een gok nemen met 20 miljard? U zegt zelf dat het nog nooit is gelukt.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Kesteren. Ik stel voor dat we de heer Van Kesteren daarna zijn verhaal laten afmaken en dan kijken of er nog tijd is voor extra interrupties.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik denk dat u de economie wat tekortdoet. Neem het al genoemde brainportcomplex of wat er gebeurt in de landbouw. Nederland is door de combinatie van Wageningen en ondernemerschap uitgegroeid tot een buitenproportioneel succesvol land als het gaat om de agrarische sector. Dat heeft heel veel met innovatie te maken. Dat heeft ook veel te maken met de positie van de universiteit van Wageningen. Ik denk dus dat uw stelling in zijn algemeenheid niet juist is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Van Kesteren.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik was gebleven bij de Baangerelateerde Investeringskorting. Ik heb het eerder gehad over het maken van schulden. Dat is alleen verantwoord als dit gebeurt voor investeringen die de economie echt verder helpen. Als dit niet het geval is, is het maken van schulden niet meer dan het doorschuiven van lasten naar toekomstige generaties. Investeren is noodzakelijk. Om die reden steunt mijn fractie de Baangerelateerde Investeringskorting, hoewel het een omstreden voorstel is. Het wordt in het rijtje gezet van afschaffing van de dividendbelasting en verlaging van de vennootschapsbelasting. De BIK wordt gezien als een cadeautje voor het bedrijfsleven in een nieuwe verpakking. Ik heb er, evenals de heer Van Ballekom, bezwaar tegen als belastingverlagingen worden getypeerd als cadeautjes voor het bedrijfsleven. Het succes van de Nederlandse economie was de afgelopen decennia mede gebaseerd op gerichte lastenverlichting voor ondernemingen. Dat is een economische noodzakelijkheid in alle tijden. Wie de lasten voor ondernemingen niet beheersbaar houdt, betaalt vroeg of laat de rekening in de vorm van teruglopende investeringen, stagnatie en ten slotte oplopende werkloosheid. De BIK lijkt ons daarom voor dit moment een juiste keuze. Wel wil mijn fractie aan het kabinet vragen nog eens helder in te gaan op het commentaar van het Centraal Planbureau op dit punt.
Voorzitter. Je hoort soms dat onze economie een nieuw normaal tegemoet gaat. Ik geloof daar niet zo in. Een economie kent een aantal wetmatigheden. Ik heb daar al iets over gezegd in het kader van het maken van schulden en het verlagen van belastingen.
De voorzitter:
Meneer Vendrik, ik had net voorgesteld om meneer Van Kesteren zijn verhaal even te laten afmaken, want we hebben nu twintig interrupties achter de rug. Ik stel voor dat we meneer Van Kesteren even zijn verhaal laten afmaken en vervolgens kijken of er nog brandende vragen zijn.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat neemt niet weg dat een economie gebaseerd op gedeelde verantwoordelijkheden van tijd tot tijd grote veranderingen moet absorberen. Twee grote veranderingen die zich thans voordoen, zijn het klimaatvraagstuk en het vraagstuk van de arbeidsmarkt. Wat het klimaat betreft zijn er grootscheepse investeringen nodig om tot andere processen te komen op het gebied van de landbouw, het vervoer, de woningbouw en de energievoorziening. Hiervoor binnen grenzen geld lenen, is verstandig.
We zullen ook antwoord moeten geven op de problemen op de arbeidsmarkt. Mijn fractie is van mening dat dit kabinet in de tijd die het nog heeft, de aanzet moet geven tot drastische hervormingen. Het crisisklimaat moet hiervoor benut worden. Er is te veel onzekerheid voor veel mensen als het gaat om het hebben van werk en de voorwaarden waaronder dat werk verricht moet worden. Het wordt tijd voor een baanbrekend sociaal akkoord in de beste tradities van het Rijnlands model. De arbeidsmarkt vraagt om een grondige herziening en een vermindering van het flexwerken. In een sociaal akkoord zou onder meer aandacht moeten zijn voor de hoogte van het minimumloon, invoering van leerrechten, indexering van pensioenen, een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp'ers en een duidelijke afbakening van deze groep. Voorts zou het aantal vaste banen aan met name de onderkant van de arbeidsmarkt moeten worden vergroot. Dat moet ook gebeuren in de publieke sector, het onderwijs en de zorg. Ook moet er versterkte aandacht zijn voor mensen met een beperking. De afspraak om mensen aan het werk te helpen, moet worden voortgezet en uitgebreid naar nieuwe doelgroepen, dit in een goede combinatie met een versterking van de sociale werkbedrijven. Het kabinet zou dit niet moeten overlaten aan zijn opvolger, maar duidelijke voorstellen moeten neerleggen.
Voorzitter. Het kabinet zou ook aandacht moeten besteden aan de positie van met name grote ondernemingen. Het is niet goed, zoals de laatste jaren het geval is, dat er een kloof gaapt tussen grote delen van de politiek en de maatschappij en de multinationale ondernemingen. Er zou een code moeten komen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, een code die gaat over gewenst gedrag, bijvoorbeeld op het gebied van belastingbetaling, duurzaamheid, arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden en het voorkomen van discriminatie. Een dergelijke code, tot stand gekomen in overleg tussen de overheid en het bedrijfsleven, moet bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de samenleving in de grote ondernemingen, dit in het besef dat deze ondernemingen, ondanks alles wat er over hen te zeggen valt, onmisbaar zijn voor onze economie. Een code is naar de mening van mijn fractie een beter middel dan de nieuwe wetgeving die thans in behandeling is in de Tweede Kamer naar aanleiding van de Unileveraffaire rond de dividendbelasting. Mag ik het kabinet vragen om een reactie op de geschetste gedachten rond een sociaal akkoord en een code over maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Voorzitter. Mijn fractie denkt dat het tijd is voor veranderingen zoals zojuist geschetst. Zij worden ingegeven door de crisis en zijn als zodanig een kans. Zij worden ook ingegeven door het alledaags verstand. Ik gebruikte die uitdrukking eerder in mijn bijdrage en heb deze geleend van de vroegere Italiaanse politicus Antonio Gramsci. Hij omschreef politiek als "de slag om het alledaags verstand" — een mooie typering.
Voorzitter, tot zover. De CDA-fractie prijst het kabinet voor het beleid in deze crisistijd en ziet uit naar de beantwoording van de gestelde vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan was — eerlijk is eerlijk — eerst de heer Vendrik aan de beurt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Antonio Gramsci zei inderdaad ooit: wees realistisch; eis het onmogelijke. Dat vind ik ook een hele mooie gedachte: kijken hoever we komen. De code die de heer Van Kesteren hier voorstelt, doet denken aan de code-Tabaksblat, van bijna twintig jaar geleden. Toen speelde ook al de vraag of we vooral die kant op moesten. Meer aandeelhouderswaarde benadrukken, daar ging de code-Tabaksblat over. Is de code die de heer Van Kesteren voorstelt eigenlijk een correctie daarop? Dat is vraag één. Vraag twee. Is hij het met mij eens dat, hoezeer zo'n code ook interessant perspectief kan geven op een soort bedrijfsleven dat je hier vooral wil hebben, zo'n code een bedrijf nooit ontslaat van het betalen van zijn fair share in een nationale belastingmix?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik zie dit niet als een correctie op de code-Tabaksblat, maar meer als een aanvulling. De code-Tabaksblat speelde met name in een tijd dat de discussie over de topinkomens heel erg speelde. Ik heb in een andere rol daar ook mede over nagedacht. Nu zijn we in een andere tijd aangeland en heeft iedereen het erover dat de positie van ondernemingen moet worden herijkt. Ik ben het met u eens dat te veel aandacht voor de positie van aandeelhouders uiteindelijk niet veel goeds brengt, dus we moeten nu naar een situatie waarin ondernemingen weer begrepen worden door de samenleving en de politici. Dat is wat ik ermee beoog. Dan heb je het over belastingbetaling, maar ook over de andere onderwerpen die ik noemde. Een nieuwe dialoog tussen een kabinet en het parlement en het bedrijfsleven over wat we verwachten van ondernemingen, dat is mijn dragende gedachte.
De voorzitter:
Ik zie een heel rijtje leden staan. Ik doe even twee vragen per interruptie, want anders komen we er echt niet doorheen. Heeft u nog een dringende vraag, meneer Vendrik?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijn tweede vraag zojuist was de volgende. Ongeacht welke code je ook afspreekt, en hoe interessant die ook kan zijn, kan die nooit in de plaats komen van het betalen van de fair share, ook niet voor grote ondernemingen, in de nationale belastingmix ...
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Nee, maar dat ...
De voorzitter:
Bent u klaar met uw vraag, meneer Vendrik? Zo ja, dan geef ik het woord aan de heer Van Kesteren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Van Kesteren zei zojuist: dat heb ik liever dan het wetsvoorstel dat aan de overkant in bespreking is.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Kesteren.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Het wetsvoorstel heb ik getypeerd als wat ruw. Zo wordt het ook wel ervaren. Ik beoog dat er een einde aan komt dat ondernemingen niet dat aandeel in de belastingbetaling dragen dat ze zouden moeten dragen. Daar moet je het over hebben. Ik zou graag willen dat een nieuw kabinet dat gaat doen.
De heer Backer i (D66):
De heer Van Kesteren raakt een heel fundamenteel punt. Even over de code-Tabaksblat. Die ging vooral over de governance en het beperken van bepaalde uitwassen van aandeelhouderswaarde. Tabaksblat vatte de code als volgt samen: je moet fatsoen een handje helpen. In de kern was dat het. Maar dat is ook meteen mijn aangrijpingspunt bij het sociaal akkoord. Je kan fatsoen alleen een handje helpen als de pijlen de goede richting opgaan. Daarbij sluit ik aan op wat de heer Vendrik bedoelde. Iedereen die in bedrijven gewerkt heeft, weet dat het niet gebeurt als het alleen maar normatief is en als duurzaamheid of het tegengaan van kinderarbeid slechts een afdeling is, maar niet het hart van het bedrijf, en als de pijlen niet goed staan in de zin van winstverdeling, belastingverdeling, belastingontwijking of andere zaken. Dan is de norm niet sterk genoeg om het te laten gebeuren. Is de heer Van Kesteren met mij van mening dat niet alleen in een sociaal akkoord of in welke vorm dan ook in wetgeving zal moeten worden neergelegd waar dit tot ander gedrag zal leiden op bedrijfseconomische basis?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Dat kan ik nog niet helemaal overzien. Mijn idee is dat het hoog tijd wordt voor een gesprek tussen het kabinet en de grote ondernemingen over hun positie in de samenleving. Dat is het vertrekpunt van mijn voorstel. Dat zou moeten leiden tot bepaalde afspraken over gedragingen. Dat moet zich natuurlijk concretiseren. Dan is de vraag of het voldoende is om dat in een code te laten rusten of dat er ook nog wetgeving aan te pas moet komen. In die trits zou ik het willen zien.
Mevrouw Sent i (PvdA):
De heer Van Kesteren had het over de BIK en benoemde dat de politieke meningen over de wenselijkheid van de BIK verschillen. Ik ben heel erg benieuwd hoe hij de vormgeving en de inbedding in de wetgeving beoordeelt tegen de achtergrond van de motie die de Eerste Kamer op 24 november 2015 unaniem heeft aanvaard, waarin ertoe wordt opgeroepen om de Kamer een separaat politiek eindoordeel te laten vellen over dergelijke voorstellen. Ik ben erg benieuwd naar de beoordeling van de heer Van Kesteren van dit voorstel in het licht van de unaniem aanvaarde motie uit 2015.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
U bedoelt de motie-Hoekstra? Ik ben erbij geweest toen die motie werd ingediend en aangenomen. Ik heb deze motie altijd geschaard onder de categorie nobele moties en moties met een hoog idealistisch karakter, dus een motie die ook makkelijk met algemene stemmen kan worden aangenomen. Er was toen irritatie over het feit dat er bepaalde voorstellen rond de vermogensrendementsheffing waren weggemoffeld in het Belastingplan. Sommigen beweren dat de BIK ook is weggemoffeld in het Belastingplan. Dat kun je vinden; ik lees dat het kabinet zegt: dit is een natuurlijk onderdeel van de crisismaatregelen. Ik heb mijn steun uitgesproken aan het kabinet.
De voorzitter:
Mevrouw Sent, tot slot.
Mevrouw Sent (PvdA):
Daar wil ik graag twee dingen over opmerken. Ik ga niet lichtzinnig om met moties die wij aanvaarden. Als wij ze zelf al niet serieus nemen, hoe kunnen we dan van het kabinet vragen om uitvoering te geven aan moties? Dus ik wil graag afstand nemen van de inzet waarmee de heer Van Kesteren vóór de motie heeft gestemd. En ik wil er toch ook nog wel op wijzen dat er niet lichtzinnig kan worden omgesprongen met een dergelijk politiek gevoelig voorstel en het dan toch in een pakket te voegen waar de Kamer dat oordeel niet toebedeeld krijgt. Wij hebben als medewetgever ...
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag, mevrouw Sent?
Mevrouw Sent (PvdA):
Wij hebben als medewetgever onze rol te vervullen. Is de heer Van Kesteren dit met mij eens?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik ben het daarmee eens. Ik zou ook wel het etiket "lichtzinnigheid" van mij af willen werpen, en het vervangen door "realisme". Ik denk dat deze motie in al zijn eenvoud in de komende jaren meer stof tot discussie zal oproepen dan alleen dit geval.
De voorzitter:
Dan de heer Van Rooijen, tot slot.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ik was blij met de opmerking van de heer Van Kesteren over nieuwe, grotere plannen, visies, akkoorden, zoals we die bijvoorbeeld ook in de tachtiger jaren hadden. Hij noemde daarbij als een onderdeel de indexatie van pensioenen. Dat verheugt mijn fractie natuurlijk bijzonder; een woord dat in de Eerste Kamer al helemaal niet meer valt omdat we het altijd over kortingen hebben. Kan de heer Van Kesteren aangeven hoe en wanneer die indexatie zou kunnen ingaan? Want de feiten zijn dat het toezichtskader dat we nu hebben de komende jaren nog blijft en dus ook de rekenrente van nul. Vindt u dan ook niet dat er met rendementen rekening moet worden gehouden omdat die indexatie snel kan plaatsvinden?
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Het Pensioenakkoord wordt door mijn fractie toegejuicht. De heer Van Rooijen wees er vanochtend eerder op, en terecht, dat dat wel betekent dat indexatie nog lange tijd achterwege blijft. Dat acht mijn fractie niet gewenst en daarom stel ik voor dat daar in een sociaal akkoord over gepraat wordt, want dan heb je een aantal probleemgebieden van de Nederlandse economie te pakken op sociaal gebied. Ik heb er een aantal genoemd, en daarom ook deze, omdat ik denk dat het wel moet worden opgelost.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ben uitermate verheugd over dit antwoord van de heer Van Kesteren namens de CDA-fractie. Ik zou hem nog in herinnering willen roepen dat we vorig jaar bij de financiële beschouwingen ook gesproken hebben over die brief van 60 deskundigen die zeiden dat je naast de rekenrente ook met rendement rekening moet houden. Ik had het gevoel dat u daar een heel welwillend oor naar had. Vindt u niet dat we op korte termijn moeten proberen de regels zo te veranderen dat die indexatie, waarvoor alle ruimte is — het pensioenvermogen is verdubbeld in tien jaar — ook snel kan plaatsvinden?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Kesteren.
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Ik zou dit willen plaatsen in het kader van een sociaal akkoord. Ik denk dat het vraagstuk zich uitstrekt tot 2026. Dat betekent dat we voor die periode een oplossing moeten vinden. Het gaat me te ver om dat nu in te vullen. Dat is niet wat ik beoog.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik de heer Van Kesteren en geef ik graag het woord aan mevrouw Sent namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Zet twee economen bij elkaar en je hebt twee opvattingen. Behalve, zei Winston Churchill ooit, als een van die economen John Maynard Keynes is. Dan heb je twee economen en drie opvattingen. Toch wist juist John Maynard Keynes de toenmalige minister van Financiën Winston Churchill ervan te overtuigen de gouden standaard te verlaten. En diezelfde Winston Churchill stond vervolgens zelf, hier in deze Ridderzaal, aan de wieg van de Raad van Europa, met als doel de democratie en mensenrechten te bevorderen. Uit die Raad van Europa had op den duur ook een soort Europese Unie kunnen voortkomen, ware het niet dat werd gekozen voor de economische route.
Naar deze geschiedenis zal ik meerdere malen in de inbreng van de PvdA bij deze Algemene Financiële Beschouwingen terugkeren. Het is een geschiedenis van slimme economen en soms domme politici. Het is een geschiedenis van wijsheid en van wederopbouw. Daarmee sluit deze naadloos aan op de wens die senator Vos tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen uitsprak om de wederopbouw te starten en ons land zo groener, gelijker en eerlijker te maken. En ook de inbreng van senator Koole bij de Algemene Europese Beschouwingen die opriep tot een Europa dat beschermt maar niet knelt. Een sociaal en democratisch Europa.
Zet twee economen bij elkaar en je hebt twee opvattingen. U hebt niet geluisterd, meneer Van Ballekom. Desalniettemin blijkt uit een recent gehouden enquête onder 364 economen grote eensgezindheid over een aantal punten. Om vermoedens van belangenverstrengeling meteen de kop in te drukken: ik heb de enquête niet ingevuld.
Het overgrote deel van de Nederlandse economen vindt dat er na het tweede steunpakket een additionele begrotingsstimulans moet komen. En dan heb ik het over 92%, een percentage waar Churchill alleen maar van kon dromen. Met dit overgrote deel van de economen is de PvdA van mening dat er maatregelen moeten komen, gericht op werkgelegenheid. Ook duurzaamheid en sociale gelijkheid worden door de economen geprioriteerd. Daarin vinden zij John Maynard Keynes aan hun zijde. Hij was een voorstander van gerichte overheidsinvesteringen in met name de economische infrastructuur. Daar komt bij dat Keynes erop aandrong de economie in tijden van hoogconjunctuur af te koelen middels belastingverhogingen. Over die twee inzichten wissel ik graag met de minister van gedachten.
Voorzitter! In lijn met het betoog van Keynes voor gerichte overheidsinvesteringen in economische infrastructuur stelt de regering een Nationaal Groeifonds voor. Tijdens het debat in de Tweede Kamer zijn veel vragen gesteld over de keuze voor projecten, de daarbij te hanteren criteria en de methode van verantwoording. Net als mijn collega in de Tweede Kamer, Henk Nijboer, en net als de economen die pleiten voor duurzaamheid en sociale gelijkheid, roep ik de regering op tot de creatie van een nationaal brede welvaartsfonds. De heer Vendrik heeft daar ook al over gesproken.
Al bij de introductie van bruto binnenlands product 80 jaar geleden waarschuwde de uitvinder, Simon Kuznets, dat miljoenen mensen samenvatten in één cijfer geen exacte wetenschap kán zijn. Brede welvaart gaat over meer dan alleen ons inkomen, economie of groei. Het gaat ook over leefbaarheid en veiligheid, kwaliteit van de leefomgeving, sociale samenhang en voorzieningenniveau, onderwijs en arbeidsmarkt, klimaat en energie, natuur en landbouw, bereikbaarheid en woningmarkt. De PvdA-fractie wil daarom dat de focus van het investeringsbeleid verlegd wordt. Voor ons is groei een middel en brede welvaart een doel. Een extra procent economische groei is mooi, maar mensen verlangen vooral naar zekerheid. Doel van het investeringsbeleid moet zijn dat mensen zeker kunnen zijn van een baan, een betaalbaar huis en goede zorg. Is de minister dat met mij eens? Beschouwen we die brede welvaart, dan spreekt de Studiegroep Begrotingsruimte zijn zorgen uit over de collectieve uitgaven aan onderwijs. Dat is nu reeds urgent, want door de coronacrisis missen we kansen in het onderwijs en wordt de ongelijkheid groter. Te veel kinderen hebben tijdens de coronacrisis thuis niet het onderwijs kunnen krijgen dat zij nodig hebben en smachten naar een "persoonlijk groeifonds" om die achterstanden weer in te lopen. Hoe gaat de minister deze noodzakelijke inhaalslag faciliteren?
Jongeren worden hard geraakt door een stapeling van problemen: weinig buffers, onderwijsachterstanden, onzeker werk, duur wonen en schulden. Tegelijkertijd dient zich een allesoverstijgend probleem aan: de klimaatcrisis. Nu is het moment om te zorgen dat we onze jongeren perspectief bieden. Wat de PvdA-fractie betreft doen we dat door te investeren in onderwijs, wonen en werk, maar zeker ook door een mooie en leefbare planeet door te geven die niet bedreigd wordt door het opwarmen van de aarde. Investeren in de toekomst betekent richting geven aan een eerlijke, fatsoenlijke en duurzame economie. Daarom ziet de PvdA-fractie graag dat dit het hart gaat vormen van beleid dat gericht is op economisch herstel na de coronacrisis.
Met de Raad van State vraag ik me af hoe het Nationaal Groeifonds zich verhoudt tot reeds bestaande investeringsregelingen, zoals het Infrastructuurfonds en het Toekomstfonds en enkele fiscale regelingen, zoals de Wbso, en tot een aantal nieuwe ontwikkelingen, zoals Invest-NL en Invest International. En met de Algemene Rekenkamer wijs ik erop dat de beoogde investeringen ook via de bestaande instrumenten zouden kunnen plaatsvinden, of tijdelijk via de departementale begrotingen, nu de doelstellingen ervan veel overlap vertonen. Ik geef de minister graag de gelegenheid de PvdA-fractie van de toegevoegde waarde van het Nationaal Groeifonds te overtuigen.
Voorzitter, graag vraag ik speciale aandacht voor consortia van onderzoekers of kleine ondernemers die samen gebruik zouden willen maken van het Groeifonds. Deze hebben anders dan grote bedrijven niet de beschikking over ondersteunend personeel dat helpt bij de aanvraag. Een aanvraag doen kost daardoor relatief veel tijd en geld. Het risico dat deze moeite voor niets is, kan dit soort consortia ervan weerhouden een aanvraag te dienen. En dat terwijl we de afgelopen jaren meer dan ooit hebben gezien hoe start-ups onze economie en de wereld kunnen veranderen. Hoe zorgt de minister ervoor dat een beroep op het Groeifonds ook voor onderzoekers en kleine ondernemers aantrekkelijk is, en hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit soort consortia niet afhaakt vanwege de consequenties van een mogelijke afwijzing?
Voorzitter. Op dit moment geeft de regering steun aan ondernemingen die geraakt worden door de maatregelen ter beteugeling van het coronavirus. Waar sommige sectoren weinig hinder ondervinden van corona of zelfs extra omzet halen, zijn andere sectoren keihard geraakt. Daarom pleit de PvdA voor sectorspecifieke steun. Per sector moet gekeken worden of de schade tijdelijk of permanent is en welke waarde hij heeft voor de samenleving en de economie. Extra steun is bijvoorbeeld nodig om de bouw en de cultuur overeind te houden. Immers, de maatregelen dreigen onherstelbare schade toe te brengen aan de culturele sector. Daarbij sluit ik me graag aan bij het betoog van de heer Vendrik van GroenLinks. Gaat de minister bij de bouw als een domme politicus de fout van het vorige kabinet herhalen? Krimp in de bouw veroorzaakte toen onherstelbaar verlies aan bouwcapaciteit, geschoolde werknemers, enzovoort.
Door de coronacrisis loopt de werkloosheid in ongekend tempo op in onder meer de horeca en het toerisme. Als we niks doen dreigt hier een domino-effect: door de oplopende werkloosheid besteden mensen minder, wat weer voor meer werkloosheid zorgt. Tegelijkertijd zijn er nog steeds grote tekorten in het onderwijs en in de zorg. De PvdA wil dat niemand zonder perspectief op straat komt te staan. Met een werkgarantie kunnen mensen zich omscholen om elders werk te vinden, zonder dat zij direct hun inkomen verliezen. Daarom vraag ik de minister zich hiervoor in te zetten, en inzichtelijk te maken op welke manier de regering dit stimuleert én faciliteert.
Tenslotte breng ik op dit punt graag het probleem van perverse prikkels bij bedrijven onder de aandacht. Want in de tijden dat het wél goed ging hebben veel bedrijven te weinig financiële buffers aangelegd, vaak ten gunste van het uitkeren van veel dividend aan aandeelhouders. Ook hebben ze vaak, onder druk van diezelfde aandeelhouders zo veel mogelijk vermeden dat ze belasting moeten betalen aan de Nederlandse staat. En als er dan crisis is, zowel nu als na de bankencrisis, dan houden deze bedrijven als eerste de hand op bij de overheid. Dan hebben ze geen eigen buffers en krijgen ze overheidssteun, zonder zelf bij te hebben gedragen, via belastingen, aan voldoende publieke overheidsbuffers. En als de staatsschuld moet worden afgelost, draaien zorg en onderwijs en belastingen op gewone inkomens daarvoor op en willen bedrijven nog steeds niet dat alsnog hun belastingen omhooggaan. Hoe gaat deze minister dit morele gevaar doorbreken? Accepteert hij dat belastingen voor bedrijven omhoog moeten om hun fair share te betalen?
Voorzitter. Ik keer weer terug naar die 364 economen wier eensgezindheid over staatsschuld Winston Churchill zou verbazen. Bij discussies rondom staatsschuld is de centrale vraag wanneer deze te hoog is en onhoudbaar wordt. Staatsschuld is onhoudbaar wanneer een land niet meer aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen door oplopende rente en/of een te hoog staatsschuldniveau. Maar liefst 92% van de Nederlandse economen denkt dat de staatsschuld met de helft kan toenemen naar boven de 90%, zonder dat het onhoudbaar wordt. De economen uit de enquête hebben gelijk: zolang de Nederlandse staatsschuld rond het Europees gemiddelde blijft, zal herfinanciering geen probleem zijn, en houden we de lage, wellicht negatieve rente, en zal de rentelast op geen enkele manier andere overheidsuitgaven verdringen. Deelt de minister de mening van de slimme economen?
Nu zal de minister wellicht verwijzen naar de Europese begrotingsregels, maar die blijken procyclisch te werken, geheel tegen de logica van John Maynard Keynes in. Aan hem danken we de automatische stabilisatoren die de conjunctuur dempen, maar daarmee ook de overheidsbegroting in crisistijden zodanig beïnvloeden dat deze niet langer voldoet aan de Europese regels.
Juist in slechte tijden moet de overheid investeren. Zo voorkomen we dat de werkloosheid nodeloos oploopt, blijven voorzieningen en diensten overeind en zijn economie en samenleving klaar voor de toekomst. De Europese begrotingsregels blijken te weinig ruimte te geven om als overheid een belangrijke rol in een crisis te kunnen vervullen. Daarom dringt de PvdA aan op nieuwe afspraken in Europa over verantwoorde overheidsfinanciën om overheden de ruimte te geven om te investeren in een eerlijke en fatsoenlijke economie met voldoende banen. En dan met brede welvaart voorop, zoals eerder betoogd.
De voorzitter:
Heeft u nog een lang stuk?
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik rond af. Zal ik dat nog even doen? Dank u wel voorzitter, ik rond af. Brede welvaart is ons doel. Daarom riep senator Vos de minister-president op om ons land groener, gelijker en eerlijker te maken. En daarom vroeg senator Koole aandacht voor Europa als waardengemeenschap, precies in lijn met de inzet van Winston Churchill. En waar Churchill nog de grootst mogelijke moeite had om de inzichten van John Maynard Keynes te ontwarren, krijgt de minister eensgezinde economische inzichten op een presenteerblaadje. Aan hem is de keus: staat hij aan de zijde van slimme economen of voelt hij zich meer op zijn gemak bij domme politici?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sent. Het woord is aan de heer Schalk namens de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Ik ben in ieder geval geen slimme econoom, maar ik weet niet of ik dan een domme politicus ben. Maar even terug naar de oplopende staatsschuld. Mevrouw Sent heeft terecht een paar elementen genoemd die daar heel belangrijk voor zijn, met name de rente. Nu de rente inderdaad nihil is, zou je kunnen zeggen dat het niet uitmaakt of de staatsschuld oploopt. Mevrouw Sent heeft zelfs een hoogte van 90% genoemd. Ik neem aan dat zij daar niet graag naartoe wil, maar wil zij ook een oordeel geven over hoe het met de schuld moet die er uiteindelijk wel is? Het kan zo zijn dat de rente laag is, maar die schuld moet wel weer weg. Op welke termijn moeten we daar weer voelsprieten aan geven?
Mevrouw Sent (PvdA):
We moeten voortdurend aandacht hebben voor de houdbaarheid van de staatsschuld, die moet niet de grenzen van de houdbaarheid overschrijden. De economen zijn van mening dat die houdbaarheidsgrens niet bij een schuld van 60% ligt, maar dat die hoger is, wellicht 90%. Wat voor nu vooral relevant is, is hoe de financiële markten ertegen aankijken. Zolang onze staatsschuld lager is dan het Europese gemiddelde, is die staatsschuld goed te betalen. We betalen op dit moment zelfs negatieve rente.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Ja, heel kort, voorzitter. Dat is een helder antwoord van mevrouw Sent. Ze noemt dat slimme economen wel tot 90% zouden willen gaan. Is dat voor haar ook de grens?
De voorzitter:
Mevrouw Sent, tot slot.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik denk dat het een balans is tussen wat de financiële markten ons toestaan en wat wij zelf wijsheid vinden. We zullen daartussen moeten schipperen. Vandaar mijn verwijzing naar zowel de economische inzichten als naar wat de financiële markten toestaan.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik ben ook econoom, zoals mevrouw Sent weet. Ik onderschrijf haar betoog helemaal. Ik denk ook dat het helemaal niet van belang is of de staatsschuld 80%, 90% of 60% is. Het gaat er vooral om of de obligatiemarkt gefinancierd kan worden. Je hebt landen, misschien in Afrika, die 10% staatsschuld hebben, maar die niet kunnen financieren. Daar heb je ook niks aan. Wij hebben er een soort rigide opvatting uit de jaren tachtig over en een enorme fixatie op het niveau van de staatsschuld. Ik ben het daarmee eens. Waarover ik het niet met u eens ben, is dat dit allemaal alleen gebruikt moet worden om de overheidsinvesteringen aan te jagen. Gedeeltelijk kan dat wel, bijvoorbeeld in het onderwijs, maar het zou ook gebruikt kunnen worden voor lastenverlichting, zeker omdat de langdurige rente nu heel erg laag is.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Otten?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Wil de PvdA niet meer geld gebruiken voor lastenverlichting voor de mensen die nu heel zwaar getroffen zijn door corona, in aanvulling op de andere zaken die u wilt?
Mevrouw Sent (PvdA):
Wij vinden dat we ons uit de coronacrisis moeten investeren, dat de overheid een belangrijke investerende rol op zich moet nemen en dat de publieke sector versterkt moet worden. Zorg en onderwijs hebben veel te lang de klappen opgevangen. De heer Otten vroeg de heer Van Kesteren naar een voorbeeld van een succesvolle overheidsbijdrage. Ik wapperde met mijn telefoon, want een iPhone staat bol van innovaties die niet hadden plaatsgevonden als de overheid daar niet geweldig in had geïnvesteerd. Het Department of Defense van de Verenigde Staten heeft geïnvesteerd in het schermpje van de iPhone en in de chips in de iPhone. De overheid heeft dus een enorm belangrijke rol te vervullen als het gaat om het aanzwengelen van investeringen. Wat mij betreft is het doel daarbij niet economische groei, maar brede welvaart.
De voorzitter:
Meneer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Het is leuk dat u de iPhone aanhaalt, wat natuurlijk een uitermate succesvolle innovatie is, maar ik vroeg de heer Van Kesteren naar een innovatie waar de Nederlandse overheid verantwoordelijk voor is. We kwamen ook op Silicon Valley, waar een cluster is van de defensiesector, de Stanford Universiteit en noem maar op. Volgens mij heeft u daar zelf gezeten. Die infrastructuur is er in Nederland niet en die krijg je ook niet door 20 miljard weg te gooien.
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag, meneer Otten?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Mijn vraag wordt niet beantwoord. We kunnen wel investeren in groei en vage fondsen, maar mensen zullen de komende jaren ook moeten eten. De lastenverlichting houdt niet over op dit moment, terwijl dat geld gratis beschikbaar is.
De voorzitter:
Ik hoor graag een vraag, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Is mevrouw Sent het met mij eens dat ook daar aandacht voor moet zijn? We kunnen de staatsschuld op korte termijn best iets laten oplopen, want je hebt de teller en de noemer en als er groei komt, gaat die staatsschuld vanzelf weer naar beneden. Maar dat hoef ik u niet uit te leggen.
De voorzitter:
Graag een kort antwoord, mevrouw Sent. Daarna gaan we naar de heer Van Ballekom.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik wijs heel graag op de rol van NatLab in het stimuleren van innovaties in Nederland. Dat is een laboratorium van Philips, waar heel belangrijke innovaties hebben plaatsgevonden, vergelijkbaar met de RAND Corporation. Ik kan de heer Otten het boek van Mariana Mazzucato, The Entrepreneurial State, van harte aanbevelen. Het antwoord op de vraag die hij daarna stelde, is dat wij vinden dat beleid uit moet gaan van brede welvaart, van wat mensen van waarde vinden: goed onderwijs — wat een gelijkmaker is — voldoende beschikbare woonruimte en bereikbare zorg.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sent. Wilt u afronden?
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik kan nog wel even doorgaan.
De voorzitter:
Dat begrijp ik, maar daar hebben we de tijd niet voor.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik vind dat de brede welvaart voorop moet staan. Dat is het doel van overheidsbeleid.
De voorzitter:
Ik zie nu ook meneer Van Apeldoorn. Ik geef nog gelegenheid tot één vraag van de heer Van Ballekom en één vraag van de heer Van Apeldoorn. U heeft al twee vragen gehad, meneer Otten. Het spijt me, maar de tijd gaat anders tegen ons werken. Meneer Van Ballekom, een korte vraag graag.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Ik kan de verleiding niet weerstaan om te zeggen dat ik het niet geheel met mevrouw Sent eens ben. Ik wilde haar nog wel een vraag stellen. Wilt u Japan achterna, mevrouw Sent? In de jaren tachtig was er in Japan sprake van een economische crisis. Er was een staatsschuld van 40%. 25 jaar later is de staatsschuld 260% en is de crisis nog steeds niet over. Dat is ook de reden waarom ik bij de Europese Beschouwingen heb gezegd dat als het met geld op te lossen was, er geen crisis was geweest. Ik ben geen econoom en vraag het dus aan een slimme econoom en slimme politicus: wilt u Japan achterna? En denkt u dan ook aan de vergrijzing in Nederland, die op een gegeven moment ook problemen met zich meebrengt, ofschoon we meneer Van Rooijen hebben om daarvoor aandacht te vragen?
Mevrouw Sent (PvdA):
Dit lijkt me een retorische vraag. Uiteraard is het antwoord daarop ontkennend. Wij zien heel erg veel mogelijkheden voor de grote uitdagingen die ons te wachten staan en waar ook de heer Vendrik van GroenLinks op heeft gewezen, zoals de energietransitie en de verduurzaming. Er zijn heel veel mogelijkheden voor win-win en dus om zowel brede welvaart na te streven als de staatsschuld naar beneden te brengen en niet Japan achterna te gaan. Ik zie vooral de kansen en niet de bedreigingen, zoals in Japan, voor ons liggen.
De voorzitter:
Meneer Van Apeldoorn, één vraag.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Het zal mevrouw Sent niet verbazen dat ik het geheel met haar eens ben als het gaat om haar betoog dat dat we ons moeten investeren uit de crisis in plaats van de economie te laten creperen door bezuinigingen. En mooi dat de lessen van Keynes nu geleerd worden. Ik wou dat dat ook na de vorige crisis al meteen gebeurd was. Ik hoop dat mevrouw Sent dat met mij eens is.
De voorzitter:
En de vraag is?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Maar mevrouw Sent zegt ook dat op een gegeven moment de staatsschuld, of dat nu bij 80%, 90% of 100% is, wel degelijk onhoudbaar kan worden. En dan is de vraag: moet je bezuinigen of kun je ook de belastingen verhogen? Bijvoorbeeld voor diegenen die dat ook kunnen dragen. Ik denk aan de allerhoogste inkomens of grote vermogens. En waarom zou je daar eigenlijk mee moeten wachten tot dat moment? Zou je dat niet ook nu al kunnen overwegen, zonder dat je de economie daarmee schaadt?
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik ben blij dat de heer Van Apeldoorn het met mijn betoog eens is. Ik ben het eens met de insteek van zijn vraag dat er ruimte is om belastingen te verhogen op vervuilers, op vermogenden, op het hoogste tarief inkomstenbelasting. We hebben juist die financiële middelen nodig om belangrijke doelen te realiseren, zoals goede zorg, goed onderwijs, werkgelegenheid, voldoende woonruimte voor iedereen en ook nog een fijne toekomst.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sent. Dan geef ik graag het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.
De heer Backer i (D66):
Dank, voorzitter. Vorig jaar bespraken wij hier nog met een gevoel van tevredenheid een solide begroting. We keken uit naar de discussies die in Europa zouden plaatsvinden. We zagen een houdbaar tekort en een aantrekkelijke economische groei, waarbij Nederland een van de koplopers in de eurozone zou kunnen worden. Dat waren we ook. Het is nu bijna een jeugdherinnering, maar dat was vorig jaar.
Wij signaleerden toen, namens de fractie van D66, wel een paar wolken aan de blauwe hemel, zoals vraagtekens bij het voortzetten van het beleid van de ECB, zorgen over de brexiteffecten en over de consequenties voor Nederland van de handelsoorlogen — het belang van de handel is ook door de heer Frentrop benadrukt — de expansie van China en America First. We hadden ook nog wel wat vraagtekens bij de soliditeit van sommige banken in Europa. Maar dat was vorig jaar. We zijn nu bij de laatste begroting van dit kabinet. Normaal bestaat een kabinetsperiode uit vier jaarlijkse aktes met een paar vaste stijlfiguren en een zeker ritme. Maar dit is de vierde akte van een totaal nieuwe voorstelling. Vandaag is alles anders. We zitten in het tweede- misschien wel derdegolfscenario van de Macro Economische Verkenningen, met een scherp oplopend negatief EMU-saldo en een EMU-schuld. Waar die getallen gaan stabiliseren, niemand kan het zeggen. Net zomin als iemand kan zeggen wat de ideale schuldhoogte is. Waar die derde golf gaat ophouden is ook nog onduidelijk. De fractie van D66 sluit helemaal niet uit dat die nog tot ver in 2022 zou kunnen doorlopen. Hoe moeten we dan met de coronaproblematiek, met al dan niet lockdowns, omgaan?
De wolkjes van vorig jaar zijn nu een orkaan geworden. We zitten er middenin. Iedereen zoekt dekking voor het geweld. Tegelijkertijd moeten we, als we de gevolgen hiervan moeten bestrijden, nadenken over de periode erna. De COVID-19-pandemie is een klassieke, van buiten komende, grensoverschrijdende virusinfectie, die grote delen van de samenleving heeft ontwricht. Wereldwijd zijn er bij de stand van nu — maar terwijl ik spreek loopt het al op — 54 miljoen mensen besmet en meer dan 1,3 miljoen overleden, waarvan in ons land meer dan 8.400. Dat zijn toch enorme aantallen.
Voorzitter. Inderdaad is alles anders. Gelukkig hebben de wolken ook soms een silver lining, zoals dat zo mooi heet. Er is een lichtpuntje. Er zijn andere spelers opgekomen. Mevrouw Ursula von der Leyen heeft zich een positie weten te verwerven. En, Joe Biden — hij zit er nog niet, maar hij is wel de president elect — biedt toch wel enige hoop. Hij heeft eigenlijk ook kunnen profiteren van falend pandemiebeleid van zijn voorganger. Daar zie je ook maar weer aan: effectief landsbestuur doet ertoe.
Voorzitter. Er is ook een lichtpunt doordat er in de Europese Unie — ook in ons eigen land — meer veerkracht was dan aanvankelijk werd gedacht. Oude posities zijn verlaten. We hebben daar vorige week een uitvoerig debat over gehad. Ook de minister heeft een paar posities verlaten, waar mijn fractie erg gelukkig mee is.
Nu de triloog over het juli-akkoord bijna is afgerond, zijn er dus weer nieuwe obstakels. Dat kwam al even in een interruptiedebatje met collega Vendrik aan de orde. Hongarije en Polen kunnen zich niet vinden in de koppeling aan de mensenrechten. Ik ben erg benieuwd hoe de minister uit dit mijnenveld toch weer een uitweg weet te vinden. Als dat gebeurt, komen er natuurlijk nog naar ik vermoed suppletoire begrotingen bij de Miljoenennota om de effecten van de Raadsbesluiten te gaan verwerken. Gaat dat gebeuren? Op welke termijn?
Voorzitter. Alles is anders en er zijn net klassieke economen geciteerd, maar klassieke economische en fiscale recepten zijn wellicht niet voorhanden. Elke situatie is weer anders, want deze pandemie ontstaat op een moment van een grote en langdurig volgehouden liquiditeitspolitiek van de centrale banken met een lage inflatie. Deze pandemie heeft, hoe het zich ook wendt of keert, huisgehouden in de reële economie. Laten we niet vergeten — collega Vendrik wees er ook op met verwijzing naar het IMF — dat er landen in de wereld zijn waar de langzaam stijgende lijn van welvaartsvergroting is afgebroken en weer dalend is.
We zien in ons eigen land de oplopende werkloosheid. We verwachten faillissementen. We zien achterstanden in loopbaanontwikkelingen. We zien studievertragingen. We zien dat de creatieve sector in grote problemen is. En we zien een vergroting van ongelijkheid die daar bijna altijd het gevolg van is.
De regering en wij als medewetgever kunnen maar een paar effecten dempen, maar we kunnen niet de zekerheid en het houvast bieden dat de mensen zoeken. Dat geeft een gevoel van machteloosheid. Er zijn enorme interventies gepleegd, maar het is natuurlijk nooit genoeg. Bovendien is de veerkracht in deze crisis per burger, per mens verschillend. Dat is gewoon niet gelijk verdeeld. Het klassieke instrumentarium — daar had mevrouw Sent gelijk in — van de overheid is investeren. Daar hebben wij in het verleden, ook mijn oud-collega Rinnooy Kan, voor gepleit. Dat is ook gedaan: investeringen stimuleren, fiscale afdrachten uitstellen en inkomensondersteuning geven om de koopkracht op peil te houden. Is het genoeg? Waarschijnlijk niet. Hadden we het kunnen nalaten? Nee, dat hadden we niet.
Daarom maak ik de ministers, met name in de sociaal-economische driehoek — de ministers Koolmees, Wiebes en Hoekstra — namens onze fractie complimenten voor de snelle respons, de snelheid van uitvoering en ook de gedecideerdheid waarmee het is gedaan in een toch heel ongewone situatie. Zij hebben dat gedaan om de economische en sociale steunberen van de samenleving te stutten.
Ik refereer aan een inspanning die de regering ruimhartig en met vaart ondernomen heeft. Ik denk dat het ook meer dan verdiend is als we bij deze complimenten de uitvoeringsorganisaties betrekken, die een ongelofelijke prestatie hebben geleverd en die eigenlijk altijd in het nieuws komen — ik kijk onwillekeurig naar staatssecretaris Van Huffelen — als er iets niet goed gaat. Maar nu mogen ze toch ook wel eens een keertje in het zonnetje staan voor wat er wel goed gaat. Natuurlijk weten wij dat er straks bij een zorgvuldige analyse zal blijken dat er door de snelheid — het was geen staatsnoodrecht, maar het was wel rechtsvorming onder abnormale omstandigheden — zal worden vastgesteld dat er ook wel iets is misgegaan.
Voorzitter. De herwaardering van de interveniërende overheid — dat is vanochtend al een paar keer aan de orde gekomen — roept bij mijn fractie ook wel vragen op. Je kunt zomaar de overheid herontdekken als je daar niet in geïnvesteerd hebt. Is er tijdig ambtelijke capaciteit? Wordt die aangetrokken? Dan wil ik me met name concentreren op de ICT. Ik heb het nagekeken: er is een CIO, landelijk, rijksbreed, belegd bij Binnenlandse Zaken. We weten allemaal over het Belastingplan — naar aanleiding van de vele waarschuwingen — dat als men daar amendementen op wil aanbrengen, die niet uitvoerbaar zijn. Voor een deel zijn ze niet uitvoerbaar vanwege ICT. Dus ik zou de beide staatssecretarissen, maar in het bijzonder de heer Vijlbrief willen vragen hoe hij de kwetsbaarheid daarvan inschat en hoe die kwetsbaarheid en die risico's in de komende jaren kunnen worden gemitigeerd. Dat was al zo bij het normale beleid, maar nu waarschijnlijk nog meer.
Voorzitter. Dan heb ik een vraag over de steunpakketten voor de volgende jaren. Weten wij eigenlijk voldoende zeker dat we daar in juli 2021 mee op gaan houden of zullen ze toch doorlopen? Terwijl wij daarover nadenken, zullen we dus ook moeten nadenken over de post-crisissituatie. Tegenover ingrijpende wijzigingen, waar onder anderen collega Vendrik op wees, staan natuurlijk structurele vraagstukken en gevestigde belangen die zich schrap zullen zetten. Want het is mooi om te beweren dat een crisis een kans is, maar het is natuurlijk toch heel moeilijk om juist in die situatie anders te gaan kijken naar je eigen rechten en voordelen. Ik weet dat er maar 24 uur in een etmaal zitten en dat de bewindslieden daar al 20 van werken, maar ik nodig ze toch uit om daarover na te denken.
Wij zien vanwege de taaiheid in het verzet tegen structurele veranderingen natuurlijk ook dat grote welvaartsverschillen toenemen in de Europese lidstaten en binnen die lidstaten ook binnen de regio's. Bijna alle landen kampen met eenzelfde probleem, maar ieder op z'n eigen wijze. Maar als ik me nu even op Nederland concentreer, zie je dat de hervormingen zich zullen moeten concentreren op de vermindering van particuliere schulden, de energietransitie, de stikstofproblematiek, de knelpunten in de woningbouw en de groeikracht van de economie vanuit de brede welvaart. Dat zal dus een enorme gezamenlijke inspanning zijn. Of dat via een sociaal akkoord gaat of een deel van het sociaal akkoord, we zullen het zien.
Voorzitter. De ambities van het kabinet voor de volgende jaren aan de investeringskant — het Groeifonds, de transitie — juicht de fractie van D66 toe voor zover ze nu zijn ingezet en bekend zijn. Maar ik teken erbij aan dat wij denken dat ze nog conservatief zijn ingeschat. In de transitie naar de circulaire landbouw zullen de uitvoering van de stikstofaanpak in brede zin en de energietransitie letterlijk disruptief zijn. Daar is misschien als we spreken over die bredewelvaartsbenadering — ik zeg het voorzichtig — nog niet voldoende ruimte voor gereserveerd in de begroting.
Voorzitter. De werkgroep begrotingsruimte vraagt aandacht voor de kwetsbaarheden in onze economie en in het bijzonder voor die beperkte buffers van huishoudens maar ook van bedrijven. Voor beide fenomenen zijn er fiscale prikkels die tot een rationele, economische keuze uitnodigen om veel schuld te hebben. Daaraan beperkingen stellen gaat niet van de ene op de andere dag, maar daar moet wel een begin mee gemaakt worden. De lage rente raakt niet iedereen in gelijke mate en het is juist per saldo dat de Nederlandse huishoudens er meer last dan voordeel van hebben, want zij betalen over het algemeen hogere rentes over hun verplichtingen, terwijl ze weinig krijgen, als ze al spaargeld hebben. Welke interventies heeft de minister of zijn collega van belasting in petto om die kwetsbaarheid te verminderen?
Voorzitter. Ik kom bij een ander onderwerp: de aanbevelingen van de commissie-Borstlap; over structurele veranderingen gesproken. Eigenlijk zouden die niet kunnen wachten, maar ik lees dat ze vooruit worden geschoven en ik lees ook dat minister Koolmees redenen aanvoert die vooral liggen in de uitvoeringssfeer. Ik geloof wel dat ze valide zijn, maar het is toch wel een teleurstellend feit. Naar aanleiding daarvan heb ik nog een vraag. We hebben in dit huis ooit de opvolger van de VAR moeten bespreken. Wij waren daar niet voor. We dachten dat het een onwerkbare module was en dat is ook gebleken, maar is hij nog steeds in uitvoering bij de Belastingdienst of is hij stilgelegd? Dat is een onderwerp waar we eigenlijk niks meer over horen.
Voorzitter. Ik heb nog een paar korte, maar niet onbelangrijke punten. Hoe gaan wij als Nederland anticiperen op de herinrichting van het Stabiliteits- en Groeipact, dat nog steeds van kracht is nadat de ontsnappingsclausule langzamerhand wordt uitgefaseerd? Wat is de inzet van de minister? Daar zal de minister toch een inzet moeten laten zien. Hoe gaan wij dat doen? Vorige week hadden wij heel even een discussie met de minister van Buitenlandse Zaken als coördinerend bewindspersoon. Hij zei dat maatwerk en discipline daar hand in hand moeten gaan. Oké, ik denk dat dat een mooi uitgangspunt is. Maar gaat de minister dat nog verder concretiseren en, zo ja, hoe?
Voorzitter. In datzelfde rapport over het Stabiliteits- en Groeipact werden ook een paar interessante dingen gezegd over de vorige ingrepen. Daar werd met name gezegd dat als er opnieuw naar herstructurering in ons eigen land en in andere landen wordt gekeken, dit niet ten koste moet gaan van de investeringen. Is de minister het daarmee eens?
Ten slotte, voorzitter, en dat is zeker niet een onbelangrijk onderwerp: de werkgroep begrotingsruimte. Deze werkgroep ziet geen ruimte voor uitgaven boven het MLT-pad. Voor een deel is dat ingegeven door de alsmaar stijgende zorguitgaven. Dit is natuurlijk een explosief onderwerp, zeker tijdens een pandemie. Maar het moet toch besproken worden, want die automatische stijging werkt door in de premies en in de koopkracht. Dit kan alleen maar geaccommodeerd worden door hetzij het laten oplopen van de schuld, hetzij het aanpassen van andere uitgaven. Vroeg of laat bereiken wij een grens van wat nog proportioneel is op het geheel van de rijksuitgaven en ook de houdbaarheid moet generatiebestendig zijn. Dat is altijd moeilijk, korte termijn en lange termijn — ik herinner maar aan de pensioendiscussies — maar het is wel van belang. Komt het kabinet nog met een concreet voorstel op dit punt?
Voorzitter, ik heb nog één alinea. Zal ik mijn verhaal afmaken?
De voorzitter:
Maakt u het even af. Dit is ook uw spreektijd voor de tweede termijn. Dat weet u, meneer Backer? De keuze is aan u.
De heer Backer (D66):
Ja, maar deze interventie heeft alweer een minuut gekost.
De voorzitter:
Het scheelt een seconde. Die mag u erbij nemen.
De heer Backer (D66):
Zoals ik in mijn opening al zei, telt de kabinetsperiode normaal vier aktes. Ik zou de minister willen uitnodigen om die vierde akte werkelijk in te richten als een nieuw begin. We hebben de moet — met een t —gehad om die storm te weerstaan en nu moeten we ook de moed — met een d — hebben om een nieuw begin te maken.
Voorzitter, ik reken op uw coulance bij de tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Backer. De heer Vendrik.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Wat is eigenlijk de positie van de D66-fractie rond de BIK?
De heer Backer (D66):
Zal ik de spanning nog even laten voortduren tot de behandeling van het Belastingplan? Collega Van der Voort gaat daar uitvoerig over spreken.
De voorzitter:
Dat lijkt me een goed plan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Nee, dat wil ik de staatssecretaris van Financiën niet aandoen. Hij wil dat in dit debat van zijn partijgenoot in de senaat weten. Het is een belangrijk onderwerp; twee keer 2 miljard, een hoop geld. De minister van Financiën wil het ook graag weten, net als wij eigenlijk allemaal wel: wat gaan wij daar nou mee doen? Het komt allemaal niet goed uit de analyse. Het is ook niet zo chic om dat in een wetsvoorstel weg te zetten. Het had eigenlijk even apart voorgehangen moeten worden. Wat gaan we hiermee doen?
De voorzitter:
Graag een kort antwoord, meneer Backer.
De heer Backer (D66):
Voorzitter, ik vind het een dermate belangrijk onderwerp dat ik het niet in twee minuten ga afraffelen. Het is een investeringsvoorstel dat door de staatssecretaris, die toevallig van dezelfde politieke kleur is, maar dat hoeft niet alles te zeggen, met verve is verdedigd. De collega's aan de overkant hebben er voor gestemd en ik houd nog even in spanning hoe wij ermee om zullen gaan.
De voorzitter:
Daar zult u het mee moeten doen, meneer Vendrik, het spijt me. Dan ga ik naar de heer Van Strien, die het woord zal voeren namens de fractie van de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Terwijl Wuhan weer een stroom Chinese toeristen verwelkomt en de economie in China weer tot leven is gewekt, zitten wij midden in de problemen. Niet alleen onze gezondheidszorg zit in de problemen, maar ook onze economie. In september werd nog gedacht dat er geen tweede lockdown zou komen. In de basisraming zou de economie dit jaar met 5% krimpen en in 2021 met 3% groeien. De werkloosheid zou oplopen tot 6%. In het tweedegolfscenario krimpt de economie ook in 2021 en loopt de werkloosheid op richting 10%. Wij zijn bijna aan het eind van 2020 en mijn fractie vraagt zich verontrust af of de regering eigenlijk wel weet waar we nu precies staan.
Ambtenaren, adviseurs van de regering en wij Kamerleden videovergaderen wat af en onze salarissen worden gewoon doorbetaald. Hoe anders is dat met flexwerkers, zpp'ers en kleine zelfstandigen in de horeca. Die mensen maken zich terecht ernstig zorgen over hoe ze de winter door moeten komen. Dan hebben die mensen in bijvoorbeeld de horeca zich in eerste instantie netjes aangepast aan de nieuwe regels om vervolgens alsnog te horen te krijgen dat ze dicht moeten. Hoe deprimerend en frustrerend moet het zijn als goed gedrag bestraft wordt.
Voorzitter. Het CPB geeft zelf al aan dat de statische koopkrachtvoorspelling, dus wat er gemiddeld gebeurt bij een persoon die niet werkloos wordt of andere wijzigingen ziet plaatsvinden, een nauwelijks relevante indicator is. Als ik aan de ene kant denk aan dat marginale plusje aan lastenverlichting dat nu in de Miljoenennota wordt voorgespiegeld, en aan de andere kant de snelheid zie waarmee de economie nog verder ontspoort, dan kan de conclusie niet anders zijn dan dat na jarenlange krimp de burger ondanks de voorgehouden klimaatverandering wederom in een Siberische kou terechtkomt. De afgelopen jaren waren jaren van economische groei. Vanaf 2010 tot 2020 groeide de economie met 14%. De collectievelastendruk steeg daarbij met circa 7%, een vrijwel geheel beleidsmatige stijging, onder meer door het krankzinnige Klimaatakkoord, om maar eens een voorbeeld te noemen. Ondertussen zijn de huren onbetaalbaar geworden, stegen huizenprijzen tot een niveau waarop het voor de gewone Nederlander, laat staan een jong gezin, volstrekt onmogelijk wordt om een huis te kopen. Het beschikbare gezinsinkomen bleef vrijwel stilstaan. De rente werd door de ECB, eerst onder leiding van een Italiaan en nu een Française, bewust naar nul gestuurd om Zuid-Europa door te kunnen laten gaan met brassen, waardoor ons spaargeld verdampt en pensioenen niet geïndexeerd worden. Dat laatste, het niet-indexeren van de pensioen, vindt alleen plaats door de gekunstelde, door eurofielen uitgevonden truc om de rekenrente de facto door Frankfurt te laten bepalen, in plaats van door die met een voorzichtigheidsfactor te koppelen aan reële rendementen. Alleen daardoor is het mogelijk een soort psychologische oorlogsvoering jegens gepensioneerden te voeren, door ze permanent te dreigen met kortingen en, wie weet, ook nog echt binnenkort te korten.
In de afgelopen tien jaar, waarin de economie fors groeide, bleef het gemiddelde gezinsinkomen in tegenstelling tot de ons omringende Europese landen gewoon op nul staan. Voorzitter, voorwaar een slechte positie om de huidige crisis aan te pakken.
En hoe wordt die crisis nu aangepakt, of misschien wel verergerd? Het meest in het oog springt natuurlijk de begroting voor de EU, die afgelopen juli voor de komende zeven jaar is vastgesteld op 1.074 miljard euro, met daarnaast ook nog 750 miljard euro voor het coronaherstelfonds. Van die 1.824 miljard betalen wij zo'n 6%, oftewel 110 miljard, waarvan we bij nederig smeken nog een paar kruimels terugkrijgen. Ondertussen gaat die eerste 1.100 miljard op aan bizar riante Europese salarissen, met niet te vergeten goudgerande pensioenvoorzieningen voor eurobureaucraten, aan onrendabele landbouw buiten Nederland, aan geluidsschermen voor koeien in Polen en dat soort onnutte dingen. Nog niet genoemd heb ik dan de maandelijkse verhuispartijtjes tussen Brussel en Straatsburg, die nu vanwege de corona tot grote woede van de Fransen even stilliggen.
Die 750 miljard van het coronaherstelfonds zijn bestemd voor giften aan Zuid-Europa en gratis leningen die nooit meer terugbetaald worden. Zo kunnen ze in Frankrijk ten koste van Europa de pensioenleeftijd houden op 62 jaar met, let wel, een minimum voor iedereen van minstens €1.000 per maand. In Nederland bedraagt het gemiddelde pensioen €700 per maand. Het zorgpersoneel in Frankrijk krijgt een historische salarisverhoging van gemiddeld €183 per maand extra, van ons geld dus. Hier vluchten de regeringspartijen de Tweede Kamer uit om te voorkomen dat er over een extraatje voor de zorg gestemd gaat worden. En als ze er dan niet meer onderuit kunnen komen, dan worden aangenomen moties niet uitgevoerd. In Spanje wordt nu vanwege de coronacrisis het basisinkomen versneld ingevoerd. Italië krijgt 81 miljard van de Europese Unie om het land na de corona-epidemie weer op te bouwen en mag ook nog eens 127 miljard vrijwel gratis lenen, met sint-juttemis als einddatum.
Voorzitter. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar de belangrijke vraag voor vandaag is: wat doet de regering voor Nederland? Dat een enorm groot pakket aan steunmaatregelen nodig is, zal niemand ontkennen. Waar nodig, heeft de PVV die maatregelen in de afgelopen periode dan ook gesteund. Maar dan verwacht je wel dat zo'n pakket een beetje intelligent is samengesteld. De lockdown is al niet zo intelligent gebleken en de verschillende financiële noodmaatregelen blijken dat evenmin te zijn. Juist omdat de staatsschuld als een raket omhoogvliegt, is het bittere noodzaak geen maatregelen door te voeren waarvan het beoogde effect, te weten zo min mogelijk banenverlies, geen verdere terugval in koopkracht en behoud van bedrijvigheid, niet of nauwelijks aanwezig is.
Zo is daar om te beginnen de Baangerelateerde Investeringskorting, à raison van 2 miljard per jaar, die ervoor zou moeten zorgen dat bedrijven ook in roerige tijden blijven investeren in, bijvoorbeeld, nieuwe machines. Dit heeft volgens het CPB nauwelijks effect op de werkgelegenheid en de economie, en de effecten die er al zouden zijn, worden tenietgedaan omdat het een tijdelijke maatregel is. Vraag aan de minister: waarom doen we dit eigenlijk? En wie verkoopt die machines eigenlijk?
Dan hebben we het Nationaal Groeifonds, dat projecten moet gaan financieren die nog bedacht moeten worden. Minister Wiebes zei daarvan dat dit fonds hard nodig is om de sterk oplopende kosten van de verzorgingsstaat en de pensioenen te kunnen blijven betalen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat burgers iets terugzien van de verdiende welvaartsgroei in de huishoudportemonnee. Met dat laatste bevestigt hij in ieder geval het falen van dit kabinet om in de afgelopen jaren die welvaartsgroei gedurende de recente jaren van economische groei om te zetten in welvaartsgroei voor de burger. De stijgende kosten van de pensioenen worden eveneens door falend kabinetsbeleid veroorzaakt, namelijk door de rekenrente de facto door de ECB te laten bepalen en op nul te zetten. Dat heeft namelijk niet alleen gevolgen voor de pensioenen, maar ook voor de pensioenpremies.
Voorzitter. Met een premier die natuurlijk in de kern diepsocialistisch is — dat werd afgelopen vrijdag nog bevestigd in een column van oud-minister Plasterk — vreest de PVV dat met dit fonds vooral luchtfietserij en klimaatgekte gefinancierd gaat worden. Ons vertrouwen in dit fonds is dus vooralsnog nihil. Groen en links Nederland — ik zei het straks al — laat immers geen gelegenheid voorbijgaan om te benadrukken dat het geld in dit fonds moet dienen voor meer klimaathysterie in plaats van economische groei. Kan de minister überhaupt garanderen dat bij dit fonds economische groei op de eerste plaats zal staan?
Voorzitter. Ik kom bij het derde steunpakket in verband met corona, en dan met name bij de Tijdelijke noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid. Die voorziet in een tegemoetkoming in de loonkosten voor bedrijven die als gevolg van de coronacrisis minder omzet hebben, met als doel zo veel mogelijk banen en inkomens te behouden. Voor mijn fractie is het onbegrijpelijk dat de crisis aan het oplopen is, terwijl de regering deze regeling — ik heb het dan over NOW 3 — aan het afbouwen is. Ik kom dan ook terug bij mijn verontruste vraag aan het begin van dit betoog: weet de regering eigenlijk wel waar we nu staan in deze economische crisis?
Voorzitter. Een niet met het coronavirus samenhangende crisis is die op de woningmarkt. Al jaren geeft de PVV aan hoe die woningnood ontstaat, namelijk door de open grenzen die ervoor zorgen dat we er jaarlijks netto zo'n 100.000 mensen in dit land erbij krijgen, terwijl de oorspronkelijke Nederlandse bevolking ieder jaar krimpt. Tegen die groei is met alle milieuregeltjes en uitgedijde Natura 2000-gebieden in Nederland niet aan te bouwen. Dan krijgen vervolgens statushouders met voorrang gratis huizen, zodat de gewone Nederlander naar commerciële huurhuizen of koopwoningen moet, met desastreuze gevolgen voor zowel de huren als de woningprijzen, en dus voor Henk en Ingrid. Woningprijzen die tot een surrealistische hoogte stijgen, mede door de geldmachines in Frankfurt.
In dezelfde tijd horen we in de Europese Unie geluiden om alle teugels van de begrotingsregels maar los te laten. De voorzitter van de Europese Commissie wil voorlopig geen begrotingsdiscipline en Frankrijk heeft al gezegd niet meer terug te willen naar de Europese begrotingsregels. Alles wordt simpelweg gefinancierd met de geldmachines in Frankfurt.
Voorzitter. De EU is als een auto zonder remmen. Daar komen zeker ongelukken van. Als minister-president Rutte denkt dat hij een noodrem in handen heeft, dan zit hij echt in een andere auto; misschien wel met een noodrem, maar dan zonder kaart of routeplanner. Mijn vraag aan de minister van Financiën is of hij hier ook het gevaar van hyperinflatie ziet ontstaan. Ondertussen kan Jan Modaal niet meer lenen en niet meer rondkomen door onbetaalbare huren. Ik vraag het ieder jaar aan de minister van Financiën: ziet hij nog steeds niet dat wij uit de euro moeten, en dus uit de EU?
Voorzitter. Tot slot nog wat andere hoofdpunten aan de uitgavenkant die illustrerend zijn voor de door deze regering veroorzaakte gekte. De wereldwijde crisis is volgens het kabinet zo ingrijpend dat men ervoor moet kiezen om eenmalig 500 miljoen extra beschikbaar te maken uit de algemene middelen om de coronacrisis in het buitenland te gaan bestrijden. Gecombineerd met een kasschuif uit latere jaren zorgt het kabinet ervoor dat het budget voor Ontwikkelingssamenwerking in 2020 en 2021 stabiliseert. Tja. In eigen land lukte het niet om de corona effectief te bestrijden, dus geven we maar een half miljard extra aan Afrika om daar de corona te gaan bestrijden.
Onbegrijpelijk, voorzitter. Even onbegrijpelijk als de ruim 5 miljard euro die in de periode tot en met 2030 is gereserveerd voor klimaatgekte. Voorts 350 miljoen voor de asielindustrie en, nu komt het: een schamele 130 miljoen extra om de zorg aantrekkelijk te maken. Wat een wanverhouding, zeker als je weet dat in 2018 de ziekenhuizen ook al in de problemen zaten met de toen heersende ernstige griepepidemie. Alleen toen heeft er geen NOS-haan naar gekraaid. Dat een ernstige epidemie als corona tot de huidige problemen leidt, is dus bepaald niet verbazingwekkend.
Voorzitter, ik rond af. Het moet en het kan anders. Als het aan de PVV ligt, stoppen we de zojuist genoemde miljardenverspilling aan immigratie, klimaathysterie, ontwikkelingshulp en Europa. Dan gaan we ons geld besteden aan ons land. Dan zorgen we dat alle generaties weer perspectief hebben op werk, wonen en welzijn. Maart volgend jaar is het aan de kiezer om een uitspraak te doen, de kans om het roer om te gooien. De PVV is daar klaar voor.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De vergadering wordt van 12.34 uur tot 13.31 uur geschorst.