Plenair De Boer bij behandeling Eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen



Verslag van de vergadering van 1 december 2020 (2020/2021 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.33 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Het is mij een eer om vandaag als woordvoerder van de grootste oppositiefractie in dit huis te staan. We bespreken vandaag het wetsvoorstel Eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen. In de Tweede Kamer is het een lelijk wetsvoorstel genoemd, maar het is, zij het in gewijzigde vorm, toch met een grote meerderheid is aangenomen. Over de vraag of het wetsvoorstel nog steeds lelijk is, kom ik straks te spreken. Ik wil wel alvast opmerken dat de totstandkoming ervan nogal rommelig en moeilijk te doorgronden is. Dat hangt deels samen met het feit dat het in de Tweede Kamer is behandeld als onderdeel van het Belastingplan, waardoor het wellicht minder aandacht heeft gehad dan gewenst. Maar ook met de manier waarop het correctiemechanisme uit het voorstel is geschrapt tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer en zonder duidelijke schriftelijke toelichting van de regering.

In mijn bijdrage ga ik in op het doel van het wetsvoorstel, de beperktheid ervan en de mogelijkheden daar misschien nog wat aan te doen. Ook ga ik nog in op het boven de markt blijven hangen van het correctiemechanisme.

Volgens de memorie van toelichting beoogt het wetsvoorstel iets te doen aan duur scheefwonen: huurders van gereguleerde huurwoningen die in verhouding tot hun lage inkomen te veel huur betalen, en dat niet voldoende gecompenseerd kunnen krijgen via de huurtoeslag omdat de huur boven de aftoppingsgrens ligt. De regering heeft daarbij twee groepen huurders voor ogen: zij die hun woning gehuurd hebben voordat er sprake was van passend toewijzen en steeds al een te hoge huur betalen, en zij die door een inkomensdaling niet langer een passende huur hebben. De coronacrisis maakt het voorstel volgens de regering urgenter omdat verwacht wordt dat deze crisis bij veel huurders tot inkomensdaling zal leiden.

De GroenLinksfractie steunt het doel van het wetsvoorstel, maar vindt het op meerdere fronten beperkt en nodeloos ingewikkeld. Het wetsvoorstel voegt een nieuw instrument toe aan de kerstboom van instrumenten die het huurbeleid al kent, met alle consequenties voor de uitvoering en een taakverzwaring voor verhuurders, Belastingdienst en huurcommissie, en voor de huurders die zelf om de verlaging moeten vragen. En beperking tot de huurders van woningcorporaties, omdat de regeling anders niet uitvoerbaar zou zijn.

De vraag dringt zich op waarom er gezien deze nadelen gekozen is voor zo'n nieuw instrumentarium en waarom er bijvoorbeeld niet voor is gekozen om de aftoppingsgrens al dan niet duidelijk te verhogen, eventueel zelfs tot de liberalisatiegrens. Daarmee kunnen dezelfde doelen worden bereikt binnen het bestaande instrumentarium, en dus met veel minder uitvoeringsperikelen, en bovendien voor alle huurders. Is dit overwogen en waarom is hier niet voor gekozen?

In het licht van de omvang van de wooncrisis is dit voorstel bovendien een druppel op de gloeiende plaat. Het doet niets voor het aantal beschikbare betaalbare woningen en maakt de betaalbaarheid van huurwoningen er slechts voor een klein deel van de huurders iets beter op. Huurders die duur scheefwonen in woningen van particuliere verhuurders schieten er immers niks mee op, net zo min als huurders die een woning boven de liberalisatiegrens huren.

Het zou misschien nog niet zo erg zijn als de regering daarnaast nog andere maatregelen zou hebben genomen die het aanbod van betaalbare woningen voor woningzoekenden en de betaalbaarheid van huurwoningen zouden hebben vergroot. Maar die maatregelen zijn er niet of nauwelijks. Behalve het tijdelijke wetsvoorstel tot verlenging van tijdelijke huurcontracten en het nog te behandelen wetsvoorstel tot beperking van het aandeel van de WOZ in de puntentelling, heb ik in deze Eerste Kamerperiode geen andere wetsvoorstellen op het gebied van wonen langs zien komen. We zijn al bijna aan het einde van deze regeringsperiode. Een mooi moment om even terug te blikken en vooruit te kijken. Kan de minister eens voor ons schetsen wat zij in de afgelopen jaren heeft gedaan om het aanbod van betaalbare huurwoningen voor woningzoekenden en de betaalbaarheid voor zittende huurders te vergroten? En wat is daarvan terechtgekomen, in de zin van maatregelen die zijn doorgevoerd, en in de ontwikkeling van beschikbaarheid en betaalbaarheid? Is de minister tevreden met wat zij heeft bereikt?

Wij hebben de indruk dat de minister op het gebied van wonen niet al te veel voor elkaar heeft gekregen, en dat er pas substantiële stappen worden gezet met het woonakkoord dat in de Tweede Kamer is gesloten met enkele oppositiepartijen, waaronder GroenLinks. Deelt de minister deze analyse? En, even vooruitkijkend, welke stappen kan en gaat zij in de haar resterende tijd nog zetten om wél resultaat te boeken?

Terug naar het voorliggende wetsvoorstel. Zoals gezegd heeft het voorstel een beperkte werking. Naast de al genoemde beperkingen qua sector en huurprijs is er ook een beperking in de tijd. De wet regelt een eenmalige huurkorting. Voor wat betreft de correctie voor huurders die al huren vanaf het tijdstip vóór invoering van het passend toewijzen, en die dus altijd duur scheefgewoond hebben, is dat begrijpelijk. Dat geldt niet voor zover de regeling ziet op huurders van wie na het aangaan van de huurovereenkomst het inkomen substantieel is gedaald. Want waarom zou een huurder die in 2019, 2020 of begin 2021 te maken heeft gekregen of krijgt met een inkomensdaling wél een huurverlaging krijgen, en iemand die dit daarna overkomt niet? Daarvoor is er geen redelijke motivering.

In de schriftelijke voorbereiding heeft mijn fractie de minister gevraagd of zij bereid is te onderzoeken of het mogelijk en haalbaar is de huurverlaging zoals die in deze wet wordt geregeld structureel te maken. De minister heeft geantwoord daartoe bereid te zijn. Dat verheugt ons. Ik verzoek de minister dit concreet te maken. Wanneer kunnen wij de resultaten van dit onderzoek tegemoetzien, en zo mogelijk een voorstel voor het structureel maken van de maatregel?

Tot slot het correctiemechanisme. Dat is het lelijkste deel van het wetsvoorstel, dat in de behandeling in de Tweede Kamer is gesneuveld. Het wetsvoorstel kent nu geen correctiemechanisme meer. De huurverlaging die op basis van deze wet wordt verleend, is dus definitief. Natuurlijk is na de verlaging opnieuw huurverhoging mogelijk. Dat kan eventueel zelfs versneld wanneer de huurder inmiddels een zodanige inkomensstijging heeft gehad dat deze nu goedkoop scheefhuurt. Maar de wet kent geen mogelijkheid de huurverlaging terug te draaien. Huurders kunnen er dus van uitgaan dat dit niet gaat gebeuren.

Als ik de wet lees, is dit de enige mogelijke conclusie. Als ik de weergave van het debat in de Tweede Kamer lees, ga ik twijfelen. Daar is gezegd dat onderzocht zal worden of er alsnog een correctiemechanisme kan of moet komen. Naar ik heb begrepen zou dat in 2024 gevolgen kunnen hebben. Voorzitter, dat kan toch niet, vraag ik via u aan de minister. Als de wet nu geen mogelijkheid kent om de ingevolge de wet doorgevoerde huurverlaging terug te draaien, kan die mogelijkheid toch niet later met terugwerkende kracht alsnog worden ingevoerd? Dat zou toch een enorme aantasting zijn van de rechtszekerheid van de betreffende huurders? Graag helderheid van de minister.

Voorzitter. Met het schappen van het correctiemechanisme is het wetsvoorstel zeker minder lelijk geworden. Wat nog wel lelijk is, is dat weer een nieuw instrument wordt geïntroduceerd met de nodige uitvoeringsperikelen, en dat de groep huurders die daarmee wordt geholpen zeer beperkt is. Ik heb het al vaker gezegd: die beperkte groep bestaat uit huurders van corporatiewoningen met gereguleerde huur boven de aftoppingsgrens, voor wie de aanvangshuur destijds al te hoog was, of die te maken krijgen met een inkomensdaling. Die groep is hier wel echt mee geholpen. Als de regeling structureel wordt, geldt dat ook voor toekomstige huurders die te maken krijgen met een inkomensdaling.

De wooncrisis gaan we hier niet mee oplossen. Daarvoor is meer nodig, heel veel meer. Het woonakkoord zoals dat in de Tweede Kamer is gesloten en dat door de minister is omarmd, is daarin een eerste stap.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan geef ik het woord aan de heer Rietkerk namens de fractie van het CDA.