Plenair Baay-Timmerman bij behandeling Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep



Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Als laatste spreker zal ik her en der wel in herhaling vallen. Dat is nou eenmaal niet uit te sluiten. Mijn fractie is verheugd over de voordelen die dit wetsvoorstel met zich meebrengt. Daardoor wordt de pluriformiteit van de omroepen versterkt, komt er meer aandacht voor regionale programmering en worden stappen gezet voor vermindering van het reclameaanbod rondom kinderprogramma's, iets waar al heel lang voor gepleit is.

Ondanks deze positieve kanten zijn er nog wat bestaande zorgen en vragen vanuit 50PLUS. Ik citeer uit het advies van de Raad van State. "De afdeling merkt op dat de verplichte aansluiting bij bestaande omroepverenigingen op gespannen voet staat met de gewenste pluriformiteit van het omroepbestel." In de memorie van antwoord van 27 november jongstleden staat dat een aspirant-omroep zich, om een volwaardige erkenning te verkrijgen, dient aan te sluiten bij een al bestaande omroep. Volgens de regering betekent dit niet dat dit ten koste gaat van de pluriformiteit. Want, zo luidt de redenatie van de regering, ook binnen een samenwerkingsomroep kan een omroepvereniging haar eigen identiteit behouden. Immers, zo wordt vervolgd, de aspirant-omroep die zich aansluit bij een bestaande omroeporganisatie neemt ook budget mee.

Moet mijn fractie dan concluderen dat het meebrengen van budget door de aspirant-omroep, dus financiële middelen, een garantie is voor het behoud van de eigen identiteit? Dat is toch een vreemde redenatie. Allereerst zal dit budget veel beperkter zijn dan dat van de bestaande omroep, zodat daardoor een ongelijkwaardige verhouding bestaat. Daarnaast zou het ook onwenselijk moeten zijn om de gewenste pluriformiteit van het omroepbestel te koppelen aan beschikbare financiële middelen. Graag een reactie van de minister over hoe hij het behoud van de eigen identiteit van de aspirant-omroep gekoppeld ziet aan de inbreng van financiën.

Voorzitter. Dan de ledeneis. De ledeneis is verlaagd van 150.000 naar 50.000 voor aspirant-omroepverenigingen, met als grondslag dat dit komt door de huidige tijd, waarin mensen veelal geen lidmaatschappen meer aangaan. Zoals in de memorie van antwoord is weergegeven, baseert de regering de ledeneisverlaging op wat zij in de praktijk waarneemt. Nou, we hebben net allemaal gehoord dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Het bericht dat Omroep MAX de 400.000 leden is gepasseerd — een vermeerdering met 20.000 leden in één jaar — is uitermate verheugend, zoals al gememoreerd werd door collega Atsma. Het zijn jaloersmakende ledenaantallen voor politieke partijen.

De minister zelf stelt in de Handelingen van de Tweede Kamer dat vastgehouden wordt aan de eis van lidmaatschappen, maar dat er daarnaast ruimte moet worden geboden aan andere vormen van betrokkenheid. In het voorgestelde artikel 2.30, tweede lid, onder a, staat dat omroepen niet alleen het ledenaantal moeten aangeven, maar ook hoe ze hun maatschappelijke opdracht en de binding in de samenleving met de missie en identiteit kunnen borgen. Het is de zogenaamde rapportageplicht voor omroepen. Als mijn fractie het goed begrijpt, kun je als aspirant-omroepvereniging wel voldoen aan het vereiste van het ledenaantal, maar word je vooralsnog niet toegelaten tot het omroepbestel als je niet voldoende kunt aantonen wat je maatschappelijke binding en je opdracht zijn. Is dat een juiste conclusie?

Het advies van de Raad van State was om de toetsingscriteria ook in de wet op te nemen. Dat advies heeft de minister om hem moverende redenen niet opgevolgd. Er ligt nu een opdracht bij het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur om toetsingscriteria te formuleren. Echter, bij het aannemen van dit wetsvoorstel zal de aspirant-omroepvereniging nog steeds wettelijk iets moeten aantonen, namelijk voldoende maatschappelijke betrokkenheid, waarvoor de criteria ontbreken. Als escaperoute zegt de minister over het ontbreken van deze criteria dat hierop in de komende concessieperiode nog geen beoordeling zal plaatsvinden. Mijn fractie vindt het uiterst onzorgvuldig en ongewenst om bepalingen op te nemen in wetgeving om die vervolgens buiten werking te stellen, omdat er meer tijd nodig is voor de inhoudelijke uitwerking. Open normering is in wetgeving soms onvermijdelijk, maar ook gevaarlijk. Willekeur ligt immers op de loer. Deze nog niet uitgewerkte en nader omschreven criteria kunnen vergaande consequenties hebben. Kan de minister nogmaals aan 50PLUS duidelijk maken wat hij als kernvereiste ziet voor de maatschappelijke betrokkenheid? Daar moet hij tijdens het behandelen van dit wetsvoorstel toch wel enige gedachte bij hebben. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Dan het punt van drie naar twee lineaire televisiekanalen. Het wetsvoorstel regelt dat de landelijke publieke omroep op termijn wordt teruggebracht naar twee lineaire televisiekanalen. Kan de minister ingaan op het begrip "termijn"? Waar moet mijn fractie aan denken bij het bepalen van de duur ervan?

De minister zegt in de memorie van antwoord dat met deze aanpassing niet wordt beoogd dat het derde televisienet verdwijnt, maar dat de NPO hierdoor de juridische manoeuvreerruimte krijgt om programmabudget vrij te spelen voor niet-lineaire programmering. Volgens de toelichting wordt dit landelijke derde kanaal, waarvan de coördinatie berust bij de NPO, echter ingezet voor het programmeren van regionale programma's. Kan de minister in zijn antwoord verduidelijken waarom in het wetsvoorstel sprake is van twee lineaire televisiekanalen, terwijl de derde niet verdwijnt omdat die wordt omgevormd tot een kanaal met een regionaal karakter? Dan blijft er toch nog steeds een derde lineair kanaal bestaan? 50PLUS wil graag van de minister horen wat nu het exacte plan is met NPO3. Dat is voor mijn fractie nog steeds niet duidelijk. Collega Pijlman refereerde hier ook al aan.

De regionale programma's mogen ook van regionale omroepen afkomstig zijn. De NPO bepaalt welke regionale programma's worden aangeboden. Betekent dit niet dat daardoor de inhoudelijke bemoeienis van de NPO toeneemt? Dat overstijgt toch de coördinerende rol van de NPO, waardoor de regionale omroepen hun onafhankelijkheid geheel of gedeeltelijk zouden kunnen verliezen? Graag een toelichting van de minister.

Tot slot, voorzitter. De positie van de raad van toezicht wordt met de invoering van de nieuwe maatregelen versterkt. Ook wordt met de maatregel beoogd dat het College van Omroepen gevraagd en ongevraagd advies geeft over besluiten. De raad van toezicht blijft het belangrijkste orgaan. Wanneer het College van Omroepen en de raad van bestuur er onderling niet uit komen, krijgt de raad van toezicht instemmingsrecht. Moet dit instemmingsrecht niet worden gelezen als een vetorecht? Mijn fractie vraagt aan de minister of deze versterking van de positie van de raad van toezicht wel een wenselijke is, met het oog op good governance. Dat werd ook al opgemerkt door de leden van GroenLinks, de SP en de PvdA. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Tot slot een huishoudelijke mededeling. Ik bied bij dezen alvast mijn excuses aan u en de minister aan, omdat ik mogelijk niet de gehele tweede termijn, bij de re- en dupliek, aanwezig ben. Dat komt omdat ik om 11.00 uur een dringende afspraak heb aan de overkant. Maar ik hoop dat ik op tijd ben voor de beantwoording van mijn vragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. Ik denk dat u wel op de genade van de minister en van mij kunt rekenen. We zullen u missen.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Ontzettend aardig. Dank.

De voorzitter:

Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De voortzetting van de beraadslaging begint morgenochtend met het antwoord van de regering in eerste termijn. Ik schors de vergadering tot 17.45 uur voor de dinerpauze. Daarna gaan wij verder met het pakket Belastingplan 2021.