Plenair Geerdink bij gezamenlijke behandeling



Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Geerdink i (VVD):

Voorzitter. Het kon minder. In Groningen zeggen we dat als we iets goed vinden. Je zou daaruit ook kunnen opmaken dat er iets minder kan. Beide interpretaties zijn van toepassing op het voorliggende Belastingplan. Hoe beoordeel je een Belastingplan dat is geschreven in een tijd van corona, in een tijd waarin studenten en jonge starters geen betaalbare huisvesting kunnen vinden en ouderen steeds ouder worden, in een tijd waarin verduurzaming onvermijdelijk is, in een tijd waarin grenzen in fiscaal opzicht vervagen, omdat digitalisering geen grenzen kent en bedrijven net als mensen toch altijd rationeel denkend het liefst zo min mogelijk belasting betalen?

Voorzitter. Het is een tijd waarin we ervoor moeten zorgen dat iedereen zijn steentje of steen bijdraagt, niets en niemand uitgezonderd. Dat zeg ik met een gebaar aan de heer Vendrik. De wereld lijkt niet meer op de maatschappij van eind vorige eeuw, die model stond voor het huidige belastingsysteem. De samenleving is veranderd. Dat betekent dat overheden flexibel en wendbaar moeten zijn en dat uitvoerende overheidsorganisaties, die het gezicht zijn van deze flexibele, wendbare en in dat opzicht krachtige overheid, handen en voeten moeten geven aan wetgeving binnen het keurslijf van het systeem van de vorige eeuw. Uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst en belastingplichtigen krijgen de rekening van deze mismatch.

Met de wereld waarin we nu leven en de jaren die voor ons liggen, wil mijn fractie vandaag graag stilstaan bij de uitvoering, die impliciet in dit Belastingplan een prominente rol speelt en ook moet spelen. Namens de VVD-fractie ga ik daarnaast in op het belastingstelsel in relatie tot het ecosysteem van bedrijven, burgers en overheid. En natuurlijk komen daarbij en passant een aantal voorgestelde regelingen aan de orde, die hier en daar tot vragen leiden en die stel ik graag namens mijn fractie aan de regering.

Beginnend bij de uitvoering. De uitvoering moet hard op de regels en zacht op de relatie zijn. Dat is een eeuwenoud dilemma. De wijze waarop de uitvoering met dit dilemma omgaat, is een spiegel voor de gehele overheid. In een totalitair systeem, of dat nou links of rechts is, zal de uitvoering met harde hand, zonder aanzien des persoons, rücksichtslos tot invordering overgaan en het behalen van vooraf ingeschatte belastingopbrengsten, no matter what, zal daarbij vooropstaan. In een liberaal-sociaal systeem zal er meer aandacht zijn voor de individuele situatie van de belastingbetaler. Het maakt daarbij niet uit of er sprake is van een burger of van een bedrijf. Bij alle invorderingsacties zal gekeken worden naar de persoonlijke situatie van de belastingbetaler. In beide situaties heeft de overheid altijd de sterkste troef.

Begrensd door het gelijkheidsbeginsel leven wij gelukkig in een wereld waarin het niet zwart of wit is, maar het kan misgaan. Hoezeer het mis kan gaan, hebben we pijnlijk duidelijk kunnen zien tijdens de verhoren van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Als de overheid als geheel kennelijk niet meer beseft hoezeer verkeerde uitvoering gebaseerd is op alles-of-nietswetgeving en burgers vermangelt, dan is er iets fundamenteel fout. Het is heel goed dat er grondig bij wordt stilgestaan door alle betrokkenen. Ik spreek namens mijn VVD-fractie als ik zeg dat dit aangepakt en opgelost moet worden en nooit meer mag gebeuren.

Voorzitter. U weet wellicht dat ik jarenlang een lokale belastingdienst heb mogen leiden, waar de afweging tussen gelijkheid, opbrengst en menselijkheid elke dag speelde. Medewerkers kwamen in aanraking met deze dilemma's en voerden hier gelukkig open discussies over. Soms ging ik mee om gevoel te krijgen bij de afwegingen die de medewerkers moesten maken. Zo herinner ik mij een dagje mee met een zeer ervaren, zeer gewaardeerde deurwaarder. Hij vertelde dat hij elk jaar met collega's van andere instanties, die ook invorderden, langs dezelfde deuren moest om het geld te innen. Een sterk gelijkheidsgevoel in relatie met een open houding, zonder angst, leidde ertoe dat mensen met begrip voor deze vriendelijke doch rechtvaardige deurwaarder bereid waren om betalingsregelingen af te sluiten, waarbij hij op zijn beurt in contact trad met andere innende organisaties om te zorgen dat er afstemming plaatsvond. Allemaal overheid, bezien vanuit de belastingbetaler, maar allemaal vanuit een ander wetgevingskader actief. Deze deurwaarder was de menselijke maat in persoon. Het is namelijk een illusie om de menselijke maat in regels of wetgeving te willen vatten. Uitvoering is en blijft mensenwerk.

De heer Schalk i (SGP):

Ik sloeg even aan op de woorden die mevrouw Geerdink sprak over de toeslagenaffaire. Ik ben het daar zeer mee eens. Ze koppelde dat ook aan het gelijkheidsbeginsel en dat doet mij meteen aan een ander ongelijk fenomeen denken, namelijk het verschil tussen een- en tweeverdieners. U had ongetwijfeld al gedacht dat ik daarop terug zou komen, en dat gaat dan ook gebeuren! Mijn vraag is de volgende. Het huidige kabinet heeft wat dat betreft ingezet op een gelijker speelveld. Het zou meer in balans hebben moeten komen, maar uit de stukken blijkt dat de eenverdiener het laatste jaar in sommige gevallen bijna zeven keer zo veel moest gaan betalen als de tweeverdiener. Hoe ziet mevrouw Geerdink dat in het kader van het gelijkheidsbeginsel?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Deze vraag komt inderdaad elk jaar voorbij, want ik heb hem volgens mij vorig jaar ook beantwoord en de fractievoorzitter van de VVD ook. U krijgt weer hetzelfde antwoord daarop, namelijk dat wij als VVD uitgaan van het individu en voor dat individu moet de belasting gelijk zijn. Het verschil tussen de twee situaties waar u het over heeft, is dat in de ene situatie twee mensen van één inkomen leven, en in de andere situatie beiden een inkomen verdienen. Dan is het, gezien vanuit het individu, heel fair dat je ook vanuit het individu belast en dat je er geen onderscheid in maakt op welke wijze het samenleven plaatsvindt.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor het begin van het antwoord, alleen: het probleem is dat ik misschien wel bijna dezelfde vraag stel als vorig jaar, maar het uitgangspunt is anders. Het was namelijk een paar jaar achter elkaar bijna zes keer zo veel en nu is het gegroeid naar bijna zeven keer zo veel. Als je juist gaat kijken naar het individu, dan wordt het individu dat alleenverdiener is, veel harder gepakt door de belasting dan de individuen die het samen verdienen. Het gaat dus echt over hetzelfde bedrag, dezelfde koopkracht, binnen een gezin. De een betaalt €2.000 belasting of nog geeneens, en de ander bijna twaalf of dertien.

Mevrouw Geerdink (VVD):

De vraag had ik niet helemaal verstaan, maar ik ga ervan uit dat de vraag is of ik dat ook deel.

De heer Schalk (SGP):

Ja, of dat eerlijk is en of dat niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel.

De voorzitter:

En dat in een kort antwoord.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat vinden wij dus niet. Dat is echt het kortste antwoord dat ik daarop kan geven. Even ter geruststelling, want volgens mij heeft de staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen gezegd dat hiernaar een onderzoek gaat plaatsvinden. Ik denk dat dat ook het moment is om daar nog eens goed naar te kijken.

De voorzitter:

De heer Schalk tot slot.

De heer Schalk (SGP):

Stel je voor dat dat onderzoek zou uitwijzen dat dat oneerlijk is, wat vindt dan de VVD?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dan lopen wij daar nu niet op vooruit.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dan vinden wij waarschijnlijk hetzelfde.

Even kijken. Ik was bij de uitvoeringsorganisatie. Ik wilde het volgende zeggen. Ik vind echt dat wij trots mogen zijn op deze ambtenaren, die onze ingewikkelde regelgeving op afgewogen wijze voor ons allen uitvoeren. Het liefst — ik ga weer even terug naar het Noorden — hadden wij in het Noorden het gehele inningsproces voor alle andere overheden centraal geregeld en uitgevoerd, in het belang van die belastingschuldenaar, die anders met iedereen en alles te maken heeft. Dat was echter nog een paar bruggen te ver.

Eigen uitvoeringsprocedures, eigen ICT-systemen, schotten tussen organisaties, gelegitimeerd door eigen regelgeving en eigen bestuurders waren de redenen waarom het voor de kwetsbare belastingbetaler suboptimaal was geregeld. Tot terechte frustratie, kan ik zeggen, van mijn goedwillende collega's. Vandaar ook dat mijn fractie met verbazing kijkt naar de bewuste versnippering in de uitvoering die nu lijkt plaats te vinden. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de Nederlandse Emissieautoriteit, de Belastingdienst Toeslagen, de Belastingdienst Douane, de Belastingdienst Belastingen en zelfs notarissen: allemaal nemen ze een deel van de uitvoering van dit Belastingplan ter hand.

Dat leidt onvermijdelijk tot veel overleg, veel afstemming en veel tussen wal en schip komende belastingplichtigen. Dat geldt zeker als de verantwoordelijkheden gedeeld worden zoals bij de BIK, maar ook als begrippen anders gedefinieerd worden zoals bij het partnerbegrip in de toeslagenwetgeving. Als ICT-systemen niet op dezelfde leest geschoeid zijn en benodigde informatie om te toetsen — denk aan de vermogens- en inkomenstoetsen — niet zelf voorhanden is, waardoor er een afhankelijkheid ontstaat van andere uitvoeringsorganisaties, dan gaat het in potentie mis. Bedenk daarbij dat data en wetgeving noodzakelijk zijn om de uitvoering goed ter hand te kunnen nemen. Soms is het oplosbaar, maar soms ook niet.

Heeft de regering in kaart welke afhankelijkheden en welke samenwerkingen er zijn op het terrein van belastingheffing, op het terrein van data, ICT en wettelijke bevoegdheden in Nederland? Bestaat er zo'n overzicht en is de regering bereid om, indien dat overzicht nog niet bestaat, toe te zeggen dat zij dit overzicht laat maken? Dan kan aan de hand daarvan beoordeeld worden of de versnippering in de uitvoering voldoende doordacht is. Voorkomen moet worden dat belastingplichtigen tussen wal en schip raken. Graag verzoekt de VVD-fractie om een reactie van de regering op de uitvoeringskeuzes die verwerkt zijn in dit Belastingplan.

Dan naar het volgende blokje om in regeringstermen te spreken: het ecosysteem. Om GroenLinks en de Partij voor de Dieren ter wille te zijn, nemen we een voorbeeld uit de natuur om te illustreren dat natuurkrachten universeel zijn: de metafoor van de vrije vissen in de grote oceaan. Net als in de oceanen zwemmen er in onze maatschappij namelijk grote en kleine vissen. Vissen zijn heel divers en hebben allemaal hun eigen bijdrage aan het ecosysteem. Sommige vissen trekken, sommige vissen jagen en eten andere vissen, sommige zijn prachtig en andere afschrikwekkend. Er zijn hele grote en hele kleine vissen, zoetwatervissen en zoutwatervissen. Net als in onze maatschappij aan land zijn klein en groot van elkaar afhankelijk en heeft diversiteit meerwaarde. Balans in het ecosysteem is gegarandeerd als er geen menselijke inmenging of betrokkenheid is. Op land, in de mensenwereld, is er zoals gezegd een vergelijkbaar ecosysteem. Mensen en bedrijven, groot en klein, hebben allemaal hun eigen bijdrage waardoor ontwikkeling en aanpassing plaatsvindt. Activiteiten verdwijnen en nieuwe ontwikkelingen zorgen voor groei, zowel economische groei als groei in welvaart, op basis van gelijkwaardigheid, niet op basis van gelijkheid, begrensd door de aanwezige grondstoffen en de beschikbare landoppervlakte. In dit ecosysteem past een overheid die zich niet gedraagt als visser of als grote vis, maar een overheid die ervoor zorgt dat alle vissen, groot en klein, kunnen leven, zich kunnen voortplanten en zich kunnen ontwikkelen. Een overheid die alleen soms waarschuwt voor gevaarlijk zwemwater of routes afsluit als bescherming nodig is. Een overheid die betrouwbaar en voorspelbaar acteert langs lange lijnen.

De afgelopen jaren is het afsluiten van de routes het speerpunt van het beleid van deze regering geweest, waardoor misbruik van fiscale wetgeving niet meer is toegestaan. Zoals bij het vorige belastingplan is aangegeven, is dat goed, behalve als er sprake is van overkill. Overkill vindt plaats als het onschuldige bedrijven beschadigt of als het door verkeerde timing of onevenredige belasting in vergelijking tot de rest van de wereld leidt tot een verplaatsing van bedrijven waardoor wereldwijd gezien de routeafzetting geen enkel effect heeft en er lokaal een verzwakt ecosysteem resteert. Het beste zijn natuurlijk wereldwijde afspraken die maken dat het ecosysteem en de basis overal evengoed zijn, zodat er vrijelijk concurrentie kan plaatsvinden, het liefst op mondiale schaal, gezien de relatief kleine oppervlakte van ons land en gezien de relatief schaars aanwezige grondstoffen.

Een andere lange lijn van de afgelopen jaren is de verschuiving van de belasting op inkomen en winst naar belastingen die duurzaamheid stimuleren. Wederom prima, mits de jaarlijkse aanpassingen in evenwicht uitgevoerd worden en maatregelen echt bijdragen aan het stimuleren van duurzaamheid op wereldniveau. Deze beweging wordt heel langzaam doorgevoerd en leidt jaar na jaar hier en daar tot fricties. De tariefsverlaging en tegelijkertijd verbreding van de eerste schijf en de vennootschapsbelasting is dit jaar voorbeeld van de verlaging van de belastingdruk op winst. De verhoging van de tarieven van de ODE, de opslag duurzame energie in de klimaattransitie, is de evenknie in de richting van het meer belasten van energieverbruik. Een frictie ontstaat als het afschalen van de belastingen op inkomen en winst niet neutraal plaatsvindt. Fricties ontstaan als de invoering van duurzaamheidswetgeving niet in de pas loopt met de invoering van vergelijkbare wetgeving in de landen om ons heen, of met goede bedoelingen volstrekt eenzijdig wordt ingevoerd zonder dat echt duurzaamheidseffecten te verwachten zijn. Ik zal op beide soorten fricties ingaan aan de hand van wetgeving die in dit belastingplan is opgenomen.

De verliesverrekeningsvoorstellen, drie keer woordwaarde, in dit belastingplan zijn een voorbeeld van niet-neutrale wetgeving. Voor de inkomstenbelasting van een box 1-ondernemer geldt voor verliesverrekening drie jaar achterwaarts, negen jaar voorwaarts. Voor de box 2-ondernemer geldt één jaar achterwaarts en zes jaar voorwaarts. Voor de vennootschapsbelastingplichtige ondernemer geldt één jaar achterwaarts en onbeperkt voorwaarts met een beperking tot maximaal 50% van de belastbare winst boven 1 miljoen euro. Dit alles naast en boven op de gewijzigde en zeer ingewikkelde verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting bij liquidatie en staking. Let wel, de laatstgenoemde regeling kent drie nieuwe voorwaarden, twee nieuwe doorkijkbepalingen, twee nieuwe toetsperioden en twee nieuwe tegenbewijsregelingen. Hoe neutraal is deze kluwen van verliesverrekeningsmogelijkheden? Zijn deze regelingen naast elkaar uit te leggen en uit te voeren door de Belastingdienst? Waarom niet gewoon één verliesverrekeningsstelsel voor alle ondernemers gelijk, dat je dan vervolgens kunt verruimen of beperken al naar gelang je de belastingdruk op winst wilt verlagen ten faveure van bijvoorbeeld een hogere belastingdruk op CO2-uitstoot? Waarom een beperking van de liquidatieverliezen invoeren op een moment dat duidelijk is dat er een hausse aan liquidaties zal plaatsvinden, veroorzaakt door corona? De invoering kan toch ook wel een jaar later? Graag ontvangen we op deze vragen een reflectie van de staatssecretaris van Financiën.

Een voorbeeld van duurzaamheidswetgeving die niet in de pas loopt met vergelijkbare wetgeving in de landen om ons heen, is de CO2-heffing voor de industrie. Deze heffing komt voort uit het Klimaatakkoord. Bedrijven hebben zelf aangegeven dat dit de route is die moet worden afgelegd: aansluiten bij het bestaande EU ETS. Dat is allemaal te begrijpen. Maar de rest van Europa wacht netjes totdat in Europees verband de Green Deal wordt vormgegeven, zonder het gelijke speelveld met omringende landen aan te tasten. De verwachte opbrengsten van deze belasting bedragen nul. De reikwijdte van de Nederlandse CO2-heffing is weer net anders dan die van de Europese ETS-richtlijn.

De administratieve lasten die door deze wetgeving aan bedrijven worden opgelegd, zijn enorm. Bedrijven worden verplicht tot — houdt u zich vast — een industrieel monitoringsplan, een industrieel emissiejaarverslag, een industrieel monitormethodiekplan en een verslag van het aantal dispensatierechten, jaarlijks te overleggen. Waarom investeert de regering niet eerst met voorrang in de noodzakelijke infrastructuur en bereidt ze niet eerst alles voor om klaar te staan voor de implementatie van de nieuwe Europese richtlijnen die aanstaande zijn? Dan voorkom je als overheid dat je bedrijven in de tussentijd elders laat investeren of zelfs laat vertrekken. Waarom sluiten we niet naadloos aan bij die ETS-richtlijn, maar wijken we weer af? De VVD-fractie moet er niet aan denken dat deze administratieve rompslomp het voorland is voor heel ondernemend Nederland. Kan de regering de VVD-fractie geruststellen?

Een tweede voorbeeld van eenzijdige duurzaamheidswetgeving was de invoering van de vrachttaks, die zou leiden tot verplaatsing van vliegbewegingen, werkgelegenheidsverlies en sluiting van een vliegveld. Voorzitter, u begrijpt dat de VVD-fractie deze koerswijziging van harte toejuicht.

Een derde lange lijn is de digitalisering. Voorzitter, u begrijpt dat de VVD gezien het hiervoor opgemerkte geen voorstander is van het in Nederland eenzijdig invoeren van nieuwe belastingen over winsten of omzetten die behaald zijn met digitale activiteiten. Dat kan alleen op basis van wereldwijde afspraken en dat zal een wereldwijde herverdeling van belastingheffingsrechten tot gevolg hebben.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Ik was nog even bezig om happend naar lucht boven water te komen met de vissen. Dat is inmiddels gelukt.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Gelukkig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de VVD het uitgangspunt ondersteunt dat de vervuiler betaalt. Maar als het even praktisch wordt bij die bedrijven, is het meteen weer foute boel. Hoe zit het nou? Wanneer gaat de VVD zich zonder voorbehoud sterk maken voor het o zo noodzakelijke klimaatbeleid voor de toekomstige generaties?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Een geweldig pleidooi. Volgens mij heb ik in mijn pleidooi ook gezegd dat we de transitie naar die duurzame wereld gaan ondersteunen. Dat zullen wij doen. Een VVD-minister van Economische Zaken maakt zich daar zelfs hard voor. De heer Vendrik had net een heel ander verhaal, namelijk dat transparant moet worden wat er allemaal wordt gedaan. Nou, dat wordt gedaan. Als je dat niet uit al deze stukken haalt, weet ik het ook niet meer. Waar ik voor wil waken, is dat wij een zodanig ingewikkeld systeem optuigen, dat ook nog eens anders is dan het Europese systeem, dat we door de bomen het bos niet meer zien, om een andere metafoor te gebruiken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als we zo doorgaan, hebben we überhaupt geen bomen meer. Dat is waar we het over hebben. Het zou zo fijn zijn als de VVD een keer bereid was om, desnoods naast een pleidooi voor goede, heldere en uitvoerbare wetgeving, tegen die bedrijven te zeggen: het speelkwartier is voorbij, de jaren, de decennia van gratis uitstoot, waar niets voor betaald is, terwijl gewone burgers al jaren betalen voor hun CO2. Het zou fijn zijn als de VVD een keer, ook tegen die bedrijven, wil zeggen dat die transitie onvermijdelijk is, in het belang van ons allen.

De voorzitter:

Dat is uw vraag?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wanneer zegt u dat nou eens?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Wat een pleidooi om mij iets te laten zeggen! Terwijl ik het feitelijk al gezegd heb.

De voorzitter:

Graag een kort antwoord.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Het mooie aan dit onderwerp is dat de bedrijven, waarvan u zo graag wilt dat ze gaan bewegen, dat klimaatplan hebben geschreven. Daar staat het volgens mij klip-en-klaar in. Wat wilt u nog daar nog overheen van de VVD? Als de bedrijven het zelf willen, dan zult u zien dat die beweging gaat plaatsvinden. U ziet het al, want u bent niet voor niets al 30 jaar bezig. Ik heb het ook onvermijdelijk genoemd.

De voorzitter:

De heer Vendrik, tot slot, de derde.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan heb ik het toch verkeerd begrepen. Dan zegt mevrouw Geerdink dus: de minister van Economische Zaken, haar partijgenoot Wiebes, heeft een dijk van een wetsvoorstel; de VVD steunt dat van harte. Zo snap ik het toch goed?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee, u heeft dat helemaal verkeerd begrepen. Wij zien een wetsvoorstel waar het bedrijfsleven zelf achter is gaan staan. Het bedrijfsleven heeft het in een klimaatakkoord gegoten. Op het moment dat je een doel en een plan hebt, dan vind ik dat je erachter moet gaan staan. Dat is part of the deal. Dat is wat de minister volgens mij doet.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mevrouw Geerdink.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Waar was ik? Ik was bij de digitalisering. Ik zei dat een wereldwijde herverdeling van belastingheffingsrechten nodig zal zijn om het probleem van de digitalisering op een nette manier op te lossen. Als je het alleen doet, dan krijg je allerlei andere problemen. Dat zien wij in Frankrijk, en daarom moet je dat dus niet doen. Tegen de tijd dat dit gaat gebeuren — dat zal volgens mij niet zo heel erg lang meer zijn — hopen wij dat de Nederlandse Belastingdienst het etiket Excellent Performance uitgereikt heeft gekregen, zodat we vanuit Nederland de uitvoering van deze wereldwijde herverdelingsoperatie ter hand kunnen nemen. Dat zou een prachtige beloning zijn voor zowel de regering als voor de ambtenaren van de Belastingdienst en, dames en heren, het is voorwaar iets om naar uit te kijken.

In de tussenliggende tijd hoopt de VVD dat digitalisering en het gebruikmaken van innovatie het uiteindelijk technisch en wetstechnisch mogelijk maken om op de kortst mogelijke termijn inkomsten uit vermogen op een rechtvaardige wijze te belasten. De aanpassingen in box 3 die nu worden voorgesteld, zijn tijdelijke aanpassingen, waarbij het belasten van het werkelijk behaalde rendement al jaren aan de horizon gloort. Pak door en eile nicht länger mit Weile, vrij naar Goethe. Als er iets is wat de belastingmoraal ondermijnt, is het wel het belasten van iets wat je niet kon genieten. Voordat collega Van Apeldoorn op de in zijn ogen te hoge Gini-coëfficiënt van de vermogensverdeling van 0,8 wijst, kan ik het beste alvast helderheid in het duister scheppen door duidelijk uit te spreken dat de VVD tegen een vermogensbelasting is, simpelweg — om met de woorden van mijn collega Van Ballekom te spreken — omdat je minderbedeelden niet helpt door beterbedeelden te verarmen.

De vierde lange lijn is het zo eenvoudig mogelijk houden van belastingwetgeving om effectief te kunnen zijn. Dat betekent zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande, werkende, fiscale instrumenten en zo min mogelijk uitzonderingen, drempels en tarieven.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik hoor mevrouw Geerdink zeggen dat de VVD tegen vermogensbelasting is, maar de VVD is al jaren verantwoordelijk voor die enorme belasting die in box 3 plaatsvindt voor het belasten van inkomsten uit vermogen dat er gewoon niet is. Hoe kunt u in hemelsnaam zeggen dat de VVD tegen vermogensbelasting is?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Volgens mij is er een essentieel verschil tussen het belasten van inkomsten uit vermogen en het belasten van het vermogen zelf. Wij zijn tegen het belasten van het vermogen zelf, maar van het belasten van inkomsten uit vermogen, zeker van de reële inkomsten uit vermogen, vinden wij dat het gewoon bij het stelsel hoort.

De heer Van Strien (PVV):

Dat is een prachtig theoretisch verhaal, maar de praktijk is dat er bij zeer veel mensen die een beetje geld hebben, helemaal geen inkomsten zijn, terwijl hun vermogen toch belast wordt. Dat is de praktijk en daar is de VVD rechtstreeks verantwoordelijk voor.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat is ook wat ik zei. Wij vinden dat het wel moet worden belast, maar op basis van de reële waarde en niet op basis van iets wat je niet kon genieten. Dat heb ik gezegd. Het is echt een essentieel verschil. Ons objectieve boxenstelsel is gebaseerd op het feit dat je inkomsten uit vermogen belast en niet het vermogen zelf.

De voorzitter:

Van Strien, derde.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat de VVD probeert zich er onderuit te kletsen, maar ze is de facto gewoon verantwoordelijk voor een vermogensbelasting in de afgelopen jaren.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat bestrijd ik ten zeerste.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Het was toch een beetje een uitlokking van collega Geerdink.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ja, die had ik verwacht.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Het is goed om het een en ander scherp te krijgen in het debat. Laten we dus even helder krijgen waarom de VVD — met het kabinet overigens, maar dat horen we later van de staatssecretaris — niet bereid is om iets te doen aan de extreme en groeiende vermogensongelijkheid in Nederland. Elke politieke partij heeft in haar ideologie een soort van notie van rechtvaardigheid, die van partij tot partij verschilt. Is het zo dat vanuit de visie van de VVD op wat rechtvaardig is, geldt dat elke vermogensongelijkheid die door de markt geproduceerd wordt rechtvaardig is? Is dat het uitgangspunt van de VVD-fractie?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee, dat is niet het uitgangspunt van de VVD-fractie. Het uitgangspunt is dat je belast wat je hebt genoten, maar dat je vermogens niet gaat herverdelen via de belastingheffing. Dat is niet waar wij voor staan.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Volgens mij spreekt mevrouw Geerdink zich nu tegen. Ze zei net namelijk: we willen er niets aan doen. Ik constateer dat de rijkste 0,1% in Nederland 16% van het private vermogen bezit. Daarvan zegt mevrouw Geerdink: dat is eigenlijk prima zo, want we willen niets wegnemen van de beterbedeelden. Met andere woorden: wat deze mensen door geluk, omstandigheden of wat dan ook is toegekomen, laten we zo. Dat is het rechtvaardigheidsprincipe dat mevrouw Geerdink huldigt.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee. Het onderzoek waar de heer Van Apeldoorn op wijst, heb ik gelezen. Het is een onderzoek van de OESO uit 2018. Daarin staat één plaatje waarin dit verhaal verteld wordt. Maar u weet net zo goed als ik dat daar een heel groot deel van het vermogen van Nederlanders niet in verwerkt is. Andere economen hebben daar echt een heel kritisch verhaal van gemaakt en hebben gezegd dat die hele vermogensongelijkheid die in dat rapport geschetst wordt, niet het volledige verhaal is. Ik stel dus dat die vermogensongelijkheid in Nederland echt niet zo groot is als de heer Van Apeldoorn en het OESO-rapport vermelden. Dat is één. Ten tweede is het zo dat een fair belastingstelsel inkomsten belast. De beste manier om minderbedeelden te helpen — daarin zullen wij elkaar echt vinden, denk ik — is niet door beterbedeelden te verarmen, maar door de minderbedeelden krachtiger te maken, dus door die een baan te geven en voor zichzelf te laten zorgen.

De voorzitter:

De heer Van Apeldoorn, tot slot.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Tot slot. Ik verwijs niet naar het onderzoek van de OESO, maar naar een onderzoek dat afgelopen zomer gepubliceerd is in Economisch Statistische Berichten, van onder andere voormalig CPB-directeur Coen Teulings. Daarin is berekend dat de 0,1% rijkste Nederlanders 16% van het private vermogen bezit. Daar zitten helemaal geen pensioenen bij, zo zeg ik erbij.

De voorzitter:

Wat is uw laatste vraag?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik wil even een andere vraag stellen, over het argument dat mevrouw Geerdink steeds aanhaalt, namelijk dat de minderbedeelden hier niet mee geholpen worden. Maar met zo'n vermogensbelasting zou je miljarden kunnen ophalen die je bijvoorbeeld kan uitgeven aan hogere salarissen in de zorg en het onderwijs. Denk aan het creëren van meer banen in de publieke sector. Hoezo worden minderbedeelden, om in de terminologie van mevrouw Geerdink te blijven, er dan niet mee geholpen?

De voorzitter:

Dat was uw derde vraag voor deze interruptie. Mevrouw Geerdink, tot slot.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Wij zijn geen voorstander van dit soort herverdelingsactiviteiten. Daarmee blijven wij dus van mening verschillen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik mag weer verder. Ik was bij de BIK. Ik zei dat, als je een nieuw instrument maakt, je dat zo veel mogelijk moet laten aansluiten bij wat er al is. De BIK past in dat kader. Ik heb het over de regeling die zo prachtig gekarakteriseerd werd door de staatssecretaris van Financiën tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen: de seriously misunderstood-regeling. Geweldig. Het is een tijdelijke crisismaatregel omdat de Nederlandse bedrijfsinvesteringen het afgelopen jaar met 10 miljard zijn teruggelopen. De verwachting is dat in 2021 een serieuze terugloop van bedrijfsinvesteringen zal plaatsvinden. De regeling sluit aan bij de voor de doelgroep bekende Wbso-systematiek. Het is voor 65% een mkb-maatregel. Buitenlandse investeringen kwalificeren terecht niet meer als de Europese Commissie er geen staatssteun in ziet. Volgens het CPB is de BIK in vergelijking met andere investeringsbevorderende maatregelen het beste instrument. Er wordt 7,5 miljard aan extra investeringen verwacht. De VVD-fractie resten dan ook maar twee vragen. Waarom zijn de BIK en de Wbso-regeling niet gewoon in één hand bij de Belastingdienst ondergebracht? Nu gaan er weer twee instanties over dezelfde regeling. En was het niet beter om toch een desinvesteringsregeling op te nemen?

Dan naar de met stip meest ingewikkeld gemaakte regeling: de overdrachtsbelasting, met harde drempels, zonder overgangswetgeving voor beleggers en drie verschillende tarieven, met als gevolg een risico op belastingarbitrage. Het doel, de jongere generatie een kans geven om een eerste eigen woning zonder overdrachtsbelasting te laten verkrijgen, onderschrijft de VVD-fractie. Maar door de vormgeving van de differentiatie is het geen startersregeling meer, hetgeen door het vervallen van de horizonbepaling nog eens versterkt is ... Zal ik dit blokje afmaken of gaat het hierover? Oké.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mevrouw Geerdink was al klaar met het blokje BIK, maar ik nog niet. Ik had het net over herverdeling. Het is duidelijk dat de VVD niet wil herverdelen, ook niet als je daar de minderbedeelden mee helpt. Maar ja, vergeleken met de situatie nu is de BIK eigenlijk ook een vorm van herverdeling. Althans, we gaan nu geld geven aan bedrijven die dat niet nodig hebben in de vorm van een belastingkorting voor investeringen die ze in heel veel gevallen toch al zouden doen. Waar ik gewoon echt nog niet achter ben — we hebben de staatssecretaris daar tijdens de AFB ook over gehoord — is wat de VVD nu motiveert, waarom het nu een goed plan is in deze coronatijd om 2 miljard op deze manier uit te geven.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Twee keer 2 miljard.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Twee keer 2 miljard per jaar, en wat het kabinet betreft ook nog de jaren daarna in de vorm van een permanente verlaging van werkgeverskosten.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Volgens mij heb ik dat in mijn bijdrage al duidelijk neergezet. Het is een regeling die geënt is op de crisis, dus het is een crisismaatregel. Het is bedoeld om investeringen los te maken, zeg maar. Het is bedoeld om een duwtje in de rug te zijn in de richting van investeringen die broodnodig zijn in deze tijd van en na corona, want er zijn het afgelopen jaar ontzettend weinig investeringen gedaan. Als je investeringen doet, dan krijg je daarmee economische groei. Dat betekent dus dat bedrijven zelf daarvoor zorgdragen. Het is niet meer en niet minder dan een crisismaatregel om te zorgen dat de investeringen weer gaan groeien.

De voorzitter:

Dank u wel. Graag korte antwoorden, want we lopen inmiddels behoorlijk uit de tijd.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Sorry. Ja, ik krijg veel vragen.

De voorzitter:

Korte antwoorden, korte vragen. Meneer Van Apeldoorn?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Het is dus een maatregel om investeringen te stimuleren. Waar moeten die investeringen dan toe leiden? Hoe gaan deze investeringen, die door de BIK gestimuleerd worden, ons uit de crisis helpen in de logica van mevrouw Geerdink?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat zijn investeringen die bedrijven helpen om hun bedrijfsvoering te verbeteren. Daarmee krijg je op een gegeven moment dat de economie weer gestimuleerd wordt.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, de derde keer.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou blijkt dus uit de CPB-analyse dat de economie niet gestimuleerd wordt, want het levert geen of nauwelijks extra economische groei op. Het levert ook geen banen op. Sterker nog, in 2025 zal het werkgelegenheid kosten. Dan is toch de vraag: wat leveren die investeringen ons op en gaat het niet in heel veel gevallen om investeringen die toch al gedaan zouden worden? Dus wat hebben wij er per saldo aan?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Volgens mij zegt het CPB iets heel anders. Volgens mij zegt het CBP dat dit de beste manier is om die investeringen los te maken, noem ik het maar even; ik weet het woord zo een-twee-drie niet. Dat is een manier, de beste manier. Ze hebben een aantal alternatieven naast elkaar gelegd. Volgens mij is het heel verstandig van de regering dat ze daarvoor gekozen heeft.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw Geerdink wijdde bij de start van haar betoog terecht — dat snap ik — veel woorden aan het belang van goede uitvoering, et cetera, et cetera. Nou zitten we met een wetsvoorstel waarvan we nog steeds niet weten waarom het er eigenlijk ligt. Afgezien daarvan moet de helft van het wetsvoorstel nu ineens halsoverkop naar Brussel: mag het wel? De Raad van State zegt: eigenlijk vraag je aan de Europese Commissie "mag dit überhaupt wel?" Dit is toch geen zorgvuldige wetgeving?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Volgens mij is het heel zorgvuldig om het even voor te leggen aan de Europese Commissie. Volgens mij zat het fout in die wetgeving vanwege het feit dat er anders investeringen die in het buitenland plaatsvinden met de BIK werden gestimuleerd, en dat was niet de bedoeling. Het is dus goed dat daar even die check wordt gedaan. Dat doet helemaal niks af aan het nut van het instrument.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar we hebben het over het belang van een beetje ordentelijke wetgeving en een uitvoering die snapt wat ze wel en niet te doen heeft. We gaan een paar weken voordat het nieuwe jaar ingaat nog even langs Brussel, we gaan het betreffende onderdeel van het Belastingplan voor de helft buiten werking stellen, in ieder geval onder het beslag ... Dat is toch niet wat u beoogde met die opmerking?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Het is toch een crisismaatregel, meneer Vendrik? Over de vormgeving daarvan kun je geen jaren doen. Het is toch een redelijk eenvoudige oplossing, omdat je aansluit bij de Wbso-regeling? Ik kan mij heel goed voorstellen dat de keuze op deze manier gemaakt is. Het is een afdrachtsvermindering. Het instrument kennen we al. Ik kan me dus heel goed voorstellen dat er een keuze is gemaakt voor die regeling.

De voorzitter:

De heer Vendrik, derde.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan snap ik nog niet helemaal goed wat de openingswoorden van mevrouw Geerdink hier politiek waard zijn. Het belang van goeie uitvoering, transparante wetgeving en ordentelijkheid onderschrijven we denk ik allemaal in algemene zin. Hier heb je nou zo'n voorbeeld. Dan is het toch logisch dat we allemaal, juist hier in de Eerste Kamer, tegen het kabinet zeggen: denk hier nog eens even over na?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat het belang van dat dit doorgaat groter is dan het belang waar u op wijst. Het is namelijk een bestaande regeling, die gewoon uitgevoerd kan worden. Ik zie dat probleem in de uitvoering dus niet.

De heer Crone i (PvdA):

Stel dat de fiscale eenheid wordt afgeschaft omdat Brussel het niet toestaat. Dan zegt de staatssecretaris: dan gaat een derde van de investeringen weg, maar het geld moet worden uitgegeven, dus dan gaat het tarief omhoog en krijgen de bedrijven meer aftrek. Stellen wij hier nou de belastingtarieven vast, of doet Brussel dat?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Wij stellen de belastingtarieven vast, ook in het tweede voorbeeld dat u gaf.

De heer Crone (PvdA):

Nee, want we gaan nu iets vaststellen waarvan we niet weten hoe het afloopt.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee, want we hebben al gehoord dat de regeling zo is vormgegeven dat op het moment dat ... De investeringen worden in 2021 gemonitord. Daar geldt het tarief voor dat nu is vastgesteld. Op het moment dat er geld over of tekort is, zullen in het jaar daarna de tarieven worden bijgesteld. Dus even los van of Brussel dit wel of niet goedkeurt, gaan die tarieven veranderen in 2021.

De voorzitter:

De heer Crone, derde.

De heer Crone (PvdA):

Nee, dan mist mevrouw Geerdink juist het punt. Het tarief kan pas worden vastgesteld, zegt de staatssecretaris, als we weten of de fiscale eenheid eruit gaat of niet. Bedrijven moeten dus maar wachten tot we alle cijfers hebben. Normaal gesproken stellen we hier belastingen en tarieven vast. Dan weten u en ik waar we aan toe zijn. Bedrijven kunnen toch geen investeringsplanning maken op basis van zwevende tarieven?

De voorzitter:

Dat was uw derde vraag. Mevrouw Geerdink, tot slot.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat het alleen maar naar boven kan worden bijgesteld, dus ik denk niet dat bedrijven daar een groot probleem van maken.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Goed. Waar was ik? Even kijken. Ik was bij de vormgeving van de differentiatie van de overdrachtsbelasting. Ik wilde zeggen dat je schaarste alleen structureel oplost door meer te bouwen. We zien, vooruitlopend op de inwerkingtreding, enorme beweging op de huizenmarkt. We verwachten dat de heffing in de prijzen wordt verdisconteerd. Beleggers zullen zich deels terugtrekken of hogere belasting verdisconteren in hogere huurprijzen. Is dit nou echt de oplossing van de problemen? Wij vragen het graag aan de staatssecretaris van Financiën.

Voorzitter. Is daarmee alles behandeld? Nee, want dat kan gewoon niet. Ook dit jaar zijn we weer geconfronteerd met onvoldoende spreiding van de fiscale wetsvoorstellen over het jaar. We zuchten dan een keer diep en hopen dat volgend jaar verbetering laat zien. We blijven optimistisch.

Voorzitter. Terug naar de metafoor. Een overheid die zich gedraagt als visser zet overal netten uit in de hoop dat zo veel mogelijk grote en kleine vissen erin zwemmen. Zij brengt daarmee barrières aan voor de grote vissen. Hoe groter en fijnmaziger het netwerk, hoe hoger de barrières, hoe beter. Denk aan het wetsvoorstel dat nu in de Tweede Kamer wordt behandeld over de conditionele eindafrekening van de dividendbelasting, beter bekend als de exitheffing. Het lijkt beter voor de visser, maar voor de vissen is het een beperking van hun vrijheid. Het leidt voor de kleine vissen die afhankelijk zijn van een grote vis wellicht tot sterfte. Een overheid moet zich niet gedragen als visser en ook niet als grote vis. Dan verstoort zij het ecosysteem en brengt zij de vissen, groot en klein, in gevaar, met als gevolg dat ze uit de buurt blijven.

Tot slot, voorzitter. De belastingwetgeving is in Nederland zo complex geworden dat ze een bouwwerk aan netten heeft opgeleverd. De bouwstenen voor een nieuw integraal belastingstelsel liggen klaar. De rapporten zijn opgesteld in het precoronatijdperk, nog voordat de wereld veranderde. Het is nu de hoogste tijd om het belastingstelsel in gereedheid te brengen, zodat we na corona weer een aantal jaren vooruit kunnen. Met de discussie over onafhankelijkheid bij hoogleraren en adviseurs, de roep om tax governance voor alle betrokken partijen en niet in de laatste plaats de ellende veroorzaakt door de Belastingdienst is het wantrouwen jegens fiscalisten gegroeid en is er een negatieve deken over het fiscale beroep gelegd. Naming-and-shaming werkt niet. Daar heeft de VVD-fractie vorig jaar ook op gewezen.

De voorzitter:

Waar bent u?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik ben bijna klaar.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u het even afmaakt.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Sorry. Ja. Even kijken, hoor.

Eigenlijk diskwalificeren allen die eraan meedoen zichzelf. Het lijkt de VVD-fractie goed om nu echt op een ander niveau, zonder op de persoon of de functie te spelen, zonder alvast politieke huisjes heilig te verklaren, na te denken over welk in de basis eenvoudig belastingstelsel het meest geschikt is voor de wereld na corona. Onze premier riep de jongeren op om voorstellen te doen voor deze wereld na corona. Hoe mooi zou het zijn als jonge fiscalisten betrokken bij de uitvoering en uit de advieswereld en de wetenschap het voorstel voor een nieuw belastingstelsel mogen schrijven, eventueel begeleid door emeritus hoogleraren fiscale economie en fiscaal recht, in plaats van een overwegend ambtelijke begeleiding? Daarbij bepleit ik tevens dat deze commissie voor minstens de helft uit jonge vrouwelijke fiscalisten bestaat, zodat ik dit jaar kan eindigen met een quote van mijn eveneens favoriete andere beroemde premier. Zij zei: "If you want something said, ask a man, if you want something done, ask a woman". En in Groningen zeggen we dan zo mooi: "nait soez'n, kop d'r veur".

Dank u wel.

De voorzitter:

Tijd voor een korte vraag, meneer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Mevrouw Geerdink constateert terecht dat de complexheid van het belastingsysteem werkelijk een ongekende hoogte heeft bereikt. Wat ik mij dan afvraag: hoe voelt dat dan om als vertegenwoordiger van de grootste regeringspartij na drie kabinetten-Rutte te constateren dat het belastingsysteem een ongekende complexheid heeft bereikt?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat voelt als onmacht, kan ik u zeggen, vanuit deze positie bezien. En ik ben een woman, dus ik heb zoiets van: kom op, jongens, we gaan ervoor.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Een korte vraag. Mevrouw Geerdink, Peter Essers en ik zijn hier het fiscale trio. Pieter Omtzigt dacht dat het er maar twee waren maar het zijn er drie. Waarvan akte. Ziet u in de toekomst bij het fiscale bouwwerk een rol voor leeftijdgenoten van mij met kennis en ervaring?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Volgens mij heb ik dat net gezegd. Ik heb een plaats ingeroepen voor emeritus hoogleraren, omdat ik denk dat het heel goed is dat jong en oud samen zich hierover buigen. De kennis en de wijsheid van de ouderen en de richting waarin de wereld gaat vertolkt door de jongeren.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor dit antwoord. Ik had een beetje de indruk dat het accent op jong lag, maar dat zal een vertekening zijn die mij overkomt.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Geerdink. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Strien namens de fractie van de PVV. Ik moet er nog even van bijkomen dat het hoogleraarschap kennelijk met hoge leeftijd wordt gecorreleerd. Dat is dan mijn persoonlijke schrik. De griffier heeft het er ook moeilijk mee, merk ik.