Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.51 uur
De heer Van der Voort i (D66):
Voorzitter. Dank u wel dat u mij het woord gunt. Vandaag is alles anders dan vorig jaar. De huidige staatssecretaris van Toeslagen en Douane stond hier namens de D66-fractie in het debat over de belastingplannen van 2020. Nu heeft ze plaatsgenomen aan de andere kant van de tafel en daarmee voor mij ruimte gemaakt in de fractie van D66 en dus ook in deze Kamer. De hartelijke ontvangst door u en mijn collega-senatoren zal ik niet zomaar vergeten, waarvoor dank.
Ik zal in dit betoog vooreerst stilstaan bij de gebeurtenissen van het afgelopen jaar en dan van daaruit de voorliggende fiscale wetgeving beschouwen naar het bevorderen van kansengelijkheid en het verdelen van welvaart.
Begin dit jaar werd het leven van ons allemaal zowel privé als op het werk ruw verstoord door een pandemische verspreiding van een recent ontdekt respiratoir virus. Het toegevoegde leed hiervan is onmeetbaar. Ik heb het zelf gezien en gevoeld op de intensive care waar ik werk. Het leed is uiteraard het grootst voor de slachtoffers en hun dierbaren. Laten we daar vandaag ook even bij stilstaan.
De impact van de pandemie is in alle haarvaten van onze samenleving voelbaar. Zoals u heel goed weet, vindt in de haarvaten van het lichaam de daadwerkelijke uitwisseling van zuurstof en CO2 plaats, fysiologisch gezien de kern van het leven. Over CO2 komen we overigens straks nog te spreken in een heel ander verband. In de haarvaten van onze samenleving is de kern van het leven sámen leven, en daar voelen we de grootse impact van deze crisis. Het is wrang dat juist het samen komen, het samen doen en het samen beleven door overheidsmaatregelen wordt beperkt. De paradox is dat die beperking van ons samen leven nodig is ter bescherming van de volksgezondheid, een taak van de regering ingevolge artikel 22 van de Grondwet. Daarmee kunnen kwetsbare burgers worden beschermd.
Er ligt zo een lastig dilemma voor, want naast gezondheid hebben ook de economie en ons samen leven ruimte nodig ten einde onze welvaart te behouden. Vóór de huidige pandemie waren de staatsfinanciën op orde en werkten we aan een samenleving waar scholing en inspanning loonden. Desondanks zijn de verschillen in welvaart, gemeten aan bijvoorbeeld het vermogen, binnen de samenleving groot en over de jaren ook vergroot.
De huidige crisis heeft sommige verschillen in onze samenleving nog verder vergroot en problemen die er al zijn zichtbaarder gemaakt. Immers, kwetsbare groepen zoals jongeren en zelfstandigen zonder personeel blijken in deze crisis inderdaad kwetsbaar en incasseren klappen. Ik citeer Sigrid Kaag uit een recente toespraak: "De crisis legt onrechtvaardigheden en ongelijke sociale omstandigheden bloot die er daarvóór al waren, maar nu scherper zichtbaar zijn."
Fiscale regelingen kunnen randvoorwaarden scheppen om gelijke kansen te creëren. De ongelijkheid op de arbeidsmarkt tussen zelfstandigen en werknemers heeft dan ook de aandacht van het kabinet. Er zijn ongeveer 1,4 miljoen zelfstandigen, waarvan 1,1 miljoen zonder personeel. Het CPB berekende dat 6,9% van deze zelfstandigen zonder personeel een inkomen onder de zogenaamde armoedegrens heeft, tegen 3,7% van de zelfstandigen met personeel. Eveneens berekent het CPB dat er oplopende werkloosheid is onder jongeren, en dat terwijl jongeren onder de 27 jaar minder of geen WW-rechten hebben opgebouwd. Met name jongeren die als zzp'er werken voor platformorganisaties ontberen een sociaal vangnet zoals werknemers die wel hebben. Zo is slechts 19% van de zelfstandigen verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Het achteraf berekenen en terugbetalen van toeslagen, weten we nu, helpt niet in het maken van toekomstplannen en nodigt niet uit om bij te scholen, zo concludeerde ook de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Bovendien leidt deze situatie gemakkelijk tot schulden. Over de kinderopvangtoeslag kom ik later nog te spreken. Het verminderen van de zelfstandigenaftrek, zoals in de voorliggende plannen is voorgesteld, is voor het herstel van de balans tussen zelfstandigen en werknemers een goede beleidsmaatregel, maar geen allesomvattende oplossing. Werkt de staatssecretaris aan aanvullende maatregelen, zoals een minimumtarief voor zzp'ers of anderszins het organiseren van een collectieve voorziening en een sociaal vangnet?
Scholings- en bijscholingsmogelijkheden zijn voor het creëren van kansengelijkheid belangrijk. Dat in het voorliggende wetsvoorstel het scholingsbudget door werknemers fiscaal gezien meegenomen kan worden naar een nieuwe werkgever is een mooie stap, maar aanvullende fiscale maatregelen om scholen en bijscholen te stimuleren, zouden volgens de D66-fractie welkom zijn. Immers, het leven lang leren is nog niet maximaal uitgerold.
Sturen in de randvoorwaarden voor kansengelijkheid hebben de staatssecretarissen mede namens hun collegae van verschillende departementen met de voorliggende plannen wel degelijk gedaan. De crisismaatregelen NOW, Tozo en andere maatregelen, die in het voorjaar en de zomer genomen zijn ter bescherming van werkgelegenheid, ondernemingen en cultuur, zijn in het algemeen met instemming ontvangen. Het CBS laat in zijn rapportage zien dat deze effectief zijn.
Deze crisismaatregelen worden in de voorliggende plannen uitgebreid met een regeling om bedrijfsinvesteringen te stimuleren: de Baangerelateerde Investeringskorting, oftewel de BIK. De BIK voorziet in een regeling die twee opeenvolgende jaren 2 miljard kost, maar volgens het CPB 7,5 miljard aan investeringen oplevert. Daarmee wordt een groot deel van de verwachte teruggang van investeringen, van 10 miljard, opgevangen. De BIK is bedoeld om het bedrijfsleven te helpen overleven en klaar te staan voor een herstart na de crisis. In die zin vindt de D66-fractie de BIK een acceptabele regeling.
In de beantwoording van onze vragen is de staatssecretaris niet ingegaan op onze suggestie om de BIK op de een of andere manier in te zetten voor de klimaatdoelstellingen. De constatering dat de BIK daarvoor niet is opgezet, geeft voor ons niet helder genoeg aan wat de mogelijkheden zijn om hierin te sturen. Het gaat ons er niet om of de BIK gebruikt kan worden om te investeren in duurzaamheid, want het is duidelijk dat dat kan naast de andere regelingen. Het gaat er juist om of investeringen die niet passen in het streven naar een duurzame samenleving ook via de BIK kunnen worden bekostigd. Het zou toch zuur zijn als de BIK de investeringen stimuleert die het bereiken van de klimaatdoelstellingen tegengaan. Zou de staatssecretaris kunnen onderzoeken of aan het toekennen van deze subsidie op deze manier richting gegeven kan worden?
De heer Crone i (PvdA):
Ik ondersteun graag de optie om bij de BIK de klimaatdoelstellingen voorop te stellen, à la de criteria van het Wiepkefonds die vorige week bekend zijn geworden. Zullen we daar samen in optrekken?
Dan mijn tweede vraag. U heeft een pleidooi gehouden voor zzp'ers enzovoorts, maar juist mensen met werk aan de onderkant en zzp'ers die een of twee mensen in dienst hebben, hebben meer aan lagere werkgevers- en werknemerspremiers. Waarom heeft u daar niet voor gekozen?
De heer Van der Voort (D66):
Nou ja, ik kijk naar de plannen waar de regering voor gekozen heeft. Ik kan me heel goed voorstellen dat er ook andere maatregelen genomen hadden kunnen worden, en misschien wel hadden moeten worden genomen, in de zin die u voorstelt. Maar wij hebben gekeken wat het effect van de voorliggende BIK op de investeringen is. Daar hebben we een oordeel over gevormd.
De heer Crone (PvdA):
Dat is een beetje een grote meloen, begrijp ik, voor D66.
De heer Van der Voort (D66):
Ik voel het niet als een meloen.
De heer Crone (PvdA):
"Meloen" is het woord voor in de coalitie iets toegeven aan een ander wat je eigenlijk helemaal niet wil. Dat doen we allemaal weleens; dat is helemaal niet erg.
De heer Van der Voort (D66):
Ik voel het zo niet. Ik ben er niet bij betrokken geweest. Wij krijgen een aantal wetsvoorstellen. Die beoordelen we op hun merites. Daar komt deze analyse uit voort.
De heer Crone (PvdA):
Laten we er in ieder geval voor zorgen dat we samen de duurzaamheidscriteria erin krijgen. Dan levert het tenminste nog iets op.
De heer Van der Voort (D66):
Laten we het daarover hebben.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Ik was ook getriggerd door die opmerking over duurzaamheid en de BIK, maar we moeten het toch gewoon omdraaien? Het zou onbestaanbaar zijn als twee keer 2 miljard investeringssubsidie gaat naar het fossiele bedrijfsleven, om het zo maar even te noemen. We zijn het er toch over eens dat het niet de uitkomst kan zijn van het debat van vandaag en morgen?
De heer Van der Voort (D66):
Wat ik zeg, is dat ik het zuur zou vinden als die investeringen gebruikt worden voor investeringen die onze klimaatdoelstellingen tegengaan, tegenwerken of niet zouden bevorderen. Dat is in lijn met wat u zegt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ja, ik zou het zuur vinden. Ik zou het eigenlijk onbestaanbaar vinden. Toch?
De heer Van der Voort (D66):
We hebben de BIK beoordeeld op hoe die voorligt. We hebben gekeken of deze regeling bedrijven kan helpen om na de crisis een goede start, herstart te maken. We denken dat dit zo is. We hebben een kanttekening bij de klimaatdoelstelling en de duurzaamheid en we vragen de staatssecretaris wat hij daarmee zou kunnen doen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van der Voort (D66):
Van kansengelijkheid op de woningmarkt is geen sprake. Wonen is een van de belangrijkste thema's in de samenleving. Er is vorige week al gedebatteerd over het huurbeleid. Het verheugt de D66-fractie dat de regering daarnaast de kansen van starters op de koopwoningmarkt ten opzichte van beleggers in vastgoed wil vergroten. De regering kiest ervoor om de overdrachtsbelasting aan te passen. De leeftijdsgrens die hiervoor gehanteerd wordt, als proxy voor de bepaling of het om een eerste woningaankoop gaat, is een ruwe en niet zo'n precieze bepaling of de juiste doelgroep wordt bereikt. Kan de staatssecretaris toelichten waarom voor dit leeftijdscriterium is gekozen en zijn er geen preciezere criteria voorhanden? Wij vragen de staatssecretaris in hoeverre hij inzicht heeft in de aantallen starters die ouder dan 35 jaar zijn en daarmee niet voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting in aanmerking komen, hoewel voor hen natuurlijk wel het 2%-tarief geldt.
Breder kijkend naar de woningmarkt is er een uitzonderlijke situatie ontstaan door de langdurig lage rentestand die zich verhoudt tot de hypotheekrenteaftrek. In feite is dit het ideale moment om het fiscale beleid omtrent de eigen woning te vernieuwen en een toekomstperspectief te ontwikkelen, zo concludeert ook de bouwstenennotitie voor een nieuw belastingstelsel. Wij kennen uiteraard de plannen om de hypotheekrenteaftrek de komende jaren verder te verminderen zoals ook in de memorie van antwoord is aangegeven, maar graag vernemen wij een meer fundamentele visie van de staatssecretaris op het eigenwoningbeleid in dit licht.
Voorzitter. Jongeren bevinden zich in de huidige crisis in een speciale positie. Behalve dat ze gelukkig weinig ziekte doormaken na infectie maar daardoor wel een factor in de pandemische verspreiding zijn, worden ze door de sociale maatregelen zwaar getroffen, juist in een levensfase waarin sociale ontwikkeling de kern is. Bij deze mentale last telt op de grote zorg die zij hebben over de klimaatverandering die zich in hún leven voordoet. Deze zorgen samen zullen blijvend effect hebben op hun gedrag en beleving van de wereld en de werkelijkheid. Dat gezegd hebbende, voelt de D66-fractie een grote verantwoordelijkheid naar deze en volgende generaties met betrekking tot het klimaat. De belastingplannen kennen een aantal klimaatgerelateerde maatregelen. Het meest in het oog springend hierin is de CO2-heffing. Het zal duidelijk zijn dat de D66-fractie verheugd is dat deze klimaatmaatregel aanstaande is.
Desondanks zijn er nog een aantal openstaande vragen. De CO2-heffing is ook van toepassing op afvalverbrandingsinstallaties. Deze bedrijven hebben recent aan de bel getrokken omdat ze beperkte mogelijkheden zien om de CO2-productie te verminderen. Dit zou kunnen leiden tot het verrekenen van de heffing in uiteindelijk de gemeentelijke belastingen. Ziet de staatssecretaris dit probleem ook en hoe denkt hij hiermee om te gaan? Het lijkt dat CO2 afvangen een van de weinige mogelijkheden is voor deze bedrijven om de CO2-uitstoot te verminderen. Overigens is CO2 afvangen in een bredere toepassing wellicht de snelste manier om op korte termijn aan de klimaatdoelstellingen te voldoen. Is de minister van EZK het daarmee eens en zijn er gerichte belastingmaatregelen in voorbereiding die het afvangen en opslaan van CO2 stimuleren? Verder lijkt het de D66 fractie denkbaar dat de doelstellingen om CO2-uitstoot te verminderen in de komende jaren aangescherpt worden. Geeft de huidige heffing dan nog ruimte om met aanpassingen een grotere reductie van CO2-uitstoot te bereiken? Gaat de staatssecretaris of de minister zich op Europees niveau inzetten voor beprijzen van CO2-uitstoot in niet-ETS sectoren?
Voorzitter. Graag spreek ik nog kort over box 3, welke de warme belangstelling van de staatssecretaris heeft. Belastingheffing over een werkelijk rendement vinden de meeste mensen billijk. Als ik het goed begrijp, is dat ook de mening van de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Wat voor veel spaarders in het land daarbij niet helder is, is dat het toch mogelijk zou moeten zijn voor banken om net als nu het banksaldo aan het eind van het jaar, ook de werkelijk uitgekeerde rente door te geven die als grondslag kan dienen voor de box 3-aanslag. Kan de staatssecretaris dit voor eens en voor altijd helder uitleggen?
De Wet vliegbelasting is vorige week toegevoegd aan dit debat. De D66-fractie kan zich erin vinden dat er belasting op vliegen geheven wordt. We begrijpen ook de keuze voor het vlakke tarief voor passagiersvluchten, hoewel het voor velen onlogisch aanvoelt. Het schrappen van de belasting op vrachtvluchten is in belangrijke mate ingegeven door de verslechterende internationale concurrentiepositie die zich bij het oorspronkelijke voorstel voordoet. Dit probleem kan met een internationale regeling voorkomen worden. Het is daarom dat wij ons afvragen of zich voor belasting op vrachtvluchten op afzienbare termijn een alternatief voordoet. Kan de staatssecretaris aangeven of er in Europees verband een beprijzing van vrachtvluchten in voorbereiding is? En, zo nee, zet de staatssecretaris zich hier actief voor in?
Tot slot, voorzitter, de kinderopvangtoeslag. De verhoren die de afgelopen tijd in de Tweede Kamer gehouden zijn, hebben meer licht geworpen op de relatie tussen wetgever, uitvoerder en de gevolgen voor de burger. Ik denk dat eenieder hier vindt dat de overheid een groot aantal toch al financieel kwetsbaren in de samenleving benadeeld heeft, en dat met een toeslag die juist bedoeld was om kansengelijkheid op dit vlak te genereren. Hoe wrang is dat? Gelukkig worden in het voorliggende wetsvoorstel over de kinderopvangtoeslag stappen gezet ter verbetering. De zorg die onze fractie in dit proces heeft, betreft enerzijds de traagheid van de genoegdoening en anderzijds de grootte van de organisatie die is opgetuigd om te herstellen wat mogelijk en noodzakelijk is. Deze nieuwe, grote organisatie zou op zichzelf weer door bureaucratisch handelen het herstel kunnen vertragen. Kan de staatssecretaris op deze twee punten reflecteren en aangeven hoe ze deze gevaren voor een succesvolle afhandeling minimaliseert?
Het toeslagensysteem behoeft voor de toekomst aanpassing en wellicht afschaffing. De initiatiefnota-Van Weyenberg heeft hiervoor een interessant voorstel gedaan. De eerste gedachten van de staatssecretaris over aanpassingen van het stelsel heeft zij eerder al met ons in een brief gedeeld. Wij kijken uit naar volgende stappen hierin.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. De verzorgingsstaat van 2021 is niet ingericht voor de recente ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen en hebben gedaan. De flexwerkers en zelfstandigen ontberen een vangnet, en de overspannen huizenmarkt en woningnood hebben een oplossing nodig. Wij gaan ervan uit dat er door de huidige regering ook de komende maanden nog gewerkt wordt aan het creëren van nieuwe randvoorwaarden om deze problemen te helpen oplossen. Die randvoorwaarden moeten ook in een nieuw belastingstelsel terug te vinden zijn. De punten die ik vandaag naar voren heb gebracht, zijn in lijn met welke de huidige staatssecretaris Van Huffelen vorig jaar op deze positie heeft uitgesproken over de contouren van een nieuw belastingstelsel. Ook nu nog schaart de D66-fractie zich achter deze uitgangspunten, naast onder andere het uitgaan van het bredewelvaartsbegrip, het belasten van consumptie en gebruik, een internationaal coherent stelsel, een rechtvaardige inkomens- en vermogensontwikkeling, en daarnaast — het is vorig jaar ook genoemd — een stelsel dat rekening houdt met de veranderende arbeidsmarkt. Er is vorig jaar zelfs een toezegging van de staatssecretaris van Financiën verkregen dat deze contouren meegenomen worden in de ontwikkeling van een nieuw stelsel. Fijn is dat mevrouw Van Huffelen nu zelf aan de knoppen zit. Mijn vraag is dan ook: hoeveel voortgang is er op dit terrein geboekt?
De voorzitter:
Goeie vraag!
De heer Van der Voort (D66):
Voorzitter. Het is de D66-fractie duidelijk dat er met de voorliggende wetsvoorstellen vooruitgang wordt geboekt op een aantal terreinen, die kansengelijkheid vergroot en ongelijkheid vermindert. Maar we zijn er nog lang niet. De uitdagingen zijn groot en evident. We kijken met belangstelling uit naar de beantwoording van onze vragen door de bewindspersonen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is nu toch het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.