Verslag van de vergadering van 8 januari 2021 (2020/2021 nr. 17)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.04 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Wij spreken vandaag over een spoedwetsvoorstel. U heeft al aangegeven hoe bijzonder het is dat we dat op een vrijdag doen. Dit voorstel biedt een expliciete wettelijke grondslag voor het stellen van de voorwaarde van een negatieve PCR-rest voor reizen uit risicogebieden naar Nederland.
Ik zal beginnen met aan te kondigen dat mijn fractie deze wet steunt, omdat wij vinden dat een dergelijke ingrijpende maatregel inderdaad een expliciete wettelijke grondslag nodig heeft. Gezien de wereldwijde besmettingsgraad en de nieuwe varianten van het virus is de maatregel naar ons idee ook nodig. GroenLinks zou liever nog verder gaande beperkingen aan het internationaal reizen en met name aan het vliegverkeer stellen, maar het debat daarover wordt in de Tweede Kamer gevoerd en dat is daar ook gevoerd. In de Tweede Kamer is tijdens de discussie over dit wetsvoorstel een aantal moties aangenomen, onder andere een motie met betrekking tot de verdere inperking van reizen vanuit Zuid-Afrika. Mijn eerste vraag aan de regering is hoe dit uitgevoerd gaat worden.
Verder hebben we nog een aantal andere vragen en opmerkingen.
De eerste gaat over de titel van dit wetsvoorstel. Er is voor gekozen om in de titel "verduidelijking van de grondslag" op te nemen in plaats van simpelweg "grondslag". Het lijkt erop dat het kabinet met deze titel alsnog zijn gelijk wil halen op de rechter, die zei dat er geen grondslag is. Wat is de consequentie van de keuze voor deze titel als de rechter in hoger beroep bepaalt dat de grondslag niet onduidelijk was, maar gewoonweg ontbrak?
De wet biedt de mogelijkheid verplichtingen op te leggen aan de vervoerder en aan de reiziger. Daar gaan twee aparte artikelen over. De ministeriële regeling die er nu ligt, is alleen gericht op de vervoerder. Komt er ook een regeling gericht op de reiziger? En zo ja: wat, hoe en wanneer? En zo nee: waarom niet en waarom is daar dan wel een wettelijke grondslag voor gecreëerd?
Ik doe het vrij staccato. Dat is een beetje in het kader van de spoedbehandeling.
Als vervoerders zich niet aan de regeling houden, kunnen ze beboet worden, maar de reizigers zonder negatieve test zijn dan wel al in Nederland. Wordt daar wat mee gedaan? Wat is het handelingsperspectief? De wettekst spreekt van een test binnen 72 uur voor aankomst in Nederland. In de Tweede Kamer is een motie aangenomen, waarin staat dat dit zo mogelijk verkort moet worden naar 36 uur. Mijn vraag is of dat in alle landen haalbaar is. Het gaat immers om het tijdstip van het afnemen van de test en niet om het tijdstip waarop het testresultaat bekend wordt. Volgens mij kan de tijdspanne tussen het testen en het krijgen van de uitslag in veel landen nogal variëren. Misschien kan daar ook wat duidelijkheid over gegeven worden.
Dan kom ik op het punt dat voor ons het belangrijkste is: de positie van Nederlanders en Nederlandse ingezetenen, ook in relatie tot de internationale verdragsverplichtingen. Na het advies van de Raad van State is een uitzonderingsbepaling opgenomen voor mensen die geen negatieve test kúnnen overleggen. Dit omdat er anders strijdigheid zou kunnen zijn met internationale verdragen waarin wordt gesteld dat een staat aan zijn onderdanen niet de toegang tot zijn grondgebied mag weigeren. Dit betreft name het Vierde Protocol van het EVRM. Uit het opnemen van de uitzondering maak ik op dat het kabinet de visie van de Raad van State deelt dat deze uitzondering noodzakelijk is om niet in strijd te komen met dit Vierde Protocol. Klopt dat? En geldt de uitzondering voor alle reizigers, of alleen voor onderdanen? Dat laatste zou ons inziens logisch zijn, als het in het leven is geroepen om te voldoen aan het protocol. En wie kwalificeren als onderdanen? Zijn dat Nederlanders, Nederlandse ingezetenen of allebei? Want dat is niet hetzelfde.
Er staat maar weinig op papier over de praktische toepassing van de uitzondering. Wat geldt precies als "niet kunnen"? Waar moet de vervoerder dit aan toetsen? Hoe kan een vervoerder dit toetsen? Hoe wordt getoetst of en hoe de vervoerder dit toetst? Gaat dit alles nog landen in de ministeriële regeling, of is het afwachten hoe dat wordt uitgevoerd? U begrijpt dat wij ervoor pleiten om dat nog nader te expliceren.
Mensen die positief getest worden, kunnen niet naar Nederland reizen en moeten dus verplicht in het buitenland blijven. Ziet de regering een taak om die mensen, met name als het Nederlanders of ingezetenen van Nederland zijn, bij problemen te ondersteunen? Wordt daarbij dan onderscheid gemaakt tussen noodzakelijke of niet-noodzakelijke reizen? Hoe gaat de regering de in de Tweede Kamer aangenomen motie over consulaire bijstand uitvoeren? Ziet dat ook hierop, of ziet dat alleen op het verkrijgen van een test of het kunnen reizen zonder test? Geldt het dus ook voor mensen die positief getest zijn en niet mogen reizen?
En dan mijn laatste vraag: hoe doen andere Europese landen het? Hanteren zij de voorwaarde van een negatieve test voor inreizen? En zo ja, hanteren zij die ook voor onderdanen of alleen voor niet-onderdanen? Graag in elk geval een expliciete mededeling hierover voor de buurlanden Duitsland en de Benelux.
Daarmee ben ik aan het eind gekomen. Ik besef dat het een aantal kritische vragen is, maar die stel ik omdat wij het van belang vinden dat een regeling die gemaakt wordt, ook standhoudt en robuust is. Ik ben, zoals u wellicht weet, advocaat. Ik sta heel veel slachtoffers bij in zedenzaken. Die moeten heel vaak heel vervelende verhoren doorstaan bij de politie. Ik zeg altijd tegen mensen: dat is om de zaak sterker te maken. Dat is niet om kritiek te leveren, maar juist omdat de antwoorden dan aan het papier zijn toevertrouwd en die de zaak kunnen helpen. Ik hoop dat dat ook met uw antwoorden het geval zal zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.