Plenair De Boer bij behandeling Verduidelijking tijdelijke grondslag voor regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer



Verslag van de vergadering van 8 januari 2021 (2020/2021 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik heb niet geïnterrumpeerd op dit punt, maar ik wil toch even een opmerking maken over de opmerking van de minister dat we in Nederland erg gesteld zijn op onze vrijheid en dat daarom, zo begreep ik, strenge maatregelen en handhaving niet altijd gewenst zijn. Eerlijk gezegd denk ik dat dit een van de problemen is. Als mensen een dingend advies krijgen, gaan ze zelf een afweging maken en die valt veelal in hun eigen voordeel uit. Mijn idee is dat als er een verplichting is, mensen zich daar beter aan gaan houden, ook zonder handhaving. Zo verbaas ik mij er eerlijk gezegd hogelijk over dat er door de regering niet wordt overwogen om degenen die positief getest zijn een quarantaineplicht op te leggen, terwijl de wettelijke basis er daarvoor is in de Wet publieke gezondheid. Ik heb het dus niet over preventieve quarantaine. Je krijgt dan bij een positieve test een brief van de voorzitter van de veiligheidsregio's waarin die verplichting staat, en de mededeling dat een overtreding ervan strafbaar is. Dat zal naar mijn overtuiging een hogere score opleveren dan de huidige 50% van de mensen die zich aan de quarantaine houdt. Dit gaat niet over deze wet, maar ik wilde het toch even opmerken.

Een andere reflectie. In deze Kamer zijn veel kritische vragen gesteld. Naar mijn overtuiging is dat gebeurd om te proberen de wet robuuster te maken. Het moet mij van het hart dat de antwoorden die de minister geeft, niet steeds hebben bijgedragen aan het creëren van helderheid. Op een aantal punten kom ik nog even terug. Hierbij gaat het met name over de uitzondering van lid 5. Het is een uitzondering; het is geen hardheidsclausule. De beperking tot de schrijnende gevallen die de minister in dit debat aanlegt, lees ik niet in de wet én niet in de memorie van toelichting. Het gaat over het niet kúnnen overleggen van een negatieve test. We kunnen het erover hebben wat het "niet kunnen" inhoudt, en de interpretatie daarvan inkleuren zodat het niet te breed wordt. Collega Nicolaï heeft daarvoor een voorstel gedaan. Maar naar mijn oordeel kunnen we niet de wettekst veranderen en er een hardheidsclausule voor schrijnende gevallen van maken. Het is geformuleerd als een uitzondering, en dat is wat het is.

Dan kom ik nog op het punt van het eigen land. De minister zegt dat dit ruimer is dan het zijn van onderdaan, en verwijst dan naar de memorie van toelichting. Ik heb het nog een keer gelezen. In de memorie van toelichting staat ook precies dat. Het gaat over "onderdaan" en over mensen voor wie het een eigen land is. Ik denk dat er helderheid gewenst is. Over wie hebben we het? Ik neem aan dat het gaat over Nederlanders, dus mensen met de Nederlandse nationaliteit, en over mensen die hun vaste woonplaats in Nederland hebben. Ik neem dus aan dat het in elk geval voor die groepen geldt, dus voor ingezetenen en Nederlanders. Als het voor nog meer mensen geldt, hoor ik dat graag. Maar kan de minister in elk geval bevestigen dat het in elk geval voor deze twee groepen geldt?

Een laatste vraag. Veel Europese landen stellen de eis van de negatieve test. De minister heeft voorbeelden genoemd. Hij heeft daarbij niet genoemd of die landen die eis ook stellen voor hun eigen onderdanen, of alleen voor mensen met andere nationaliteiten of andere woonplaatsen.

Als de voorzitter het mij toestaat, heb ik nog één allerlaatste punt. We hebben het uitgebreid gehad over Nederlanders die niet terug kunnen omdat ze geen negatieve test hebben kunnen laten zien. Maar mijn vraag wat we doen met Nederlanders die niet terugkomen omdat ze positief getest zijn, is volgens mij niet beantwoord. Kan de minister toezeggen dat in de uitwerking van de motie over de consulaire bijstand, die in de Tweede Kamer is aangenomen, ook aan deze groep aandacht wordt besteed, dus aan degenen die positief getest zijn, en niet alleen aan degenen die geen test kunnen krijgen?

Dat was het. Dank u.

De voorzitter:

Dank, mevrouw De Boer. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de SP.