Verslag van de vergadering van 13 januari 2021 (2020/2021 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.05 uur
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Voorzitter. Door aanneming van de motie-Regterschot/Terpstra in de Tweede Kamer, waar de 50PLUS-fractie tegen heeft gestemd, is de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet bepaald op 1 januari 2022. De termijn van vier weken van de voorhangprocedure van het ontwerp-koninklijk besluit is aangevangen op 17 december 2020, conform de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure uit artikel 23.10, lid 2 Omgevingswet. Hieruit zou volgen dat de wettelijke termijn van vier weken afloopt op 13 januari 2021 om 24.00 uur. Daarom hebben hedenavond deze plenaire vergadering.
Bij brief van 17 december 2020 heeft de minister aangegeven tegemoet te willen komen aan het verzoek van de leden van de commissie IWO om de termijn van vier weken voor behandeling van het koninklijk besluit te verlengen. Mijn fractie waardeert de welwillendheid van de minister in dezen zeer, maar wijst er tegelijkertijd op dat aan ministeriële toezeggingen geen juridische afdwingbaarheid toekomt. Dat de in de Omgevingswet genoemde vierwekentermijn een juridisch fatale termijn is, anders dan de minister meent, is bevestigd door de gisteren geconsulteerde prof. mr. dr. Munneke, hoogleraar staatsrecht. Dat gebeurde tijdens de commissievergadering. Mijn fractie wenst ieder risico te vermijden, waarmee ze het recht zou verliezen om het ontwerp-KB verder te behandelen, zonder dat ze de absolute zekerheid heeft gekregen dat de Omgevingswet en het DSO gaan werken, zoals is beoogd. Mijn fractie heeft met bijzondere interesse de brief d.d. hedenmiddag van de minister gelezen. Overigens was toegezegd dat deze brief ons voor 14.00 uur zou bereiken, maar persoonlijk ontving ik deze eerst om 15.32 uur. Waarvan akte. Graag hoor ik nog van de minister een verduidelijking omtrent de laatste alinea van deze brief. Ik citeer: "'voor de duur van de behandeling geldt geen juridische eindtermijn"'. Kan de minister aangeven of de termijn van 1 januari 2022 daarmee mogelijk een open datum is geworden? Houdt het in dat de invoering van de Omgevingswet telkenmale verschoven kan worden, zolang een van beider Kamers de uitvoerbaarheid van de Omgevingswet betwist? Dat verhoudt zich immers niet met de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022. Graag een reactie van de minister.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik heb een vraag aan mevrouw Baaij. Het gaat over de vierwekentermijn. Volgens mij is de minister volstrekt helder in haar brief. Ze schrijft het volgende: "'de periode van vier weken geldt voor het kabinet en niet voor het parlement. De behandeling hoeft dus ook niet binnen vier weken te worden afgerond. De Eerste Kamer bepaalt haar eigen proces en tijdsduur"'. Ik hoor u iets anders zeggen over de vierwekentermijn, terwijl de minister volstrekt helder is in haar brief. Over die vierwekentermijn kan toch geen enkele onduidelijkheid meer bestaan na zo'n heldere omschrijving van de minister?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
De vierwekentermijn die is vastgelegd in wet zal altijd boven welke algemene, ambtelijke richtlijnen dan ook gelden. Ik heb uiteraard gelezen wat de minister hierover schreef. Ik heb ook in mijn bijdrage nadrukkelijk gezegd dat zij heeft toegezegd om deze vier weken mogelijk te verlengen om zo de behandeling van het KB langer te laten duren. Maar als ik een juridische zekerheid wil hebben, dan gaat de vierwekentermijn in een wet altijd boven datgene wat de minister toezegt.
Mevrouw Moonen (D66):
Mevrouw Baay, eh, voorzitter …
De voorzitter:
Mevrouw Moonen.
Mevrouw Moonen (D66):
We hebben hier een brief van de regering, opgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen met haar ambtgenoot, de minister van Justitie en Veiligheid, inclusief de mogelijke ambtsopvolgers. Een dergelijke brief met een dergelijke statuur van de regering gaat boven iedere verdere juridische uitleg.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Daar wil ik, als voormalig advocaat, wel even aantekening op maken. Nogmaals, ik ken de inhoud van de brief. Ik heb gezien dat de minister heeft beoogd om te kijken of die vierwekentermijn op welke wijze dan ook zo overtuigend kan zijn dat wij daar dezelfde juridische toetsing en haalbaarheid uit halen, zoals is vastgelegd in de wet. U was ook bij de toelichting van meneer Munneke, gisterenmiddag. Hij gaf als rechtsstaatsgeleerde heel duidelijk aan dat je altijd en eeuwig moet kijken naar de wet, als je volstrekt op safe wilt spelen, want dat gaat boven een ministeriële regeling.
De voorzitter:
Moonen, derde.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik kom er later in mijn termijn op terug. Ik kon er helaas niet bij zijn, want ik zat op dat moment te debatteren met de heer Koolmees in de Ridderzaal.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Pardon.
Mevrouw Moonen (D66):
Mijn collega Pijlman heeft daar zeker kennis van genomen.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Het klopt inderdaad dat mevrouw Moonen niet aanwezig was.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Baay. Dan is het woord aan mevrouw Klip-Martin namens de fractie van de VVD.