Plenair Baay-Timmerman bij behandeling Opneming bepalingen correctief referendum in Grondwet



Verslag van de vergadering van 19 januari 2021 (2020/2021 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Voorzitter. Laat ik beginnen met het uitspreken van veel waardering naar de initiatiefnemer toe. Dank namens 50PLUS voor het verrichten van het vele werk. Die tijd en energie gaan nu eenmaal gepaard met initiatiefwetsvoorstellen.

Voorzitter. 50PLUS is altijd een voorstander geweest van bindende referenda over zwaarwegende wetsvoorstellen die een grote invloed hebben op het leven van de burgers. Van oudsher staat dat in ons verkiezingsprogramma.

Voorzitter. De weg van het houden van een bindend correctief referendum is een lange geweest. Ook ik haal wat historische feiten aan. Als we teruggaan in de geschiedenis, ontstond de behoefte aan het houden van een volksraadpleging al begin vorige eeuw. Ondanks dat geen recht op volksraadpleging bestond, werd in écht zwaarwegende gevallen toch de mening van de burgerij gevraagd. Zo werd in het plaatsje Hillegom in 1906 een lokaal referendum gehouden over de vraag of de inwoners liever een jaarlijkse kermis of een volksfeest wilden. Omdat de uitslag fiftyfifty was, werd besloten tot het houden van beide; mijns inziens een uitstekend compromis. In Naarden werd in 1912 een lokaal referendum gehouden over afschaffing van de kermis omdat die zo veel overlast veroorzaakte. Het zal u geen van allen verbazen dat de meerderheid stemde voor behoud van de kermis. Deze voorbeelden geven al aan hoe belangrijk het is dat buiten verkiezingen om op gezette tijden raadpleging kan plaatsvinden en een oordeel kan worden gevraagd aan de Nederlandse kiezer. Dit dient niet alleen te geschieden via de vertegenwoordigende democratie, maar ook in de vorm van directe democratie.

Voorzitter. In 1999 sneuvelde een wetsvoorstel voor het referendum in deze Kamer vanwege één tegenstem. Vervolgens kwam op 1 juli 2015 een afgezwakte vorm terug: het raadgevend referendum. Dit werd gezien als een geschikt middel om de invloed van burgers op het beleid te vergroten, maar was geen lang leven beschoren. Na drie jaar en slechts drie referenda verder werd het wetsvoorstel Intrekking van de Wet raadgevend referendum op 10 juli 2018 aangenomen met 40 stemmen voor en 35 stemmen tegen, waaronder die van 50PLUS.

Voorzitter. Dan terug naar het heden. Vandaag behandelen we het correctief referendum, dat inhoudt dat een wetsvoorstel bekrachtigd kan worden nadat over dit voorstel eerst een referendum is gehouden, tenzij is vastgesteld dat daarover geen referendum noodzakelijk is. Uitgangspunt van dit voorstel is gebaseerd op het rapport van de staatscommissie-Remkes en het advies van de Raad van State, die beide concludeerden dat het parlementair stelsel meer toekomstbestendig moet worden gemaakt. De gedachte is dat het houden van een referendum kan bijdragen aan het dichten van de kloof tussen overheid en kiezers. Die kloof lijkt steeds groter te worden. Als wetten worden aangenomen waar de meerderheid van de bevolking het absoluut niet mee eens is, moet dat gecorrigeerd kunnen worden. Referenda kunnen zorgen dat meer draagvlak ontstaat bij de bevolking voor het beleid en meer betrokkenheid over belangrijke maatschappelijke vraagstukken. De informatievoorziening en voorlichting over belangrijke thema's zal uitgebreider moeten worden gedeeld om het publiek niet langer buiten te sluiten. Want het gevolg zou kunnen zijn dat het aangenomen wetsvoorstel alsnog na het houden van een referendum sneuvelt. Zo kan de kiezer de politici terechtwijzen.

Voorzitter. Is dit enkel een jubelverhaal of kleven aan dit correctief referendum ook nog nadelen? 50PLUS maakt een paar kanttekeningen bij dit voorstel. Terecht wezen ook andere fracties op het mogelijke gevaar dat rechten van minderheden of bescherming van hun belangen verloren dreigen te gaan in die van de meerderheid. Hoe denkt de initiatiefnemer te garanderen dat deze belangen van minderheden ook altijd geborgd worden? Duidelijk mag zijn dat de informatievoorziening over een wetsvoorstel van cruciaal belang is om de burger voldoende in te lichten, zodat deze een weloverwogen keuze kan maken. Met de 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland voorziet 50PLUS hierin een probleem. Hoe bereik je de meest kwetsbare groepen in de samenleving? Gaat dit naar analogie van het aangenomen wetsvoorstel actief donorregistratiesysteem door bijvoorbeeld heel veel reclamespotjes uit te zenden? Is het realistisch te verwachten dat dit middel ook wordt ingezet bij de te houden referenda? Graag hoort mijn fractie van zowel de initiatiefnemer als de minister op welke wijze zij denken dat deze noodzakelijke verschaffing van informatie aan minder makkelijk bereikbare groepen dient te geschieden. Een tweede vraag aangaande de informatievoorziening betreft de juiste voorlichting over de gevolgen en consequenties van de aangenomen wet. Hoe voorkom je dat de zogenaamde desinformatie de overhand krijgt? Kan überhaupt onjuiste informatie gefilterd worden en, zo ja, op welke manier dan? Ook hierop graag een reactie van de bewindspersoon en de initiatiefnemer.

Voorzitter. Dan kom ik nu op de aangenomen amendementen in de Tweede Kamer. Mijn fractie vindt het een verbetering dat ook gemeenten, provincies en waterschappen de mogelijkheid krijgen voor het houden van referenda. Het amendement-Sneller bepaalt dat internationale verdragen niet zijn onderworpen aan referenda. Dit geldt tevens voor verdragen waarbij soevereiniteit wordt overgedragen. Overdracht van soevereiniteit is bij uitstek een onderwerp waarover het volk een beslissende stem zou moeten hebben. Mijn fractie in deze Kamer betreurt deze algehele uitsluiting. Het ware beter geweest als deze enkel van toepassing zou zijn geweest op de gemengde verdragen. Graag hoort mijn fractie of de initiatiefnemer deze uitsluiting ziet als een violatie van zijn voorstel.

Voorzitter. Ik meldde hiervoor dat het wetsvoorstel van het referendum in 1999 tijdens de zogeheten nacht van Wiegel met één stem werd tegengehouden. Collega Kox noemde dit ook al. De democratie als staatsvorm, waarbij het volk regeert door middel van de volksvertegenwoordiging, zijnde het parlement, had gesproken. De helft plus één bepaalt de meerderheid. Elk besluit dat daaruit voortvloeit is een democratisch genomen besluit. Door het amendement-Van der Graaf is de in de Grondwet opgenomen uitkomstdrempel bepaald op de meerderheid, de helft plus één, van het aantal kiezers dat bij de meest recente Tweede Kamerverkiezingen zijn stem heeft uitgebracht. Dit impliceert een hogere uitkomstdrempel dan de door de staatscommissie geadviseerde drempel van 33,3%. Hoe hoger een uitkomstdrempel wordt gesteld, hoe hoger de opkomst moet zijn om die drempel te halen. In antwoord op de vragen van de PvdA en 50PLUS antwoordde de initiatiefnemer in de memorie van antwoord dat de praktijk zal moeten uitwijzen of deze verhoogde drempel een onneembare horde zal blijken te zijn. In feite zegt de initiatiefnemer hiermee dat hij het effect van deze verhoogde uitkomstdrempel niet kan inschatten.

Voorzitter. Mijn vraag is hoe wij als Eerste Kamerleden dan een juiste afweging kunnen maken over voorliggend voorstel als onduidelijk is welk effect de verhoogde uitkomstdrempel heeft op de uitvoerbaarheid in de praktijk. Collega Ganzevoort had het er ook al over. Immers, het bindend correctief referendum moet de bevolking een reële mogelijkheid bieden. Het mag geen wassen neus worden. De reële kans dat dit wel gebeurt blijkt uit de brief van 13 januari jongstleden, waarin professor Van der Meer concludeert dat bij een opkomstdrempel van grofweg 40% geen van de drie in Nederland gehouden referenda het zou hebben gehaald. Wat zegt deze uitkomst, zo vraag ik de initiatiefnemer? De minister antwoordt bij brief de dato 13 november 2020 dat de uitwerking van de verhoogde uitkomstdrempel in de praktijk ook afhankelijk is van verschillende factoren. Zij noemt daarbij expliciet het onderwerp dat ter stemming voorligt. Mijn fractie interpreteert dit als volgt. Meer tot de verbeelding sprekende onderwerpen zullen ervoor zorgen dat burgers zich intensiever betrokken voelen en daardoor ligt het in de rede dat dit leidt tot een hoger opkomstpercentage. Onderkent de minister het gevaar dat bij minder aansprekende onderwerpen de betrokkenheid mogelijk afneemt, terwijl de gevolgen van zo'n wet misschien wel ingrijpender zijn dan die van populaire kwesties? Hoe denkt de minister dit te kunnen ondervangen?

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoor 50PLUS nu terecht bezwaar maken tegen het uitsluiten van referendabiliteit van internationale verdragen en tegen de hoge uitkomstdrempel. Ik moet tegelijk vaststellen dat de fractie van 50PLUS in de Tweede Kamer vóór beide amendementen heeft gestemd die dit in het wetsvoorstel hebben gefietst. Dus ik zou willen vragen welke andere afwegingen en overtuigingen de fractie van 50PLUS in deze Kamer heeft om hier nu toch tegen te pleiten. En neemt ze daarmee dan ook afstand van de actie die is ingezet in de Tweede Kamer door deze amendementen te steunen?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Bij 50PLUS is het zo geregeld dat de Tweede Kamer uiteraard het politiek mandaat heeft. Dat geldt voor alle partijen naar ik mag aannemen. Maar dat houdt niet in dat wij hier in de Eerste Kamer niet een eigenstandige rol hebben. Als Eerste Kamerlid zal ik elke keer weer opnieuw eigenstandig over wetsvoorstellen, waarin ik mogelijkerwijs dingen kan aantreffen waar de Tweede Kamerfractie wellicht vóór gestemd heeft, zelf een afweging moeten maken, uiteraard met mijn gehele fractie.

De heer Van Hattem (PVV):

Goed om te horen dat u zelf die afweging maakt. Maar kunt u misschien ook aangeven hoe u die afweging onderbouwt en op welke gronden u tot andere oordelen bent gekomen dan uw politieke collega's in de Tweede Kamer?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Daar is hier net al over gedebatteerd. Bepaalde informatie, de brief van 13 januari jongstleden, is nog maar net tot ons gekomen. Daarin is onder andere door professor Van der Meer heel nadrukkelijk verwoord dat zo'n heel hoge uitkomstdrempel er weliswaar aan kan bijdragen dat in de praktijk het instrument van een referendum een wassen neus blijkt te zijn. Dat neem ik mee.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

De minister geeft aan dat het houden van een referendum tegelijk met een stemming of verkiezing het opkomstpercentage kan beïnvloeden. Deze redenering van de minister snijdt houdt. Graag hoort 50PLUS of zo'n samenvoeging van referendum en verkiezing dan bewust zal gaan plaatsvinden of juist bewust separaat wordt gehouden, zodat je daarmee het opkomstpercentage als het ware kunt sturen. Deze manier van manipuleren is in de ogen van 50PLUS echt onwenselijk. Graag een antwoord van de minister of zij dit gevaar onderkent en hoe zij denkt deze manipulatie tegen te kunnen gaan.

Voorzitter. Tot zover mijn inbreng in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. Dan is nu het woord aan de heer Nicolaï namens de fractie van de Partij voor de Dieren.