Plenair De Vries bij behandeling Wijziging van de Mediawet 2008



Verslag van de vergadering van 2 februari 2021 (2020/2021 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer De Vries i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel bevat een aantal aanpassingen van de Mediawet 2008 en werd ingediend op 25 september 2018. Vervolgens is het wetsvoorstel op 9 april 2019 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De door de minister ingediende novelle is in de Tweede Kamer vervolgens op 9 juni 2020 met algemene stemmen aangenomen. De novelle diende om de toevoegingen aan het wetsvoorstel door het gewijzigde amendement-Aartsen/Van der Molen ongedaan te maken na advies van de Raad van State. Al met al heeft dit wetgevingsproces opmerkelijk lang geduurd; enkelen van de vorige sprekers memoreerden dit ook.

Wat onze fractie alarmeert, is dat de Mediawet stamt uit 2008. Inmiddels zijn we niet alleen tien jaar verder, maar is ook het medialandschap drastisch veranderd. We zijn in een heel nieuwe media-era beland. Nieuwe generaties gaan door technologische ontwikkeling alweer heel anders om met de traditionele media zoals wij deze uit de vorige eeuw kennen. Het zou dus voor de hand hebben gelegen als deze minister met een nieuwe, op de toekomst gerichte mediawet was gekomen. Een poging daartoe is dan ook met een eerdere Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep op 7 december 2020 door deze Kamer behandeld. Maar, zoals zo typerend voor de aanpak van de kabinetten-Rutte, is er steeds voor gekozen om maar weer eens een aanpassingetje hier en een wijzigingetje daar te doen. Kicking the can down the road, noemen wij dat.

Voorzitter. Volgens onze fractie is er dringend een ingrijpende modernisering nodig van het Nederlandse mediabeleid. In een democratische rechtsstaat als Nederland is een onafhankelijk publiek mediabestel van groot belang. De media hebben immers een belangrijke controlerende functie binnen onze samenleving. Om te voorkomen dat de overheid invloed kan uitoefenen op de inhoud van media, zijn er grondwettelijke waarborgen voor de media om onafhankelijk en in vrijheid te kunnen opereren.

De heer Janssen i (SP):

Ik heb dan toch even een vraag aan de heer De Vries over zijn partijleider, de heer Otten. Die zei in een interview — weliswaar in zijn tijd bij Forum voor Democratie, maar misschien is hij niet van mening veranderd — dat zijn politieke partij eigenlijk een mediatak was met een politieke tak.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Nee, een mediabedríjf.

De heer Janssen (SP):

Een mediabedrijf met een politieke tak, inderdaad. Dan zeg ik het even correct. Dank voor de correctie. Maar hoe ziet u dan de onafhankelijkheid?

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Ik denk dat u refereert aan een interview dat de heer Otten gaf in de tijd dat hij net lijsttrekker werd voor de Eerste Kamer namens Forum voor Democratie. Die onafhankelijkheid moet natuurlijk gewaarborgd worden als je een onafhankelijke publieke omroep hebt waarin je als omroepbedrijf een objectieve aanpak kan neerzetten. Dat heeft niets met de politiek te maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Janssen, nog een vraag over het wetsvoorstel?

De heer Janssen (SP):

Zeker, omdat ik de heer Otten juist hoor pleiten voor differentiatie en die scheiding. Daar hebben we het hier over, ook met bestuur en hoe we dat dan moeten organiseren. Maar als we kijken hoe besturen et cetera georganiseerd moeten worden, vindt de heer De Vries dan ook dat een mediabedrijf geen politieke tak mag hebben, in een bestuur of anderszins, zoals het nu voorgesteld wordt, dus dat het uit elkaar moet zijn en dat het niet samengaat?

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Nu maakt u er een soort bord spaghetti van door alles door elkaar te husselen. Ik heb nooit het idee gehad dat een mediabedrijf met een politieke tak plotseling wordt aangemerkt als omroeporganisatie die zich bezighoudt met het uitzenden van programma's in de media. Dus ik zie uw vraag niet helemaal.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

De Nederlandse Publieke Omroep is nu een merkwaardige mix tussen de wens om enerzijds een onafhankelijk publiek mediabestel te hebben en anderzijds een pluriform bestel met lege toetredingsdrempels. Werkte dit hybride systeem wellicht nog in de vorige eeuw, dit hinken op twee gedachten werkt in de praktijk steeds slechter. Wat doet het kabinet dan? Het vlucht in allerlei regeltjes voor benoemingsprocedures en andere details over de benoeming van omroepbestuurders. Als we kijken naar de kwaliteit van de publieke omroep, dan loopt die toch zienderogen terug. Dat is inmiddels ook binnen de publieke omroep zelf onderwerp van debat.

Talkshows die niet meer gaan over feitelijke informatie, maar zo veel mogelijk ophef creëren om spraakmakend te zijn en kijkcijfers te scoren; kijkcijfers die zo hard nodig zijn om de Ster-inkomsten te realiseren, een slordige 170 miljoen per jaar. Als we deze vicieuze cirkel willen doorbreken, kunnen we beter beginnen met het afschaffen van de reclame bij de publieke omroep. Dan zijn de programmamakers verlost van het juk van de kijkcijfers en kunnen zij zich concentreren op inhoudelijke programma's, die iets toevoegen aan de bestaande commerciële zenders, en wordt ook de kijker gevrijwaard van irritante reclameonderbrekingen. Daar staat dan natuurlijk wel ook een forse sanering tegenover.

Mevrouw Vos i (PvdA):

Dat vond ik een interessante opmerking, maar net die laatste zin deed me de moed weer in de schoenen zakken. Als de Fractie-Otten vindt dat reclame niet meer op de publieke omroep hoort, is zij dan ook bereid om wat meer budget voor de publieke omroep uit te trekken? Dat heb je dan immers wel nodig, als je dit soort fantastische, onafhankelijke programma's wilt maken.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Precies. Ik wist dat u hiermee zou komen, dus ik was voorbereid. Nee, ik vind juist dat er tegenover het niet meer binnenkrijgen van die reclame-inkomsten moet staan dat er een flinke sanering moet komen, onder andere bij de beloning van de bestuurders.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik ken de Fractie-Otten als goede rekenmeesters. Die weten ook dat die beloning best redelijk is. Ik zou ook wel zo veel willen verdienen, maar dan ga je het natuurlijk …

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Meer dan de minister-president!

Mevrouw Vos (PvdA):

Ook al zou je ze optellen, de sanering die je dan zou moeten doorvoeren, gaat niet alleen over bestuurders. Dan zal je ook veel programmamakers, journalisten en allerlei mensen die gewoon makers zijn, moeten ontslaan. Ik kan mij niet voorstellen dat dat de bedoeling is van de Fractie-Otten.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Ik denk dat er een behoorlijke overhead is gecreëerd door de afgelopen tien jaar in dit medialandschap.

Mevrouw Vos (PvdA):

Laatste vraag. Dan zou ik de heer De Vries willen adviseren de rapporten te lezen die daarover zijn verschenen. Als hij dan rekent, zal hij zien dat je door het afschaffen van de Ster-inkomsten niet kan bereiken wat hij denkt te gaan bereiken. Als hij die rekensom heeft gemaakt en hij komt tot de ontdekking: goh, dan zullen we dat toch moeten compenseren, is hij dan bereid om inderdaad meer geld uit te trekken of het uittrekken van meer geld te steunen, om nog wel die sterke publieke omroep te houden?

De voorzitter:

De heer De Vries tot slot.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Dat zal moeten blijken uit de berekeningen. Als het allemaal zo goedkoop gaat als mevrouw Vos denkt dat het gaat, is mevrouw Vos dan ook bereid om daar waar nodig onderdelen weg te snijden?

De voorzitter:

Nou, dit was de laatste vraag van mevrouw Vos, dus als zij niet zelf nog een vraag heeft, wou ik dit interruptiedebatje toch tot een einde brengen. Mevrouw Vos tot slot.

Mevrouw Vos (PvdA):

We kennen de cijfers en we kunnen daar best eens even samen naar kijken. Dan zullen we waarschijnlijk tot dezelfde conclusie komen, namelijk dat als je de Ster-inkomsten eraf haalt, er meer rijksbijdrage bij moet.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Ik neem de uitnodiging graag aan om daar samen naar te kijken.

De voorzitter:

Nou, kijk! Dan wordt het toch gezellig. Vervolgt u uw betoog.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Voorzitter, ik rond af. Onze fractie hoopt van harte dat bij de formatie van een nieuw kabinet het mediabeleid, dat zo dringend aan vernieuwing toe is, de aandacht zal krijgen die het verdient.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Vries. Dan is het woord aan mevrouw Bikker namens de fractie van de ChristenUnie.