Plenair Van Dijk bij behandeling Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19



Verslag van de vergadering van 19 februari 2021 (2020/2021 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. In de vorige eeuw woonde hier vlakbij een Haagse hervormde predikant, dr. W. Aalders. Hij schreef het volgende: "De overheid is de garant" — zij staat borg — "voor de orde in de gedragingen van vrije persoonlijkheden binnen het volksgeheel. Wanneer zij" — de overheid — "de mens echter zó gaat beschermen en verzorgen, dat zijn leven als vrije en verantwoordelijke persoonlijkheid niet meer tot zijn recht komt, dan heeft zij haar grenzen overschreden."

Voorzitter. Hoever reikt de overheidsmacht? Wanneer overschrijdt zij de grenzen die gegeven zijn rond persoonlijke vrijheden? Corona heeft ons in een crisis gebracht. Daarom zijn ingrijpende overheidsmaatregelen te verdedigen. Maar in crisistijd is het extra noodzakelijk dat die maatregelen rusten op een stevige juridische basis en dat voldaan wordt aan eisen van proportionaliteit. Hier beginnen onze kritische vragen over de avondklok, een maatregel die bijvoorbeeld verbiedt dat een burger voor het slapengaan een ommetje in de buitenlucht maakt, hoe goed dat ook zou zijn voor zijn welbevinden, fysiek én psychisch. Ik zei dat zojuist in een interruptie: van een avondwandeling krijgt niemand covid.

Niet voor niets gebruik ik dit voorbeeld, want het is misschien kenmerkend voor de huidige aanpak. Een oud-collega mailde mij een hartenkreet: "Draait alles om fysieke gezondheid? Hoe zit het met de andere waarden? Mentale gezondheid? Omzien naar elkaar? Barmhartigheid?" Hoe waarborgen we dat ook die andere waarden beter worden meegewogen in het beleid? Die weging van verschillende waarden moet door de politiek gebeuren. Wij mogen die verantwoordelijkheid niet afschuiven op wetenschappers en experts.

En dan nog het volgende over het coronabeleid, waarvan de avondklok een symptoom is. Veel mensen ervaren die klok als een soort genadeslag, terwijl ze zich al aan zo veel regels moeten houden. De overheid handelt nog steeds vanuit crisismanagement. Steeds meer activiteiten worden verboden met steeds meer strengheid. Is dit de goede route? Moeten we steeds strenger worden of moeten we meer uitleggen en verleiden? Is het niet de hoogste tijd om aan een andere manier van beïnvloeding te doen? De huidige aanpak kan mensen ook recalcitrant maken en kan averechts werken. En is het niet symptomatisch dat juist wanneer er een rechter komt die de burger beschermt tegen een al te goedbedoelende overheid, die overheid nog hardnekkiger naar juridische middelen grijpt om de burgers in de greep te houden? Zou dit niet tot bezinning moeten leiden?

Voorzitter. De avondklok zet dit alles op scherp. Er bestaat geen objectiveerbaar bewijs met betrekking tot de effectiviteit van de avondklok. Nu het kabinet toch zo fanatiek vasthoudt aan deze maatregel, suggereert het kabinet onbedoeld dat feiten er niet werkelijk toe doen in het gevoerde beleid, maar dat het er slechts om gaat de spanning erop te houden. Dit ondermijnt het draagvlak. Hoe ziet de minister dit?

Voorzitter. Het vonnis van de voorzieningenrechter was helder; de Wbbbg had niet ingezet mogen worden als grondslag voor de avondklok. Als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter, de schorsing van deze uitspraak en het hoger beroep dat vandaag loopt, is er nu sprake van twee sporen van wetgeving waarin de avondklok geregeld wordt. Dat is onwenselijk in tijden van crisis, waarin vertrouwen in de aanpak belangrijk is. Waarom doorgaan met de Wbbbg en onderliggend wetsvoorstel als vangnet gebruiken? Inmiddels heeft ook de Tweede Kamer uitgesproken dat de Wbbbg-route verlaten moet worden als dit wetsvoorstel wordt aanvaard. Waarom kiest het kabinet daar niet van harte voor?

Voorzitter. Hoe ingrijpender de maatregel, hoe hoger de lat. De voorzieningenrechter geeft aan: in het geval van het instellen van een avondklok gaat het om een vergaande beperking van de bewegingsvrijheid van burgers, die noopt tot een zeer zorgvuldig besluitvormingsproces. De stelling van de regering dat een avondklok onvermijdelijk is, is op z'n minst discutabel en niet erg overtuigend gemotiveerd. Ook de Raad van State zei in het advies op dit wetsvoorstel: regering, u moet de proportionaliteit beter motiveren. Die proportionaliteit is en blijft een heet hangijzer. Wat draagt een avondklok bij aan de virusbestrijding? Het OMT komt met waardevolle adviezen, maar is die 8% tot 13% reductie niet te rooskleurig? Want het onderzoek waarin deze cijfers staan, betreft een pakket aan maatregelen, zoals ook al is gewisseld. Wat moeten we als senaat doen als de regering het toetsen van de proportionaliteit van een vergaande ingreep op vrijheden, zoals de avondklok, eigenlijk onmogelijk maakt doordat deze verknoopt is met de aangescherpte bezoekregeling? Wordt de senaat er zo niet op oneigenlijke wijze in gerommeld als de regering ronduit erkent dat de afzonderlijke effectiviteit van de avondklok niet is vast te stellen? Daarnaast leeft er bij een groot deel van de bevolking bereidheid om de avondklok na te leven. Waarom kijkt het kabinet dan niet serieus naar de mogelijkheid van een dringend advies?

Voorzitter. Neemt de minister de uitspraak van de rechter echt serieus? De rechter heeft niet alleen geoordeeld over de grondslag van de avondklok, maar ook over de proportionaliteit. En die proportionaliteit zie ik in dit wetsvoorstel niet beter geregeld. En let wel, wat betreft proportionaliteit: dat er steun is in de Tweede Kamer en er OMT-adviezen liggen, wil nog niet zeggen dat dit wetsvoorstel in de ogen van de rechter proportioneel is. Proportionaliteit is een juridische kwalificatie, geen politieke. De voorzieningenrechter oordeelde hier al eerder over. Het kabinet zal glashelder moeten aantonen dat de avondklok in verhouding staat tot de maatschappelijke gevolgen. Waarom denkt de minister dat dit wetsvoorstel wél proportioneel zal worden geacht?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk.

Dan zou ik voor de schorsing nog eventueel het woord kunnen geven aan mevrouw Prins, als daar geen bezwaren tegen zijn. Ik draai de volgorde dus een klein beetje om. Als daar geen bezwaren tegen zijn, dan geef ik graag nog het woord aan mevrouw Prins, die zal spreken namens het CDA.