Plenair Pouw-Verweij bij voortzetting behandeling Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19



Verslag van de vergadering van 19 februari 2021 (2020/2021 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Pouw-Verweij i (Fractie-Nanninga):

Dank u wel, voorzitter. Een maatregel die vooral bedoeld is om psychologisch effect te sorteren. Dat is hoe Jaap van Dissel de avondklok tijdens een briefing aan de Tweede Kamer op 20 januari omschreef. Al weken houdt het kabinet de bevolking van Nederland 's avonds binnen om een psychologisch effect. Het is niet de eerste keer dat een kabinet op dergelijke gronden de vrijheden van burgers inperkt. Maatregelen die slechts psychologische effecten dienen, zijn namelijk niet nieuw in de politiek. 1973 was het jaar dat de Arabische oliestaten een olieboycot tegen ons land instelden. Dat leidde tot het gelasten van de zogenaamde autoloze zondagen. Op last van de regering bleven twee maanden lang alle auto's buiten gebruik. 30 jaar later werd echter bekend dat de praktische noodzaak voor deze maatregel in 1973 volledig ontbrak. De oliedepots in de haven van Rotterdam waren namelijk in de maanden voorafgaand aan de boycot ruim voldoende gevuld. De regeling, zo werd verteld, diende vooral om de Nederlander zuiniger te doen leven. Ze dienden, kort gezegd, vooral een psychologisch doel. Ook de avondklok dient, 50 jaar later, voornamelijk voor het psychologische effect. Dit heeft de heer Van Dissel ook ruiterlijk toegegeven. De avondklok zou mensen ertoe moeten bewegen de urgentie van dit virus in te zien. Als het kabinet een zodanig zware maatregel invoert, dan moet het wel menens zijn.

Voorzitter. Menens is het zeker. Niet voor niets ligt in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, de wet die tot op heden de grondslag voor de avondklok vormt, de absolute eis van een acute noodsituatie besloten. Alleen in gevallen zoals dijkdoorbraken mag de overheid gebruikmaken van deze regeling om een avondklok te handhaven. Het is echter geen 1953. Dat stelde de Raad van State al voordat de avondklok inging, dat stelde de voorzieningenrechter afgelopen dinsdag in de rechtszaal en dat herhaal ik hier vandaag. We strijden al bijna een jaar tegen een virus dat ons in alle aspecten van ons leven raakt. Ik kan u vertellen: een steeds groter deel van onze bevolking lijkt moegestreden. Juist wanneer deze vermoeidheid het draagvlak voor de maatregelen onder druk zet, is het essentieel dat de overheid deze maatregelen uitdrukkelijk rechtvaardigt en uitlegt. Het kabinet moet aan de mensen in het land kunnen aantonen dat er zowel een acute noodzaak is als dat de maatregel proportioneel is. In beide is het kabinet tot op de dag van vandaag echter nog steeds niet geslaagd. Dat zeg ik niet alleen, maar dat zeggen wederom ook de Raad van State en de voorzieningenrechter. Het is een les die dit kabinet keer op keer weigert te leren. Want op dezelfde dag dat het gerechtshof een uitspraak in hoger beroep zou doen over de rechtmatigheid van de huidige avondklok, debatteren wij over een nieuw spoedvoorstel betreffende diezelfde avondklok. Uit angst voor wederom een nederlaag bij de rechter wil het kabinet nu een nieuwe juridische grondslag in het leven roepen om de avondklok alsnog in stand te houden. Laat mij daarom over één ding heel helder zijn: mijn fractie steunt het kabinet in de wil om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, maar niet met elk middel en niet tegen elke prijs, niet met dit middel en zeker niet tegen deze prijs.

Ik heb hierover een drietal vragen aan de minister. Erkent het kabinet dat het met het invoeren van een avondklok via de gekozen route van de Wbbbg een scheve schaats heeft gereden, om even in de schaatsmetaforen van de heer Backer te blijven? Is het kabinet bereid alsnog te erkennen dat de avondklok niet rechtmatig is ingevoerd en dat de Wbbbg geen goede juridische basis kan vormen voor de avondklok? Als het kabinet toch, zoals de minister zonder nadere onderbouwing in zijn brief beweert, wil volhouden dat de oorspronkelijke route in orde is, waarom vertrouwt het dan niet op een welgevallig vonnis van de rechter in hoger beroep?

Voorzitter. Mijn fractie is tegen een avondklok in het algemeen en tegen de nu voorgestelde avondklok in het bijzonder. Dat heeft alles te maken met de proportionaliteit of, beter gezegd, het gebrek daaraan. Ik zal dit beargumenteren aan de hand van twee vragen. Hoe fundeert het kabinet de noodzaak voor een avondklok? In hoeverre kan het aantonen dat deze avondklok een effectief middel is om de besmettingen in te dammen?

De noodzaak voor een avondklok leidt het kabinet af uit de opkomst van de Britse variant van het coronavirus in Nederland. Zorgelijke prognoses over de hogere besmettingsgraad kunnen er volgens onze demissionaire minister-president toe leiden dat we afstevenen op een code zwart op de ic's over enkele maanden. Dit beeld, indien kloppend, baart ook mijn fractie grote zorgen. Het is echter absoluut geen grond om middels een noodwet het parlement buiten werking te stellen in de verdere besluitvorming rondom de avondklok. Prognoses geven ons immers een beeld van wat zou kunnen gebeuren in de toekomst, maar geen definitief uitsluitsel. "Het grillige en maar beperkt voorspelbare beloop van de ontwikkeling en verspreiding van het coronavirus", om de Raad van State te citeren, leidt tot snel veranderende omstandigheden. Dat betekent dus dat de vraag over de eventuele noodzakelijkheid van extra maatregelen om de situatie in de toekomst te voorkomen er een is waarvan het antwoord veranderlijk is en dus steeds opnieuw geformuleerd zal moeten worden. De belangenafweging die daarbij hoort is niet enkel aan het kabinet, maar is bovenal aan het parlement. "Het feit dat het verloop van de crisis en de effectiviteit van de te nemen maatregelen uit de aard der zaak slechts ten dele vaststaan, maakt dat de te verrichten belangenafweging onvermijdelijk met aanzienlijke onzekerheden is omgeven", zo stelt de Raad van State. En ik citeer: "Dit laat onverlet dat een met het oog op de grondrechten noodzakelijke belangenafweging moet geschieden aan de hand van informatie die zo actueel en volledig mogelijk is". Juist die ruimte ontneemt het kabinet aan het parlement met deze nieuwe noodwet, terwijl ook, en misschien wel juist, in deze tijden het parlement bij uitstek het orgaan is dat deze afweging dient te maken. Dat kost wellicht tijd, maar zoals we deze week hebben gezien is het behoorlijk snel mogelijk indien het kabinet echt haast heeft. Het kabinet zou ook het parlement kunnen informeren als het wat minder tijd zou besteden aan lekken naar de pers.

Nu ik hiermee heb uitgewerkt waarom mijn fractie geen noodzaak ziet voor een noodwet, kom ik tot de tweede vraag. In hoeverre kan het kabinet aantonen dat deze avondklok een effectief middel is om de besmettingen in te dammen? Ook hierop is het antwoord uiterst teleurstellend. In haar vonnis wees de voorzieningenrechter er afgelopen maandag op dat enkele modellen, zeker indien deze geen eenduidig meetbaar effect voor een avondklok kennen, niet voldoende basis vormen voor een dergelijke ingrijpende maatregel. Sterker nog, de effectiviteit van de avondklok is uitermate twijfelachtig. Het gemiddelde aantal bezoekers dat mensen per week ontvingen ging van 1,17 naar 1,13, een verwaarloosbaar verschil. Het kabinet stelt dat de avondklok tot 10% minder besmettingen leidt. De wetenschappelijke onderbouwing waarmee het kabinet schermt, berust op een studie uit Frankrijk. Deze studie meet echter niet louter de avondklok, maar het gehele pakket aan maatregelen. Concluderend hebben wij dus geen enkel wetenschappelijk bewijs dat aantoont wat het effect van een avondklok als separate maatregel is.

Daarmee heeft het kabinet tot op heden niet de proportionaliteit van de avondklok aangetoond. Het heeft op aandringen van de Raad van State weliswaar een paragraaf over grondrechten toegevoegd aan de memorie van toelichting, maar ook daarin beperkt het kabinet zich tot de stelling dat een avondklok de minst stringente maatregel is. Dat is een schijnafweging. Het zet de effectiviteit van de avondklok namelijk niet af tegen de schending van de grondrechten, maar slechts tegen eventuele andere maatregelen, die in dit debat en in deze wetswijzing helemaal geen onderwerp van discussie zijn. Het kabinet toont zich simpelweg niet in staat om de avondklok an sich te rechtvaardigen zonder hierbij de vergelijking te moeten maken met andere, theoretische opties die helemaal niet aan de orde zijn.

Voorzitter. Het is de taak van het kabinet om aan het parlement de proportionaliteit van voorgestelde maatregelen aan te tonen. Het kan en mag niet de bedoeling zijn dat wij dit hier voor hen moeten doen. Het laat kortom zien dat het kabinet werkelijk niets heeft geleerd van zowel de eerdere adviezen als de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Ook over de proportionaliteit van de maatregelen wil ik nog enkele vragen aan de minister stellen. Ziet het kabinet in dat de proportionaliteit uit het oog verloren is? Is het kabinet bereid in te zien dat het paardenmiddel van een avondklok, zeker nu het eenmaal is aangevochten, beter kan worden ingeruild voor maatregelen die berusten op vrijwilligheid en aantoonbaar te verwachten resultaten? Is het kabinet van mening dat er bij een onderwerp dat dermate zwaar weegt een langere termijn nodig is om te verwachten dat hierover zorgvuldig afgewogen en doordacht kan worden geadviseerd?

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat onze fractie niet onder de indruk is van het huidige wetsvoorstel, en ook niet van een avondklok in algemene zin. Waar wij echter wel van onder de indruk zijn, is de daadkracht die het kabinet heeft getoond om deze wet er toch koste wat kost doorheen te krijgen. Precies die daadkracht hadden wij eerder willen zien. Waar was die daadkracht toen begin vorig jaar de besmettingen zeer snel opliepen? Waar was die daadkracht toen het tijd was om het bron- en contactonderzoek op orde te krijgen? Waar was die daadkracht bij het op tijd inkopen van voldoende mondkapjes en vaccins? Daadkracht is juist wat mijn fractie telkens heeft gemist bij hoe dit kabinet om is gegaan met de huidige coronacrisis. Wij missen een centrale aansturing van beleid. Wij voorzien dat dit tijdens de drukke verkiezings- en formatieperiode alleen maar zal verslechteren.

Ook constateren wij dat de OMT-adviezen louter vanuit virologisch oogpunt worden gemotiveerd. Het coronabeleid is echter geen louter virologische kwestie. Het heeft ook een ethische en een psychologische kant, om nog maar te zwijgen over alle niet-medische gevolgen van het beleid. Ook op economisch gebied richt het virus ongekend leed aan in onze samenleving, met evenzo ongekend leed bij werkgevers, ondernemers, onderwijzers, jongeren en ouderen. Daarom zijn wij van mening dat niet alleen virologen maar ook psychologen, medisch ethici, andere artsen en economen een prominente rol moeten gaan spelen in de advisering omtrent de aanpak van deze pandemie. Ik hoor dan ook graag het antwoord op de vragen van de heer Backer en mevrouw Bikker die over dit onderwerp gesteld werden.

Voorzitter. Als ik dit alles in acht neem, is teleurstelling in dit kabinet op zijn plaats. Noch op het gebied van de noodzaak van deze maatregel, noch op het gebied van de effectiviteit heeft het kabinet mijn fractie weten te overtuigen van de wenselijkheid van de avondklok. Ik zei het al eerder: we leven niet ten tijde van de watersnoodramp in 1953. We leven eerder in een tijd zoals die van 1973, een tijd waarin het kabinet bereid is om grondrechten van burgers in te perken voor psychologisch effect. Dat is iets waar mijn fractie niet mee in zal stemmen. Dit huis zou dat evenmin moeten doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Pouw. Dan is het woord aan de heer Otten, die zal spreken namens de Fractie-Otten.