Plenair Raven bij debat over Verslag van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek effectiviteit anti-discriminatiewetgeving



Verslag van de vergadering van 22 februari 2021 (2020/2021 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.12 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Raven i (OSF):

Voorzitter. Eerst dank aan de commissie die het vooronderzoek heeft gedaan voor een parlementair onderzoek naar antidiscriminatiewetgeving. Voor de OSF is er geen enkele discussie over het feit dat dat onderzoek noodzakelijk is. Ik verwijs hierbij naar een discussie die ik een aantal weken geleden in deze Kamer heb ingebracht in relatie tot de aanvulling van artikel 1 van de Grondwet. Ik heb daarbij onder meer gezegd: de kracht van de rechtsstaat blijkt niet zozeer uit hoe het recht is opgeschreven; de kracht van de rechtsstaat blijkt eerder uit hoe het recht wordt nageleefd, en daar wringt de schoen. Discriminatie is verboden, maar vrijwel niemand wordt bij overtreding gestraft. Uit de stukken heb ik de conclusie getrokken dat de commissie die kloof ook ziet. Dat brengt mij tot de vraag of het niet zinvol is om daar een onderzoeksvraag aan te relateren, namelijk: kan een verbod op discriminatie effectiever worden gehandhaafd? Ik mis dat nu. Misschien heb ik het gemist en zit die wel in de achterliggende bedoeling van de vragen die gesteld en voorgesteld zijn, maar ik zou het wat willen concretiseren.

Voorzitter. Ik zou ook nog een ander thema willen aanreiken. U heeft gekozen voor een viertal categorieën die kort bij de overheid liggen. De OSF snapt dat. Maar ik denk dat wij wel een hele belangrijke categorie missen: discriminatie in de media. Je ziet de opkomst van de social media. Sinds die tijd voelen mensen zich op de een of andere manier kennelijk vrij om van alles te roepen over anderen wat niet de schoonheidsprijs heeft. Volgens mij kun je dat thema er niet buiten laten als we het over discriminatie van tegenwoordig hebben. Ik zou u dus willen uitdagen om daar eens over na te denken. U heeft aangegeven dat de commissie zelf haar eigen thema's kan aanvullen, maar ik geef u mee dat wij denken dat dit wel een heel belangrijk thema is. Die zou ook onderzocht moeten worden, gezien de ervaringen die ieder van ons daarmee heeft. Wij adviseren de commissie dan ook om dit punt toe te voegen. Ik doel dus op media en met name de discriminatie in media en social media in het bijzonder.

Voorzitter. Voor discriminatie in het algemeen en met name voor de handhaving willen wij ook wijzen op de mogelijkheden om arbitrage erbij te betrekken. Je ziet — daar ben ik mee begonnen — dat er weinig straf is voor discriminatie. Het gebeurt, we zien het allemaal en we laten het gebeuren. Is het niet beter om op dat punt een soort van arbitrage in te stellen? Je belast dan niet de rechterlijke macht met al die thema's. De afgelopen jaren zijn er 183 aangemeld, begreep ik uit de bijdrage van mevrouw Faber. Het is natuurlijk een zondvloed die daarachteraan komt, als je het verder zou onderzoeken en dat cijfer zou controleren. Is het dus niet mogelijk om in de vorm van arbitrage wat meer grip te krijgen op discriminerende uitingen?

De voorzitter:

Mevrouw Faber, uw vijfde interruptie. Gaat uw gang.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Meneer Raven heeft het over een arbitragecommissie of iets dergelijks, maar er is ook een College voor de Rechten van de Mens. Gaan we dan niet hetzelfde doen?

De heer Raven (OSF):

Ik geef het als advies mee om het te onderzoeken. Als het er al is, dan hoeft het niet dubbel. Maar ik constateer wel, en dat blijkt ook uit cijfers, dat er weinig opvolging is. Mensen die zich schuldig maken aan discriminerende opmerkingen, merken daar weinig van. Als uw organisatie dat wel doet, moeten we misschien kijken of ze hun werk goed doen. Maar het zou een opdracht kunnen zijn die we kunnen meenemen.

Voorzitter, ik kijk even of ik alles gehad heb. U zei dat de tijd constant is. Ik weet niet of dat in strijd is met de relativiteitstheorie van Einstein.

Voorzitter. De discussie over gevoelens. Ik zit in de politiek; niet alleen ik, maar ook de vertegenwoordigers van de OSF en de lokale en regionale partijen. Met name gevoelens zijn voor ons feiten. Daar waar burgers iets melden waar ze niet helemaal tevreden over zijn, gaan we daar actie op ondernemen. Dus daar waar het misschien niet volledig wetenschappelijk onderbouwd is, zijn het wel feiten die we na moeten trekken. Dat is eigenlijk onze houding in dit verhaal ook.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raven. Dan geef ik graag het woord aan de heer De Vries namens de Fractie-Otten.