Plenair Rosenmöller bij debat over Verslag van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek effectiviteit anti-discriminatiewetgeving



Verslag van de vergadering van 22 februari 2021 (2020/2021 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Voorzitter, hartelijk dank. Uiteraard een woord van dank aan de commissie, meer in het bijzonder aan de voorzitter van de commissie, die op een overtuigende wijze de beantwoording van de vragen van ons als Kamer op zich heeft genomen.

Ik wil nog drie opmerkingen maken. Naarmate het debat vorderde werd ik toch enthousiaster over het feit dat we dit debat, kort en krachtig, hebben gehad. Wat dat betreft een compliment aan mevrouw Faber, die de initiatiefnemer van dit debat is geweest. Bovendien werd het rapport eigenlijk nog beter door de antwoorden van de commissie op de hier en daar scherp geformuleerde vragen van de collega's en mijzelf. Mijn drie vragen zijn overtuigend beantwoord; dank daarvoor. Dat is één.

Twee is het punt van de reikwijdte. Mevrouw Nanninga stelde een vergelijkbare vraag. U heeft onze vragen ook samengepakt. Mag ik het zo begrijpen? Stel je voor dat de commissie — ik denk dat ze er gaat komen — de boel een beetje op z'n kop zet; dan moet je je eigenlijk eerst verantwoorden tegenover de Kamer. Ergens is er ruimte voor de commissie om toe te voegen of af te dingen. Die ruimte moet de commissie hebben, maar op het moment dat de boel echt op z'n kop wordt gezet, dan wil ik via de Handelingen, om het zo te zeggen, tegen de nog niet bestaande commissie zeggen: kom maar eens even terug, want dit blijkt niet werkbaar te zijn et cetera.

Mijn derde opmerking gaat over de afstemming met de staatscommissie. Ik vond de argumentatie overtuigend. Je kunt niet uit de school klappen over een gesprek met de minister. Tegelijkertijd heb je met de mp gesproken over onder andere de positie van de regering; ik heb met de heer Schalk daaromtrent een gesprek gehad. Ik zie daar eigenlijk geen enkel probleem. Wel zorgen dat die afstemming goed blijft.

Dan over de rol van de senaat, als een-na-laatste punt. Op het moment dat het gaat om zo'n aangelegen punt als artikel 1 van de Grondwet, internationale verdragen, onderliggende wetgeving en de hele keten waarover gesproken is: ik denk dat het van meerwaarde is als de parlementariërs uit deze senaat zelf leidinggevend zijn in het onderzoek. Dat doe je niet elke week, elke maand, elk jaar, maar bij zo'n vraagstuk is dat, gegeven alles wat er in analytische zin tot ons gekomen is en wat wij weten, heel goed te beargumenteren.

Dat brengt mij bij mijn laatste punt. Ik hoop dat de verbindende en overtuigende wijze waarop de commissie ook de kritische vragen van collega's heeft beantwoord, deze collega's de ruimte biedt om dit voorstel uiteindelijk te steunen, want of dit in grote meerderheid, in nagenoeg unanimiteit of in volledige unanimiteit gebeurt, maakt toch verschil uit. Niet in de laatste plaats omdat je daarmee eenzelfde startpunt hebt voor het parlementaire onderzoek dat er naar alle waarschijnlijkheid gaat komen. Dat biedt ook een basis om op een goeie manier de commissie via de Voorzitter van onze Kamer samen te stellen, waarbij onder andere politieke verschillen van opvatting of inzicht of achtergronden een rol moeten spelen. Laten we uitkijken dat we niet nu op voorhand al een commissie zouden kunnen diskwalificeren door ertegen te zijn. Je hoeft niet met alles van het voorstel in te stemmen om het uiteindelijk toch te kunnen steunen. Dat beroep doe ik op collega's die hier kritischer waren dan wij, maar desalniettemin hoop ik dat dat de uitkomst van dit debat zou kunnen zijn.

Nogmaals heel veel dank aan de commissie in haar totaliteit. Ik vond het een goed en prettig debat.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan is het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.