Plenair Huizinga-Heringa bij voortzetting behandeling Wet verdringingstoets



Verslag van de vergadering van 9 maart 2021 (2020/2021 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Als eerste onze hartelijke felicitaties voor de initiatiefnemer, mevrouw Karabulut, met dit initiatiefvoorstel.

Voorzitter. Ik houd mijn bijdrage kort en wil me beperken tot enkele hoofdpunten. Dit is immers al de tweede termijn van de behandeling van deze initiatiefwet, al ligt de behandeling in eerste termijn al enkele jaren achter ons. Er is met een vervolg van de behandeling gewacht tot de eindevaluatie van de Participatiewet door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Deze evaluatie levert te weinig informatie op wat betreft het vóórkomen van verdringing, ook volgens mevrouw Karabulut. Daarom is nog gewacht op een onderzoek van de FNV op dit gebied. Met mevrouw Karabulut is mijn fractie het zeer eens dat verdringing, wanneer die zich voordoet, een serieus probleem is. Daarover bestaat tussen ons geen enkel verschil van mening. In de stukken lezen we enkele schrijnende voorbeelden.

Voorzitter. Maar juist daarom geeft de Participatiewet de gemeenten de mogelijkheid om in te grijpen bij verdringing. Mijn fractie heeft gevraagd om een onderbouwing van de proportionaliteit van de voorgestelde wet. Is de situatie rondom verdringing zodanig ernstig dat het wenselijk is om een landelijke kop te zetten op het gemeentelijke arbeidsmarkt- en bijstandsbeleid in de vorm van een verdringingstoets? Anders gezegd: is de situatie zo ernstig dat de rijksoverheid de beleidsvrijheid van de gemeenten moet aantasten met het dwingend opleggen van dit instrument?

Voorzitter. Vooralsnog heeft mijn fractie noch in de evaluatie noch in het FNV-onderzoek voldoende aanknopingspunten gezien voor deze onderbouwing. Ook in het FNV-onderzoek wordt veel gebruikgemaakt van voorbeelden, omdat statistieken ontbreken. Hoe groot het probleem van verdringing is, blijft onduidelijk. Kan de initiatiefneemster er nog eens op ingaan waarom zij meent dat een wettelijke toets onmisbaar is? Ook van de minister hoor ik graag zijn visie op dit wetsvoorstel. Hij is inmiddels de derde bewindspersoon die zijn of haar licht over deze materie mag laten schijnen. De voorganger van de minister noemde in haar bijdrage in eerste termijn het wetsvoorstel niet-proportioneel, maar wees wel op de noodzaak om het probleem van verdringing aan te pakken. Onderschrijft de minister deze woorden van zijn ambtsvoorganger? Hoe stelt hij zich voor om het probleem onder de huidige wetgeving aan te pakken?

Voorzitter. Ik wil nog twee opmerkingen maken. De eerste gaat over de definitie en de reikwijdte van het begrip "verdringing". Om een eventuele verdringingstoets uit te voeren, zal duidelijk moeten zijn wat wel en niet onder dit begrip valt. Er bestaat geen algemene consensus over de reikwijdte van dit begrip. Uit het FNV-rapport begrijp ik dat de opstellers van dit rapport het begrip "verdringing", zoals dit door de overheid wordt gehanteerd, in elk geval niet voldoende vinden. Zij distilleren het verdringingsbegrip van de rijksoverheid uit enkele brieven van voormalig staatssecretaris Klijnsma. De kritiek van de opstellers richt zich met name op de termijn van één jaar van vacatures om te bepalen of er sprake is verdringing. Deelt mevrouw Karabulut deze kritiek van de opstellers van het rapport?

De tweede opmerking, die hiermee samenhangt, is de vraag naar de uitvoerbaarheid van deze toets. Wij voorzien dat de vijf uitgangspunten die nader moeten worden uitgewerkt in een AMvB zullen leiden tot een grote bureaucratisering bij de gemeente. Door een mogelijke onduidelijkheid die rond de toepassing van het begrip "verdringing" kan ontstaan, zal het voor gemeenten lastig worden om vooraf te toetsen met welk bedrijf op welke manier zaken gedaan kan worden. Waarom zou zo'n van bovenaf opgelegde toets meer effect sorteren dan een zorgvuldige afweging op het moment dat de gemeente afspraken maakt met een bedrijf en daarbij oog heeft voor de belangen van de werknemers en de uitkeringsgerechtigden? Mijn fractie vraagt zich af of het niet effectiever is wanneer gemeenten op lokaal niveau afspraken maken met partijen over concrete maatregelen tegen verdringing, zoals bijvoorbeeld ook Cedris en de VNG voorstellen. Graag een reactie op bovenstaande vragen.

Voorzitter. U begrijpt dat mijn fractie veel vragen heeft over dit onderwerp. Ik wacht dan ook met interesse de beantwoording van mevrouw Karabulut en van de minister af. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga-Heringa. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, in afwachting van de minister van Justitie en Veiligheid.