Plenair Frentrop bij behandeling Bedenktijd bestuur beursvennootschap



Verslag van de vergadering van 16 maart 2021 (2020/2021 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Frentrop i (FVD):

Dank u wel, voorzitter. Voor ons ligt een wetsontwerp dat neerkomt op ontslagbescherming voor de bestbetaalde werknemers van Nederland. Het gaat om de bestuurders van grote, multinationale beursgenoteerde ondernemingen. Als één aandeelhouder zegt "die bestuurder doet het misschien niet goed; misschien zouden we moeten stemmen over ontslag", dan is het voorstel dat die bestuurder kan zeggen erover na te gaan denken of ontslag wel in het belang van de vennootschap is. Als die bestuurder vindt dat het niet in het belang van de vennootschap is, dan mogen aandeelhouders hier maximaal 250 dagen lang niet over stemmen. Hun stemrecht wordt opgeschort.

Hier in de Eerste Kamer kijken we altijd naar de kwaliteit van wetsvoorstellen, naar de noodzaak en proportionaliteit van wetsvoorstellen: welk probleem wordt met deze wet opgelost? Daartoe moeten we eerst even kijken om hoeveel bedrijven het nu eigenlijk gaat. Ik heb dat nagekeken: er zijn in Nederland per 1 januari ongeveer 1,9 miljoen ondernemingen. Maar daar gaat dit allemaal niet over. Het gaat om een tiende procent van deze ondernemingen, oftewel 157 beursgenoteerde ondernemingen. Die zouden hiervan gebruik kunnen maken. Maar de helft van die ondernemingen — om precies te zijn: 73 — heeft al een controlerende aandeelhouder, een grootaandeelhouder. Dus daar is het helemaal niet voor nodig, want er kan geen activistische aandeelhouder komen die zegt: u moet wel doen waar dit tegen gericht is. Er is al een grootaandeelhouder die de aandeelhoudersvergadering controleert. Dus bij stemming zegt die grootaandeelhouder gewoon hoe het zou moeten zijn. Van de resterende 74 ondernemingen die genoteerd zijn aan de beurs, hebben er 59, behalve allerlei beschermingsconstructies die dit soort acties al vrijwel onmogelijk maken, ook nog de zogenaamde bindende benoemingsvoordracht door de raad van commissarissen in de statuten staan. Dus boze aandeelhouders kunnen daar helemaal nooit een nieuwe bestuurder benoemen, want dat kan alleen de raad van commissarissen.

Kortom, er blijven veertien ondernemingen over waarvoor dit voorstel van nut zou kunnen zijn. Dat roept natuurlijk de vraag op waarom er nou een wetsvoorstel komt voor maximaal veertien ondernemingen. Daarvoor helpt een blik in de Handelingen van de Tweede Kamer. Toen dit daar besproken werd vertelde meneer Nijboer — hij komt hier straks; dan kunnen we het checken — wat er in 2017 gebeurde: "Echt, de hele bestuurlijke top van Nederland kwam naar de politiek en zei: red ons, help ons. Ze kwamen bij ons langs. Ik had een heel uitzonderlijk moment, want minister Kamp vroeg belet. Dat deed hij nooit, maar hij was demissionair, en er moest een belangrijke beschermingswet naar de Kamer. Een brief van mei 2017, midden in het formatieproces. Alles was controversieel verklaard, maar we moesten en zouden onze bedrijven beschermen." Dat was in 2017, toen er enige paniek was in de top van bestuurlijk Nederland door mogelijke overnames van grote bedrijven. Het gaat om zulke kleine aantallen dat ik moet vervallen in casuïstiek. Om welke bedrijven ging het? De minister noemde in de discussie hierover de namen van Akzo en Fugro, en in de Tweede Kamer is ook Unilever uitgebreid genoemd. Op deze drie vooraanstaande Nederlandse ondernemingen zou dit wetsvoorstel mogelijk van toepassing kunnen zijn. Het zou kunnen helpen voor hun toekomst, in theorie.

Voorzitter. Laten we deze drie eens langsgaan vanaf 2017. Unilever, de grootste van allemaal, kwam op 1 oktober 2018, een jaar na deze paniek, met een persbericht, waarin het zei: Unilever heeft besloten om nooit gebruik te zullen maken van de nieuwe wet-Kamp, die bedrijven moet beschermen tegen overnames. Dat kwam omdat Unilever toen in discussie was met zijn aandeelhouders, omdat Unilever zijn hoofdkantoor in Nederland wilde vestigen. Vooral de Britse aandeelhouders dachten: dan moeten we niet die rare wet-Kamp erbij hebben. Unilever vond dat ook niet nodig en heeft daar, heel ongebruikelijk, een persbericht over uitgebracht.

Dan nummer twee: Fugro. Boskalis, een grote aandeelhouder van Fugro — dat is een keurig bedrijf — heeft een voorstel gedaan: goh, schaf wat beschermingsconstructies af. Dat heeft de minister ook vermeld in het debat in de Tweede Kamer. Dat vond Fugro niet zo'n goed idee. Daarvoor is die wet niet nodig, want de rechter heeft dat al verboden. Dit hele voorstel is dus nooit op de agenda gekomen bij Fugro. Daar is die wet echt niet voor nodig. Bovendien blijkt ook het bestuur van Fugro inmiddels van gedachten veranderd te zijn. De toenmalige CEO zei dat Fugro niet samen kon met een bouwbedrijf, maar de nieuwe CEO, meneer Mark Heine, heeft de gevraagde beschermingsconstructie, plus nog eentje, inmiddels afgeschaft. Dat was dus ook helemaal niet nodig. Hij zei in een interview in november: als dat voordelig is voor onze aandeelhouders, dan willen we best onderdeel worden van een groter bedrijf. Dus voor Fugro is deze wet ook niet nodig.

Dan blijft AkzoNobel over. Ook daar is een nieuwe voorzitter van de raad van bestuur aangetreden. Die zei in een interview in augustus 2020 op een vraag van de interviewer het volgende. De interviewer was overigens oud-premier Balkenende; maar goed, dat is voor de geschiedenis. De vraag was: "In de Nederlandse Corporate Governance Code moet je recht doen aan alle stakeholders. In het Angelsaksische model regeert de aandeelhouder. Ervaar jij daar grote verschillen als bestuurder en als commissaris?" Wat antwoordde meneer Thierry Vanlancker? Dat is een Belg, maar dat doet er niet toe. Hij zei: "Ik denk dat dat verschil flinterdun is." Vervolgens zei hij: "Overigens ben ik qua model geen voorstander van de Nederlandse overnamebedenktijd van 180 of 250 dagen."

Voorzitter. Deze drie bedrijven zijn als voorbeeld genoemd van de veertien bedrijven waarvoor dit mogelijk van nut zou kunnen zijn. Die drie hebben allemaal laten weten dat deze wet niet nodig is. Daarmee kom ik op mijn eerste vraag aan de minister, want hij vindt de wet wel nodig. In het kader van de vraag hoe we die gaan evalueren, zegt hij dat hij verwacht dat gemiddeld hooguit vijf keer per jaar van deze wet gebruik zal worden gemaakt. Dat lijkt mij aan de hoge kant. Ik heb eens gekeken hoe vaak in het verleden is voorgekomen dat aandeelhouders een punt op de agenda hebben gezet van een beursgenoteerd bedrijf waarvan het bestuur zei: dat moet je niet doen. Ik ben teruggegaan naar 1 juli 2013. Sindsdien is er zes keer door aandeelhouders geprobeerd om een punt op de agenda te krijgen. Dat is vijf keer afgewezen en één keer aangenomen. Eén keer vond het bestuur het ook een goed idee.

Hoeveel keer is er een voorstel van de aandeelhouders op de agenda gekomen om een commissaris of bestuurder te ontslaan? Bij alle keren waarin dat geprobeerd is, is dat door de rechter verhinderd. Het is sinds 2013 nul keer gebeurd dat op aandringen van de aandeelhouders op de agenda van een algemene vergadering van het beursfonds het voorstel kwam: we zouden die bestuurder of commissaris moeten ontslaan. Nul keer in zeven jaar. Waarom verwacht de minister dan dat het in de toekomst hooguit vijf keer per jaar zal gebeuren? We gaan het over drie jaar evalueren. Het lijkt mij dat nul keer per jaar de verwachting zou moeten zijn.

Op basis van gegevens uit het verleden en wat bedrijven zelf zeggen, lijkt deze wet mij dus onnodig. We moeten dan gaan kijken naar de kwaliteit van de wet. Zou deze wet schade kunnen aanrichten als we hem toch aannemen? Dat zou allereerst natuurlijk kunnen gebeuren als aandeelhouders iets op de agenda willen zetten wat door deze wet zou kunnen worden tegengehouden door het bestuur. Het zou zo kunnen zijn dat de aandeelhouder misschien wel gelijk heeft en dat de bestuurder die hij weg wil hebben, het inderdaad slecht doet. Dat is mogelijk; tenminste, dat denk ik. Mijn vraag aan de minister is: zou dat kunnen? Is het in theorie mogelijk dat als de aandeelhouder zegt dat een bestuurder niet functioneert in het belang van de onderneming en het bestuur zegt dat ontslag van die bestuurder niet in het belang van de onderneming is, het bestuur het fout heeft?

Mijn volgende vraag aan de minister is hoe hij gaat evalueren of er schade is opgetreden. Als het gebruikmaken van die bedenktijd schade zou kunnen opleveren, namelijk door een slechte situatie 250 dagen lang te laten voortduren, hoe gaan we dat dan meten? En meer specifiek, stel dat de bedenktijd de komende drie jaar nul keer wordt ingeroepen, zoals in de lijn der verwachting ligt, vindt de minister dan dat het wetsvoorstel goed heeft gewerkt, of zou het dan ook slecht hebben kunnen gewerkt en schade kunnen hebben toegebracht? Hoe weten we dat? Dus, hoe gaat de minister het meten? En meer specifiek, hoe gaat hij het meten als het niet wordt gebruikt? Hoe gaat hij dan het effect meten?

Ik vraag dat temeer omdat de bedoeling van het wetsvoorstel is om een afschrikkingseffect te hebben. Men wil hiermee voorkomen dat aandeelhouders iets op de agenda zetten wat het bestuur onwelgevallig is. Als dat afschrikkingseffect zou werken, zou het nog minder vaak gebeuren dan het nu gebeurt. Minder dan nul kan eigenlijk niet. Dan zullen er weinig van dit soort voorstellen komen, want dan zeggen beleggers: ik ga niet proberen het beleid te wijzigen van deze onderneming waarin ik zit; ik verkoop de aandelen en ik laat het maar zitten. Dan gaat het slecht met de onderneming. Dat is ook schade. Hoe gaat de minister bij de evaluatie over drie jaar de schade meten van de pogingen waarbij men is afgeschrikt?

Dan heb ik nog drie technische vragen. Het wetsvoorstel is ook bedoeld om een rol te spelen bij een openbaar bod. Op de vraag van de VVD wanneer een bod wezenlijk is strijd met het belang van de onderneming, wat door de rechter moet worden vastgesteld, heeft de minister geantwoord eigenlijk twee mogelijkheden te zien: a. een vijandige overname waarbij de bieder aankondigt de nv te ontmantelen en de bedrijfsvoering te beëindigen, b. een voorstel om een aanzienlijk deel van het bedrijf af te stoten. Ook dit soort dingen komt in mijn herinnering niet voor. Mijn vraag aan de minister is: is het wetsvoorstel nou alleen bedoeld voor vijandige overnames waarbij die twee extra voorwaarden gelden? Is het dus bedoeld voor de situatie dat er een aankondiging is gedaan om de nv te ontmantelen en de bedrijfsvoering te beëindigen, of is het bedoeld om alle vijandige overnames tegen te houden? Hoe zit het met een gewoon bod zonder opsplitsing? Mag het bestuur dan ook bedenktijd inroepen?

Mijn volgende technische vraag: als er een bod komt, als dat gestand is gedaan en de bieder de meerderheid van de aandelen heeft gekregen, mag het bestuur dan alsnog de bedenktijd inroepen? De minister heeft gezegd: nee, bij 25% mag het niet. Maar bij 51% mag het wel.

Mijn laatste technische vraag gaat over bedrijven met grootaandeelhouders, zoals Heineken, waarin Heineken Holding 51% van de aandelen heeft. Daar weet het bestuur dus van tevoren al wat de uitslag van een stemming bij de aandeelhoudersvergadering zal zijn, want die grootaandeelhouder zorgt voor de continuïteit van de onderneming. Mag het bestuur als er zo'n grootaandeelhouder is, ook bedenktijd inroepen, hoewel dat de facto onzinnig is?

Voorzitter. Dan heb ik nog een wat breder punt. De minister verwijst in zijn toelichting vaak naar het zogenaamde Rijnlandse model. Hij zegt dat Nederlandse vennootschappen zich kenmerken door het Rijnlandse model. Ik waag dat te betwijfelen. Ik heb eerder in een schriftelijk overleg met de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken aan de orde gesteld dat de term "Rijnlands model" een beetje vaag is. Dat ging toen over criteria voor steun aan individuele ondernemingen. Uit de schriftelijke discussie kwam naar voren dat de ministers en ik het er wel over eens waren dat dit criterium van het Rijnlandse model zo vaag was dat je dat niet moest gebruiken. Het komt ook niet voor in het Nederlandse vennootschapsrecht of effectenrecht. Dus ik zou voorzichtig willen zijn met die term "Rijnlands model". Ik begrijp wel wat ermee bedoeld wordt — daar ben ik niet tegen — en ik weet ook waar het vandaan komt. Ik zou bij de minister willen checken of hij dat ook weet. Is de minister het met mij eens dat de term "Rijnlands model" bedacht is door meneer Albert in 1991?

Mijn volgende vraag is: weet de minister dat dit model niet gaat over ondernemingen, maar over de economische ordening in landen in haar geheel? Het gaat ook over loonvorming, openbaar vervoer, gezondheidszorg en nog veel meer dingen. Dat blijkt ook uit de definitie van het Rijnlandse model, zoals gegeven door meneer Albert zelf op pagina 183 van de Nederlandse vertaling van zijn werk. Daarin zegt hij: "Wat ik in dit boek "het Rijnlandse model" noem, is een moderne geactualiseerde variant van het sociaaldemocratisch ideaal." Dat is het Rijnlandse model volgens de uitvinder ervan. Dat brengt mij op mijn laatste vraag aan de minister: is dit kabinet van mening dat beursgenoteerde ondernemingen in Nederland het sociaaldemocratisch ideaal moeten nastreven?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Frentrop. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.