Plenair Raven bij behandeling Strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s



Verslag van de vergadering van 22 maart 2021 (2020/2021 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Raven i (OSF):

Oké, voorzitter. Er bestaat geen twijfel dat slachtoffers van mensenhandel uit hun benarde positie bevrijd moeten worden. In die zin interpreteert de OSF-fractie het initiatiefvoorstel van de indieners. Het is prijzenswaardig dat u zich het lot van deze slachtoffers aantrekt. Dat verdient steun en complimenten. Toch bestaat er twijfel en resteert de vraag of dit wetsvoorstel het doel bereikt. Ook bij deskundigen leven die twijfels. Wij hebben kennisgenomen van de deskundigenbijeenkomst van 2016. Sterker nog, de voorgestelde aanpak verdeelt het veld in voor- en tegenstanders. Dat verklaart waarschijnlijk de lange doorlooptijd van dit wetsvoorstel. Het is misschien ook interessant om te kijken naar de uitslag van de verkiezingen van afgelopen week om te zien of er eenzelfde draagvlak is voor dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Maar goed, wij hebben nu in de Eerste Kamer voorliggen wat door de Tweede Kamer is goedgekeurd. Dat gaan we dus maar beoordelen.

Voorzitter. Klanten die het product afnemen zijn op voorhand strafbaar als bij het produceren van dit product iets niet in de haak is. Zo heb ik het namens de OSF-fractie maar eens vertaald. Klanten die het product afnemen zijn dus op voorhand strafbaar als bij het produceren van dat product iets niet in de haak is. Dat "iets" is in het wetsvoorstel multi-interpretabel geformuleerd via een aantal selectieve criteria waar zelfs vakinhoudelijke deskundigen geen eenduidig oordeel over kunnen geven, laat staan klanten die het product slechts afnemen en verder geen integraal beeld hebben van de logistiek en de organisatie rondom dit bedenkelijke product. Hoe beoordelen de initiatiefnemers het spanningsveld tussen de mening van aan de ene kant deskundigen, die vaak moeite hebben om met de gegeven criteria de juiste conclusies te trekken, en aan de andere kant de klanten, die daar helemaal geen zicht op hebben?

Voorzitter. Opvallend en uniek is de aanpak in de wet van de strafbaarstelling van klanten. In andere sectoren, zoals de kledingindustrie, waar breed gedragen het vermoeden bestaat dat bij de productie massaal gebruik wordt gemaakt van zware criminele activiteiten in de vorm van kinderarbeid, zou een vergelijkbare strafbaarstelling van klanten leiden tot criminalisering van de helft van onze bevolking. Iedereen bestelt tegenwoordig namelijk bij Wish of Alibaba. Daar zijn weleens vraagtekens bij gezet. Je kunt aan de hand van de prijs al zien dat deze producten bijna onmogelijk tegen een of twee euro op een normale manier geproduceerd kunnen worden.

Voorzitter. Een ander voorbeeld is de winning van grondstoffen voor de productie van smartphones. Hierbij wordt breed gedragen de inzet van slavenarbeid vermoed. Miljarden klanten van die smartphones zouden — inclusief waarschijnlijk de initiatiefnemers van het wetsvoorstel van vandaag — in de gevangenis moeten belanden als dit wetsvoorstel wordt doorgetrokken naar deze sector. Voor smartphones zijn immers bepaalde stoffen nodig die in Afrikaanse landen worden gewonnen door kinderen en die ver onder de grond zitten. We hebben met z'n allen kennisgenomen van hoe dat daar in z'n werk gaat. Dat is niet prijzenswaardig, sterker nog, afkeurenswaardig. Als ik de lijn doortrekt die in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld, dan kom ik tot vreemde conclusies. Deze ridiculisering van het thema maakt duidelijk dat de voorgestelde wetsoplossing waarschijnlijk juridisch niet houdbaar is. Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen deze zienswijze?

Voorzitter. Kinderarbeid, slaveninzet en mensenhandel moeten met alle middelen worden bestreden. De aanzet van de initiatiefnemers om dit fel te bestrijden is zeer te waarderen. De OSF zou het voorstel dan ook graag ondersteunen, maar het moet wel werkbaar en houdbaar zijn.

De heer Recourt i (PvdA):

Ik heb één vraag aan mijn collega van de OSF. Als ik de redeneerlijn volg, moet seks met minderjarigen dan ook uit het Wetboek van Strafrecht gehaald worden?

De heer Raven (OSF):

Ik heb het niet goed kunnen verstaan. Sorry.

De heer Recourt (PvdA):

U vergelijkt deze strafbaarstelling met bijvoorbeeld het delven van stoffen voor smartphones, maar ik maak een vergelijking de andere kant op: met de strafbaarstelling van seks met minderjarigen. Moet dat, in de redeneertrant van uw fractie, uit het Wetboek van Strafrecht?

De heer Raven (OSF):

Nee, zeker niet.

De heer Recourt (PvdA):

Maar dan maak je toch onderscheid naar ernst? Dan kun je toch ook de andere kant op redeneren en zeggen: dit wetsvoorstel vinden we meer vergelijkbaar met seks met minderjarigen, wat betreft misbruik van mannen en vrouwen, dan met kledingateliers of iets dergelijks?

De heer Raven (OSF):

Ik zei al dat het een ridiculisering van het voorbeeld is, dus ik trek het niet een-op-een door. Maar als je de lijn doortrekt, in de zin dat klanten strafbaar zijn als er niet goed of discutabel geproduceerd is, dan heb je een thema. Ik zeg niet dat ik die lijn wil inzetten, maar die wordt niet doorgetrokken richting alle sectoren. Vandaar dat ik dit voorbeeld heb gegeven.

Voorzitter. Is strafbaarstelling de weg om mensenhandel in de prostitutie op te lossen? Het is voor de OSF-fractie niet de eerste en meest voor de hand liggende optie. Kenmerkend voor deze louche dienstverlening lijkt de afhankelijke positie waarin het slachtoffer zich bevindt. Het zijn vaak buitenlanders, soms minderjarig, met weinig levenservaring, die vaak naïef zijn, de taal niet machtig zijn, geen papieren of paspoort hebben en die meestal onder dwang op louche locaties werken. Het zijn geen openbare gelegenheden, waarin er open contact is tussen de prostituee en de klant. Vaak staan deze mensen onder toezicht van criminelen. Kortom, het is een hulpeloze en uitzichtloze situatie. De maatschappij moet krachtige hulpmaatregelen treffen.

Het ontbreken van communicatie met de buitenwereld lijkt voor de slachtoffers het overall sleutelthema te zijn. Bij wie kunnen ze terecht? Wie gelooft hun verhaal? Wie neemt hen serieus? Van wie krijgen ze direct begrip? Waar zitten ze? En het belangrijkste: hoe kunnen ze communiceren? Deze laatste vraag sluit een beetje aan bij het thema dat de fractie van de Partij van de Arbeid heeft ingebracht, namelijk: is het niet mogelijk om een soort keurmerk te maken? Bij het maken van zo'n keurmerk zou ik in ieder geval als een van de thema's willen meegeven dat al die mensen minimaal een smartphone zouden moeten hebben. Dat klinkt een beetje als een makkelijke oplossing, maar soms moet je het versimpelen. De slachtoffers zitten in een positie waarin zij geen communicatie met de buitenwereld hebben. Als we zorgen voor een wettelijke bepaling waarin staat dat er communicatiemiddelen moeten zijn voor de betrokkenen, waarbij de klant moet controleren of dat communicatiemiddel er is, dan zouden we misschien al een stap voorwaarts kunnen maken. Dan kun je je, voorafgaand aan de dienstverlening, er in ieder geval van vergewissen dat het allemaal in de haak is. In de fase van een keurmerk spelen natuurlijk een x-aantal andere punten, maar dit zijn thema's die gewoon praktisch moeten worden opgelost en waarbij de regering misschien ook een lijn zou kunnen inzetten.

Voorzitter. Natuurlijk is dit essay een ernstige versimpeling van de problematiek. Er zijn meer maatregelen nodig om de positie van slachtoffers van mensenhandel te verbeteren. Mijn vraag is: biedt het voorstel deze ruimte?

Voorzitter, tot slot. Dit probleem doet zich niet alleen in Nederland voor, maar over de hele wereld. Is er een internationale instantie die de verantwoordelijkheid zou kunnen nemen, zodat slachtoffers van deze zware criminaliteit daar direct terechtkunnen? Dus hebben we bijvoorbeeld een telefoonnummer, zoals 111, dat gebeld kan worden? En is dan op de hele wereld ook bekend dat slachtoffers dat nummer zouden kunnen bellen?

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Begrijp ik het goed dat de heer Raven de suggestie doet dat mogelijkerwijs in het wetsartikel wordt opgenomen dat iedere prostituee de beschikking zou krijgen over een smartphone en dat de klant dan controleert of die smartphone ook daadwerkelijk aanwezig is?

De heer Raven (OSF):

En of die functioneert.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Ja, hoe ziet u dat voor zich?

De heer Raven (OSF):

Dat moet uitgewerkt worden, denk ik. Het is een simpel voorstelletje, maar je geeft wel de mogelijkheid en de garantie dat een betrokkene die in de problemen zit en geen communicatie kan hebben met de buitenwereld, in ieder geval wel naar de buitenwereld kan communiceren. De criminelen wordt daarmee toch de pas afgesneden. Want wat je vaak ziet is dat zo'n smartphone meteen wordt ingenomen, net zoals het paspoort. Daardoor zijn de prostituees nog afhankelijker. Maar als de klant kan constateren dat er bijvoorbeeld zo'n smartphone aanwezig is, dan weet je in elk geval dat het slachtoffer naar de buitenwereld zou kunnen communiceren. Het is een simpel voorstel. Ik leg het hier neer. Er zijn tientallen andere zaken en telefoonnummers die je kunt bellen, zoals 111 of wat voor nummer dan ook. Ik denk ook dat we in de praktijk moeten kijken waar deze slachtoffers mee geconfronteerd worden en hoe je dat het makkelijkst kunt oplossen zonder dat je dan de klant meteen vier of zes jaar gevangenisstraf in het vooruitzicht stelt.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Even voor de goede orde: dan zou de klant dus aan de desbetreffende prostituee moeten vragen of die haar nummer mag, zodat hij een bericht kan sturen om te zien of de smartphone werkt. Maar is de heer Raven het met mij eens dat als de prostituee een melding wil doen, zij dat beter rechtstreeks aan de klant kan doen?

De heer Raven (OSF):

Het voert te ver om dit voorbeeld uit te werken. Ik denk dat als u daar serieus over wilt meedenken, we in de richting van een oplossing kunnen komen. Ik heb hier niet de oplossing in pacht. Ik geef alleen mee dat de politie zegt dat ze met pijl en boog op de criminelen schieten en dat ze ook allerlei technische voorzieningen moeten betrekken bij de bestrijding van dit soort criminaliteit.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Tot slot. Nee, uiteraard moeten ook technische hulpmiddelen ingezet worden voor opsporing van misbruik in de prostitutie. Daar heb ik in mijn bijdrage al aandacht voor gevraagd. Dus in dat opzicht ben ik het er helemaal mee eens. Maar ik zie de constructie van die smartphone nog niet helemaal helder voor me.

Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):

Als ik de heer Raven zo tegen het eind van zijn betoog goed beluister, dan zet hij heel erg in op dat barrièremodel: allerlei barrières neerleggen zodat mensenhandel en uitbuiting voorkomen kunnen worden. Hij doet praktische suggesties, waarvan het niet aan mij als senator is om die te wegen, maar ik deel die inzet op dat barrièremodel. Alleen, juist vanuit dat denken vanuit een barrièremodel en vanuit de vraag hoe we zo veel mogelijk drempels kunnen opwerpen tegen mensenhandel, hebben de experts, de mensen die dagelijks bezig zijn met die weerbarstige realiteit, gezegd: dan moeten we ook naar de klant kijken en dan zou dit een goed wetsvoorstel zijn. Dat heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel gezegd. Ik ben benieuwd hoe de heer Raven dat weegt. Naast zijn suggestie, waar de minister vast op zal reageren, wat er allemaal nog beter kan aan dat barrièremodel, is dit een element dat nog ontbreekt. Hoe reageert de heer Raven daarop?

De heer Raven (OSF):

Ik heb in mijn voorbeelden aangegeven dat in ieder geval de denkrichting in juridische zin moeilijk is, en dat die ook moeilijk houdbaar, werkbaar, controleerbaar en afdwingbaar is. Ik denk dat ik dat in het eerste gedeelte van mijn bijdrage wel helder heb gemaakt. Tegelijkertijd zoek ik met de initiatiefnemers naar mogelijkheden om in elk geval de problematiek aan te pakken. Daar geef ik wat suggesties voor. Onze lijn is in instantie niet — dat heb ik ook gezegd — dat we de klanten criminaliseren. Dat is niet een eerste lijn die wij nastreven.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Maar niet alle klanten worden gecriminaliseerd in dit wetsvoorstel, alleen daar waar juist sprake is van ernstig vermoeden of weten. Ik heb OSF in ieder geval in de afgelopen jaren nooit horen pleiten voor het afschaffen van strafbaarstelling van heling. Daar zijn ook eisen voor: het moet duidelijk zijn dat er sprake is van heling. Niet iedere klant in een winkel is dus strafbaar. Nee, geenszins, maar op het moment dat er duidelijk aan eisen is voldaan, is er sprake van heling. Het is dus niet zo'n heel gekke gedachte. Het gaat hier wel om een heel ander vergrijp, namelijk om iets wat indruist tegen de menselijke waardigheid. Dat maakt het ook wel ernstiger. Misschien niet voor nu, maar als we het dan toch hebben over de vraag wat goede denklijnen zijn, lijkt dit mij er één om nog even mee te nemen in de overwegingen.

De heer Raven (OSF):

Ik heb het ook in vragende sfeer gezegd. Ik heb gevraagd of de initiatiefnemers nog eens op die thema's kunnen inzoomen, omdat dit best lastig is. Tegelijkertijd moet je ook stappen maken om die oplossing te forceren. Dan moeten we misschien wat paden begaan die nog niet gebruikelijk zijn. Ik hoop dat de initiatiefnemers ons daarvan kunnen overtuigen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raven.

De heer Raven (OSF):

Dat was het.

De voorzitter:

Dank u. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot 18.30 uur.