Plenair Ganzevoort bij voortzetting behandeling Burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs



Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik was daar over het geheel genomen zeer content mee, behalve aan het einde. Maar dat snapt de minister wel; ik vond dat niet een antwoord op mijn vraag. Als we bij de concrete situatie weglopen, vind ik dat ingewikkeld worden, want die proberen we nou juist ook aan te pakken. Dat heeft ook iets te maken met de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid waarover mevrouw Sent het had.

Dit is natuurlijk geen technocratische wet. Dit is vooral een wet die probeert een cultuur bij te sturen, een cultuur waarin we, als ik dat mag zeggen, aan het polariseren zijn, waarin we elkaar kwijtraken en waarin de sociale cohesie onder druk staat. Dat maakt het zo van belang om juist dat waardeniveau te benadrukken. Dat spreekt ons aan. Wij zullen ook deze wet steunen; dat zeg ik er maar gelijk bij. Dat is ook geen verrassing na mijn eerste termijn.

De verantwoordelijkheid ligt inderdaad primair bij scholen om te zorgen voor een veilig en waardevol klimaat. Dat is inderdaad meer dan zeggen "ga maar aangifte doen als het een keer fout gaat", want dan ga je het wel juridiseren en technocratisch maken. Het gaat veel meer over de vraag: hoe neem je nou als bestuur je verantwoordelijkheid om de onveiligheid bij te sturen die kan ontstaan als gevolg van de enorme diversiteit die op een school bestaat en ook door wat er in de samenleving breed gebeurt? Om juist wel een lerende omgeving te creëren, want om te leren heb je ook een zekere veiligheid nodig, naast een zeker schurend element. Het helpt heel erg als je ook juist andere signalen, andere boodschappen, andere verhalen, andere mensen tegenkomt; mensen die af en toe op je tenen stappen en tot wie je je moet verhouden.

Dat vraagt een structurele inzet, dat vraagt structureel beleid, het vraagt ook normeren en grenzen stellen en het vraagt ook om het inzetten op dialoog, op respect en op verbinding, want daar leren we met elkaar van.

De basisvraag voor ons is: wat is er nou nodig voor een maatschappelijke depolarisatie en wat kan het onderwijs daarin betekenen? Dat laatste is beperkt, laten we daar ook eerlijk over zijn. Het onderwijs kan niet alles, maar het is wel een belangrijke schakel daarin. Daarom zoeken we naar gezamenlijke waarden. De minister zei het heel mooi, vond ik: niet alleen voor inburgeraars, maar ook voor onze jongeren. Ik zou willen zeggen: ook voor onze klassieke zuilen. Ook die leven in deze samenleving, die horen daar volledig bij. Dat betekent dat daar ook de vrijheid van onderwijs en van de eigen waarden in past. Maar daar hoort ook bij we elkaar allemaal aanspreken op het gezamenlijke daarvan en de gezamenlijke waarden.

Het is goed dat de inspectie daarop toeziet, ondersteunend maar in uiterste zin ook sanctionerend. Levert dat nou een spanning op met de vrijheid van onderwijs? Wat mij betreft is dat de laatste afweging die wij moeten maken. En ja, daar is een spanning. Er is altijd spanning namelijk.

Er is ook vooral spanning — en misschien dat we dat vooral wat meer zouden kunnen benadrukken — tussen de vrijheid van de school en de vrijheid van de leerling. Die horen wat ons betreft allebei bij de vrijheid van onderwijs: de vrijheid van de school, van een bestuur, van docenten, van ouders, om onderwijs te organiseren in overeenstemming met de eigen overtuigingen, maar ook de vrijheid van de leerling om op te groeien in een omgeving die veilig is, die vormend is en die waarden bijbrengt en die uiteindelijk de leerling de kans geeft om zo optimaal zichzelf te worden. Om optimaal de eigen mogelijkheden te ontwikkelen, zowel cognitief alsook fysiek en in allerlei andere opzichten, in vaardigheden, maar ook in persoonlijkheid, en ook in de eigen waarden en in je eigen plek in de samenleving.

Precies daar zitten onze zorgen. Onze zorgen zitten niet in de eerste plaats bij de angst van profielorganisaties, hoewel we die best snappen. Ik onderstreep heel erg het betoog van de minister en de oproep om hierin juist mee te bewegen. Maar ze zitten in de zorg, de pedagogische verantwoordelijkheid, zo heb ik het in mijn eerste termijn genoemd, van een school om ervoor te zorgen dat leerlingen goed tot hun recht komen.

We zien dat bepaalde groepen leerlingen dat niet doen, dat zij psychische problemen ontwikkelen, dat zij tot aan suïcidepogingen toe gedreven worden, omdat ze met een klimaat te maken krijgen waarin hun bestaan wordt ontkend, wordt vernederd, wordt gediscrimineerd. Niet per se met harde, schokkende woorden, maar vaak onder het mom van "dit zijn onze gezamenlijke waarden op deze school, hier zul je het mee moeten doen". Daar maken wij ons zorgen over, over die leerlingen die het risico lopen dat ze vermorzeld worden in een soort Culture Wars waar we gewoon helemaal niet aan zouden moeten komen.

Wij maken ons ook zorgen, met de PvdA en de SP, over de leraren die onveilig zijn omdat zij het niet meer aandurven om bepaalde zaken aan de orde te stellen. Dat vraagt inderdaad om breed beleid van scholen, wier eerste taak, eerste roeping en eerste verantwoordelijkheid zou moeten zijn om leerlingen de ruimte te geven om te worden wie ze zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgens is het woord aan mevrouw Sent van de fractie van de PvdA.