Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.34 uur
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Dank u, voorzitter. Vandaag behandelen we alleen het wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen. Uitgangspunt van dit voorstel is om effectiever te kunnen optreden tegen organisaties die de openbare orde kunnen verstoren en de democratie ondermijnen. Het nog te behandelen initiatiefwetsvoorstel dat ziet op een bestuurlijk verbod van ondermijnende organisaties laat mijn fractie buiten beschouwing, behoudens een enkele vraag naar aanleiding van de antwoorden van de minister in de memorie van antwoord.
Voorzitter. Vanzelfsprekend is het van essentieel belang om onze rechtsstaat te beschermen tegen ongewenste inmenging of ondermijning, of dat nu komt van buitenaf of van binnenuit. De minister geeft aan dat dit wetsvoorstel voortkomt uit de ambitie om de Nederlandse rechtsstaat weerbaarder te maken. Misbruik van onze grondrechten en vrijheden, waardoor de Nederlandse democratische rechtsorde wordt aangetast, vindt 50PLUS ook volstrekt ongewenst. Negatieve beïnvloeding vanuit onvrije, ondemocratische landen of organisaties die een ongewenste invloed kunnen uitoefenen op de werking van onze rechtsstaat, moet worden voorkomen. Voorliggend wetsvoorstel zou daar een bijdrage aan kunnen leveren.
Voorzitter. Ondanks het feit dat mijn fractie het eens is met de voorgestelde wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resteert een aantal vragen. Als het uitgangspunt van dit wetsvoorstel een versterking van de weerbaarheid van onze democratie is, is het 50PLUS nog niet duidelijk in hoeverre bijvoorbeeld motorclubs of pedofielenverenigingen, ondanks wellicht evident criminele activiteiten die daarin plaatsvinden, de weerbaarheid van de Nederlandse democratie bedreigen. Mochten leden van dit soort verenigingen strafbare feiten plegen, dan dienen zij strafrechtelijk vervolgd en berecht te worden. Daarom verneemt mijn fractie graag van de minister of, en zo ja waarom, deze groepen tevens onder de noemer van de wetswijziging zullen vallen. Hoe verhoudt dit zich tot de kwalificatie "weerbare democratie"? Betekent dit dat straks iedere gezagsondermijnende rechtspersoon per definitie als een evident antidemocratische organisatie wordt betiteld en daardoor verboden kan worden? Graag een antwoord. Of is deze wetsverandering met name bedoeld voor formeel opgerichte bewegingen die gericht zijn op het veranderen van onze democratische rechtsorde, met als doel deze te vernietigen? Wat verstaat de minister nu precies onder "radicale democratische krachten"? Graag een reactie.
Voorzitter. In de memorie van antwoord van 26 januari jongstleden stelt de minister dat de thans voorgestelde uitbreiding van het civiele verbod van artikel 20, Boek 2, dat enkel gericht is op rechtspersonen, en het door de initiatiefnemers voorgestelde bestuurlijke verbod, dat gericht is op iedere organisatie of zelfstandige onderdelen ervan, complementair en niet-uitwisselbaar zijn. Dus in zijn visie zijn beide wetsvoorstellen noodzakelijk om het vereiste doel, een weerbaardere democratie, te realiseren. Graag een bevestiging of dat juist is. In deze memorie wordt gesteld dat dit wetsvoorstel na aanneming een effectievere en snellere werking in de praktijk zal hebben dan het nog te behandelen initiatiefwetsvoorstel. Kan de minister dit nader toelichten?
Voorzitter. Een bijkomend effect en een belangrijk voordeel is dat na oplegging van een verbodsbepaling een voormalig bestuurder van zo'n rechtspersoon niet zomaar opnieuw een organisatie kan oprichten of kan overstappen naar een andere rechtspersoon. Ingevolge artikel 20a, lid 1 BW geldt dat ook voor voormalige beleidsmakers die onderdeel uitmaakten van de verboden rechtspersoon. Maar hoe vindt registratie van deze beleidsmedewerkers plaats? Namen van bestuurders van rechtspersonen zijn makkelijk te achterhalen bij de Kamers van Koophandel, maar die van beleidsmakers natuurlijk niet.
Voorzitter. Tot slot nog een enkele opmerking over de begrippen "het doel" en "de werkzaamheid" van de rechtspersoon. Beide, zo wordt door de minister betoogd in de memorie van antwoord, moeten ruim worden opgevat. Het doel valt niet enkel af te leiden uit de statutaire doelen, maar ook notulen, vergaderstukken of websites geven hiervan een nadere invulling. Van een werkzaamheid is altijd sprake als een activiteit een structureel of stelselmatig karakter heeft. Maar ook het plaatsvinden van één ernstig incident valt hieronder. Het is telkenmale aan de rechter om het begrip "werkzaamheid" nader in te vullen, zo volgt uit het antwoord van de minister. Mijn fractie vraagt zich af waarom de reikwijdte van de formulering "werkzaamheid" zo ruim is. Waarom is in de wettekst zelf niet verwoord wat hieronder dient te worden verstaan? Nu wordt het als een open norm geïntroduceerd met het risico dat over de invulling ervan rechtsonzekerheid of rechtsongelijkheid kan ontstaan. In het jaarverslag van 2018 van de Raad van State werd al gewezen op de gevolgen van het veel te vaak gebruikmaken van open normen in wetgeving en de consequenties daarvan voor de rechtsstatelijke waarborgen en waarden. Graag een reactie van de minister waarom hij de term "werkzaamheid" niet nader duidt in dit wetsvoorstel.
Voorzitter. Uit het hiervoor gestelde zal het geen verwondering oogsten dat mijn fractie voor dit wetsvoorstel zal stemmen. 50PLUS meent dat rechtspersonen die tot doel hebben om onze democratische rechtsstaat te ondermijnen of omver te werpen, na rechterlijke toetsing verboden moeten kunnen worden. Wij zien uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Baay. Dan is het woord aan de heer Meijer namens de fractie van de VVD.