Verslag van de vergadering van 29 juni 2021 (2020/2021 nr. 43)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.28 uur
De heer Niek Jan van Kesteren i (CDA):
Voorzitter en mevrouw de staatssecretaris. Het wetsontwerp dat vandaag voorligt, voorziet erin dat Nederland de doelstelling van de Urgendajurisprudentie haalt. Tot en met de Hoge Raad is deze doelstelling overeind gebleven. De Nederlandse Staat moet de uitstoot van broeikasgassen reduceren met 25% ten opzichte van het niveau van 1990. Dat had al in 2020 het geval moeten zijn, maar via dit voorstel zal in een reeks van jaren tot 2024 het doel gehaald worden. De eerste vraag die wij hebben is: is dat inderdaad het geval of moeten er nog aanvullende maatregelen worden getroffen?
Afgezien van de inhoudelijke redenen, moet Nederland dit doen om binnen de grenzen van de rechtsstaat te blijven. Er is geen keus wat betreft het doel, maar wel waar het gaat om het middel. Ik kom daarop terug aan het eind van mijn betoog. De principiële keus is er dus niet. De rechter heeft tot aan de hoogste instantie gesproken. Dat dit een politiek ongemakkelijke situatie heeft opgeleverd, is de laatste jaren wel duidelijk geworden. Het klimaatbeleid komt uiterst moeizaam van de grond. Rechterlijke uitspraak geeft een richting aan, maar de politieke weerbarstigheid van de materie is groot. Dat de rechter zich zo heeft uitgesproken, is opmerkelijk, maar ook weer niet onbegrijpelijk in een urgente situatie waarin internationale verplichtingen zijn aangegaan en het politiek handelen laat op gang kwam en nog steeds niet overtuigend is. De kolencentrales moeten in 2030 dicht en zullen hun productie de komende jaren tot 35% van de capaciteit moeten beperken als dit wetsontwerp wordt aangenomen.
Dat gebeurt in een beleidsmatig rommelig decor. Het gebruik van biomassa is langzamerhand zeer omstreden. De discussies over windmolens op land laaien hoog op. Dat is begrijpelijk, want op veel plaatsen ontbreekt hiervoor de noodzakelijk ruimte. Kernenergie is nog steeds geen echt bespreekbaar onderwerp. Investeringen in waterstofproductie blijven internationaal gezien achter. Dan hebben we het nog slechts over de energietransitie, terwijl het grootste deel van de CO2-uitstoot gerelateerd is aan de productie van grondstoffen. Het beleid is onoverzichtelijk. Een nieuw kabinet moet hier orde in scheppen. De tijd dringt. De klok tikt door.
Er is een draagvlak voor een redelijk beleid bij een groot deel van de bevolking. Dat blijkt uit recent onderzoek van het SCP en een volksraadpleging onder 10.000 Nederlanders door onder meer TNO. De meerderheid van de bevolking vindt dat haast geboden is met klimaatbeleid, maar dat de maatregelen niet te zeer moeten ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Meer algemene maatregelen zoals woningverduurzaming, subsidie op elektrische auto's en het zwaar belasten van vervuilende bedrijven, kunnen op veel instemming rekenen. Gedragsbeperkingen zoals minder vlees eten en minder vliegen, zijn niet populair. Wat betreft het aanpakken van grote bedrijven, past het voorliggende voorstel dus bij het beeld dat de bevolking heeft. Steenkool en dus de kolenindustrie kennen nauwelijks nog aanhangers. Dat neemt niet weg dat zorgvuldigheid geboden is.
De kolencentrales hebben nog niet zo lang geleden in Nederland geïnvesteerd onder de aanname dat de overheid zou besluiten tot de ondergrondse opslag van CO2. Dat was de combinatie. Steenkool is goedkoop en voorradig. Als we de nadelige gevolgen onder de grond stoppen, is het een winnende combinatie. Dat was de gedachte, maar de ondergrondse opslag ging niet door, dus bleef alleen het vervuilende aspect over. Daarom is in 2019 besloten de kolencentrales in 2030 te sluiten en wordt er nu voorgesteld om de productie tot 35% te beperken. Het is al door meerdere sprekers gezegd: dit is bitter voor de betrokken bedrijven. Er lopen inmiddels al zeven rechtszaken vanwege de financiële compensatie voor de sluiting in 2030. Mijn fractie heeft een paar dringende vragen aan de staatssecretaris. Hoe gaat nu precies de schadeloosstelling voor de productievermindering geregeld worden? Kan de wet wel in werking treden als dit nog niet geregeld is? En om een volledige beoordeling mogelijk te maken: waren er alternatieven om aan de uitspraken van de rechter te voldoen? Zo ja, waarom zijn deze niet gevolgd?
Voorzitter. Tot zover. Wij wachten de reactie van het kabinet met belangstelling af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Ik geef nu het woord aan mevrouw Gerkens namens de fractie van de SP.