Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.54 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. In 2015 werd de Woningwet gewijzigd. Mede naar aanleiding van een aantal schandalen bij woningcorporaties die er enorme beleggingsportefeuilles op na bleken te houden, zich bewogen op de commerciële woonmarkt en hun bestuurders wel erg royaal beloonden, kwam er gedetailleerde regelgeving die de taken en bevoegdheden van corporaties beperkten en het toezicht aanscherpten. Dat was nodig en het heeft gewerkt, zo blijkt ook uit de evaluatie. Uit diezelfde evaluatie blijkt ook dat de regelgeving op punten te gedetailleerd en te beperkend was. Het huidige wetsvoorstel is gebaseerd op die evaluatie en regelt dat woningcorporaties weer wat meer armslag krijgen om hun maatschappelijke taken uit te voeren en dat er op gemeentelijk niveau meer maatwerk mogelijk wordt.
Ik wil beginnen met de minister een compliment te maken dat ze de bevindingen uit de evaluatie daadwerkelijk heeft omgezet in wetgeving. Dat gebeurt namelijk niet altijd, helaas. Ik noem de Rotterdamwet, waarvan uit evaluatie is gebleken dat deze niet effectief is en de nodige juridische voetangels en klemmen kent. Kan de minister uitleggen waarom die evaluatie niet tot een wetswijziging of intrekking van de wet heeft geleid en de evaluatie van de Woningwet wel? Ik ga ervan uit dat de minister, gezien haar demissionaire status, die wetswijziging niet meer in gang gaat zetten, maar ben wel benieuwd of de vraag of de Rotterdamwet ingetrokken of gewijzigd zou moeten worden, onderdeel is van het formatiedossier vanuit haar departement.
Terug naar het voorliggende wetsvoorstel. De fractie van GroenLinks kan zich vinden in de voorgestelde vereenvoudigingen, de herziene regels met betrekking tot de governance, de uitbreiding van de ruimte voor lokaal maatwerk, de verruiming in het passende toewijzen aan ouderen met vermogen, de algemenere formulering van de regelgeving rondom DAEB en niet-DAEB en de verruiming van de mogelijkheden voor woningcorporaties om te investeren in leefbaarheid en duurzaamheid. Op dat laatste kom ik straks terug.
Waar mijn fractie zich niet in kan vinden, is de bij amendement-Koerhuis toegevoegde verlenging van de termijn voor tijdelijke verhuur van twee naar drie jaar. Wij krijgen veel signalen dat de tijdelijke verhuur vooral negatieve effecten heeft, vooral op de woonzekerheid. Wij vinden het onbegrijpelijk dat de Tweede Kamer in meerderheid voor verlenging van de termijn heeft gestemd zonder de evaluatie van de tijdelijke verhuur af te wachten. Die evaluatie zou er ongeveer nu moeten zijn. Is deze er al? Zo nee, wanneer komt die?
Ik hoor overigens geluiden dat een aantal fracties in de Tweede Kamer inmiddels spijt heeft van hun steun aan dit amendement of op dit moment anders zou stemmen. Vandaar ook mijn vraag: ziet de minister mogelijkheden om, mede in het licht van de evaluatie en de mogelijk gewijzigde opinie in de Tweede Kamer, te bewerkstelligen dat het onderdeel van de wet dat de termijn voor tijdelijke verhuur verlengt later dan wel niet wordt ingevoerd?
Een ander amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen, verwelkomen wij juist. Dat is het amendement-Dik-Faber dat een hoofdstuk aan boek 7 van het BW toevoegt waarin de mogelijkheden voor opkoopbescherming wordt geregeld, waarbij gemeenten een zelfbewoningsplicht kunnen voorschrijven bij de aankoop van goedkope en middeldure koopwoningen. Het is wat ons betreft ook goed dat gemeenten zelf mogen bepalen wat ze beschouwen als goedkope en middenhuur, want dat verschilt nogal per gemeente.
Dan de duurzaamheid. Het is een goede zaak dat de woningcorporaties in de toekomst mogen investeren in duurzaamheidsmaatregelen, ook als er niet alleen aan hun eigen huurders wordt geleverd. Corporaties mogen ook energie die wordt opgewekt op of aan hun bezittingen terugleveren aan het net en ze mogen met het vastgoed in hun bezit deelnemen in energiecoöperaties. Dankzij het aangenomen amendement-Smeulders is duurzaamheid ook toegevoegd aan de kerntaken van de woningcorporaties. Kan de minister aangeven wat de praktische betekenis daarvan is? Betekent het bijvoorbeeld dat er duurzaamheidsafspraken gemaakt kunnen worden in de lokale prestatieafspraken? Kunnen gemeenten ook buiten de prestatieafspraken om woningcorporaties gaan verplichten al hun nieuwbouw en hun bestaande bouw te gaan voorzien van zonnepanelen?
Tot slot heb ik nog een algemene vraag over het woonbeleid. De wooncrisis sleept zich voort, en er lijkt nog weinig verbetering te komen. Ik wil daarom ook vandaag toch weer de vraag stellen hoe de minister ervoor gaat zorgen dat er voldoende aanbod van sociale en middenwoningen komt, zodat het grondrecht op wonen niet volstrekt illusoir wordt.
Is het in dit verband wel wenselijk om corporatiewoningen te kunnen verkopen? Dit blijft ook onder de voorliggende wet mogelijk. Zou het niet veel wenselijker zijn om nu eindelijk een keer van die verhuurderheffing af te komen? Bijna alle partijen willen dit. De afschaffing van deze heffing zou echt een impuls kunnen geven aan het realiseren en betaalbaar houden van het woningaanbod van corporaties.
Afschaffing zou in principe kunnen plaatsvinden in de volgende begroting, lees: het volgende belastingplan. Alleen, voor die tijd hebben we nog geen nieuw kabinet. Het is dus zaak dat dit kabinet hierin stappen zet. Gaat de minister hierin het voortouw nemen? Zou het de minister daarbij helpen als deze Kamer haar daartoe oproept?
Voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan geef ik het woord aan de heer Crone namens de Partij van de Arbeid.