Plenair Pijlman bij behandeling Wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet en enkele andere wetten



Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.09 uur


De heer Pijlman i (D66):

Dank, voorzitter. Dit zal het laatste of een van de laatste debatten zijn met deze minister over de woningmarkt voordat het demissionaire kabinet wordt vervangen door weer een missionair kabinet. De woningnood is groot. Ik heb hier ook eerder gezegd wat er straks moet gebeuren: bouwen, bouwen, bouwen. Zoals zo vaak ijlen maatregelen vaak lang na in de politiek, zo ook hier. Laat ik daarom ook eens een paar resultaten van deze kabinetsperiode noemen.

De woningproductie ging van 40.000 naar 70.000 in 2020, ook nog een heel moeilijk coronajaar. De NRC schreef gisteravond nog: de woningnood is over een aantal jaren weer voorbij. Dat vond ik ook wel weer heel optimistisch, maar het is in ieder geval mooi om te zien: van 40.000 naar 70.000. De verhuurderheffing werd fors verlaagd, met honderden miljoenen. Ik hoop dat een nieuw kabinet er helemaal een einde aan maakt. Het kabinet investeerde 1 miljard in de Woningbouwimpuls, waardoor er straks nog 100.000 woningen extra worden gebouwd. De huren werden bevroren, niet helemaal zonder slag of stoot. En er kwam een drempelwaarde voor de bouw in de stikstofwet. Dat zijn voorwaar beleidsmaatregelen waar wij zeer gelukkig mee zijn.

Voorzitter. Deze bijgestelde Woningwet kent ook vele verbeteringen in een overspannen woningmarkt. De administratieve last voor de corporaties wordt verminderd en vereenvoudigd. Zij krijgen meer mogelijkheden voor verduurzaming en bevordering van de leefbaarheid. Ook maakt het hen mogelijk meer woningen in het middensegment te realiseren, hetgeen de noodzakelijk doorstroming op de woningmarkt gaat bevorderen.

Toen de behandeling in de Tweede Kamer bijna was afgerond, leken we hier eigenlijk op hameren af te stevenen, want deze wetsaanpassing is een belangrijke schakel naar een mooie evaluatie om de woningmarkt te verbeteren. Je zou er hoogstens complimenten voor kunnen geven. Maar één ding zit ons dwars. Toen we hier eerder het voorstel behandelden van de ambtsvoorganger van de minister, Blok, de Wet doorstroming huurmarkt 2015, waarin geregeld werd dat tijdelijke huurcontracten van twee jaar tot de mogelijkheden gingen behoren, hadden wij daar als D66-fractie onze aarzelingen bij. Maar Blok zei daar toen over dat dit tot de uitzonderingen ging behoren en dat het een mogelijkheid was waar de huurmarkt ook om vroeg, bijvoorbeeld voor expats. Later, in 2016, heeft minister Ollongren dat nog eens herhaald. Het was daarbij geenszins de bedoeling dat tijdelijke huurcontracten de standaard gingen worden, integendeel. Een aanvulling, daar ging het om. D66, toen oppositiepartij, ging akkoord. De wet zou ook worden geëvalueerd om te achterhalen of die opleverde wat we toen verwachtten.

Voorzitter. In de laatste ronde van de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel kwam het lid Koerhuis met een amendement, dat door het kabinet werd ontraden, om de tijdelijke contracten uit te breiden tot drie jaar. Zonder evaluatie van de wet, wat wel was afgesproken, of eigenlijk een inhoudelijk debat ging de Tweede Kamer akkoord. Investico, dat een overigens niet geheel representatief onderzoek heeft gedaan naar de tijdelijke huurcontracten, meldt dat die steeds meer de norm lijken te worden, hetgeen de juridische posities van huurders verzwakt en in een overspannen woningmarkt vaak leidt tot veel grotere huurstijgingen en juridische problemen dan gewenst. De Woonbond kreeg er ook heel veel klachten over. Bovendien kunnen huurders door dit amendement een bepaalde periode de huur niet opzeggen, hetgeen ook buitengewoon ongelukkig is.

Voorzitter. In de Tweede Kamer heeft ook de D66-fractie voor dit amendement gestemd. Ik heb dat hier in een eerder debat, met Ferd Crone, die mij daartoe uitdaagde, ook al "ongelukkig" genoemd. Het amendement is ook in strijd met ons vigerende verkiezingsprogramma. En als je nu met leden van de Tweede Kamer daarover praat, dan zegt een groot deel van de toenmalige voorstanders: ja, dit is een ongelukkig amendement geweest en het had ook veel meer debat moeten krijgen. D66 betreurt de gang van zaken aan de overkant in hoge mate en meent ook dat het amendement in strijd is met eerdere afspraken die we hier maakten, bij de behandeling van de Wet Doorstroming. Is het punt van het tijdelijke huurcontract overigens opgenomen in de binnenkort beschikbare evaluaties? De resultaten daarvan komen aan het eind van de zomer naar ons toe.

Voorzitter. De gang van zaken stelt ons wel voor een dilemma. Aan de ene kant is de wet een duidelijke verbetering ten opzichte van de vigerende wet, en aan de andere kant willen we door een ondoordachte actie waar het kabinet ook tegen was, niet bevorderen dat de positie van de huurders verslechtert en dat tijdelijke huurcontracten de norm worden. Dat brengt ons tot de volgende vragen aan de minister. Erkent de minister dat het amendement-Koerhuis een verslechtering van de positie van de huurder betekent en dat het zonder de eerder afgesproken evaluatie tot stand is gekomen? Meent ook het kabinet dat het amendement een ongewilde verslechtering van het complete wetsvoorstel is? En ziet de minister mogelijkheden om, voordat het wetsvoorstel in zijn geheel van kracht wordt, tot een reparatiewet te komen?

Voorzitter. Wij zien uit naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pijlman. Ik geef nu het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.