T03166

Toezegging De brief aan de Tweede Kamer inzake het proces Belastingplan ook naar de Eerste Kamer sturen (35.572)



De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Crone (PvdA), Vendrik (GroenLinks) en Van Rooijen (50PLUS), toe dat hij brief aan de Tweede Kamer inzake het proces van de Belastingplan ook naar de Eerste Kamer stuurt.


Kerngegevens

Nummer T03166
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Pakket Belastingplan 2021
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 13, item 4 , blz. 1

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. U noemde net in uw inleiding al een indrukwekkende lijst van wetsvoorstellen die we in één debat bespreken. Het is een uitgebreid pakket, eigenlijk een te uitgebreid pakket voor een fatsoenlijke behandeling in zo korte tijd in het late najaar.

Voorzitter. Dat verschijnsel hebben we vorig jaar ook al geproblematiseerd en ook besproken met de vorige staatssecretaris van Financiën, en over dit pakket is ook al het nodige ongenoegen gewisseld in de Tweede Kamer, heb ik gezien. Ik herhaal ook maar hier dat dit eigenlijk zo niet moet. De verzachtende omstandigheid is — de staatssecretaris van Financiën heeft dat ook aangegeven — dat de coronacrisis hier een spelbreker is geweest. Daar heeft mijn fractie begrip voor, maar het blijft toch wringen.

Voorzitter. In de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris al gereageerd op de aanbeveling die hier relevant is van de Studiegroep Begrotingsruimte. De essentie is dat het besluitvormingsmoment in het kabinet over het lastenbeeld eigenlijk zo veel mogelijk naar voren gehaald moet worden, idealiter op één hoofdbesluitvormingsmoment met de uitgaven in het voorjaar. Ik nodig de staatssecretaris uit om er hier in deze Kamer ook op te reageren. Het is welkom als hij niet alleen hier reageert, maar ook wil toezeggen om hier een stevig punt van te maken in het overdrachtsdossier aan zijn opvolger. Want we gaan naar verkiezingen en een nieuw kabinet en ook deze staatssecretaris krijgt een opvolger. Dan kan hij overigens meteen ook zijn opvolger vertellen over de motie-Hoekstra en de recente motie-Sent. Dat maakt het plaatje meteen weer even rond en dan hebben we dat geregeld. Dank, staatssecretaris.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 18-20

Vijlbrief:

Ik heb in de Tweede Kamer al gezegd dat ik een brief zal maken in het begin van het jaar, waarin ik in zal gaan op het proces. Ik dacht dat ik dat tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen hier ook heb gezegd. Hoe kun je nou voorkomen dat er zo'n enorme cumulatie optreedt op dit moment? Het was ooit logisch om in augustus te starten met het inkomensbeeld. Ik kijk even om, want het was de heer Vendrik die dat punt maakte, maar eigenlijk heeft ongeveer iedereen dit wel gezegd. Waar het ooit logisch was om in augustus te starten met het inkomensbeeld, omdat je de laatste cijfers had en je de koopkracht kon uitrekenen — dat deden we dan in het Belastingplan; zo zijn we allemaal opgevoed — is dit verworden tot een zwaan-kleef-aan. Daar zitten enorm veel voorstellen in. Dat moet denk ik anders. Dat kan ook anders. Ik ga daar dus dingen over opschrijven en ik zal die brief ook met uw Kamer delen als u daar prijs op stelt.

(…)

In de door mij aan de Tweede Kamer en nu dus ook aan u beloofde brief over het proces wil ik dus ook inhoudelijk wat grote lijnen op papier gaan zetten over ons belastingstelsel. Dan ben ik zo ongeveer demissionair of bijna demissionair. Ik ben ook nog kandidaat voor een zekere partij. Ik moet dus een beetje oppassen met wat ik in die brief opschrijf. Dat begrijp ik ook wel, maar ik kan daar gewoon wat afwegingen weergeven. Ik zou bijvoorbeeld in kunnen gaan op de afweging van draagkracht versus participatie. Daar hebben we het hier over gehad. Ik kan het hebben over de behandeling van vermogen. Ik kan het hebben over een ander ding dat echt groot aan het worden is, namelijk de vraag hoe je omgaat met je vestigingsklimaat en belastingontwijking en hoe die twee dingen zich met elkaar verhouden. Ik ben dolblij dat we niet meer in het Nederland van tien jaar geleden zitten, toen we eigenlijk toch een beetje een soort piraat waren, onze eigen dingen deden op het gebied van ons belastingstelsel en allerlei dingen toelieten die niet goed waren. Maar er zit in een level playing field natuurlijk ook een grens aan dingen meer doen dan anderen. Vestigingsklimaat, belastingontwijking en grootbedrijven en mkb komen in ieder debat dat ik voer over welk onderwerp dan ook terug.

Dit past ook bij de vraag van Vendrik die ik volgens mij eerder beantwoord heb in een debat dat wij helemaal in het begin een keer gehad hebben. Toen vroeg Vendrik al: zou het niet goed zijn als er op alle dingen die op de formatietafel komen op het gebied van belasting, ook iets van een toetsing op uitvoerbaarheid zit? Ik heb hem dat toen al toegezegd en ik zal het nu nog een keer toezeggen: we gaan dat op zo veel mogelijk blokken proberen. We hebben dat bij de bouwstenen al gedaan. Bij de toeslagenideeën van mevrouw Van Huffelen — ik moet eigenlijk zeggen: van het kabinet — gaan we dat doen en we gaan dat ook bij andere dingen doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor dit duidelijke antwoord. Ik zou bij de staatssecretaris nog even in herinnering willen roepen dat hij bij de Financiële Beschouwingen — en ik hoop dat ik het goed begrepen heb — zei: ik ga in de kerstvakantie, in het reces of hoe dat ook heten mag, misschien toch eens wat gedachten op papier zetten richting de formatie over wat nog wel en niet uitvoerbaar is. Dit staat even los van de twee voorbeelden die u net noemde. Heb ik dat goed begrepen? En dat blijft u doen?

Vijlbrief:

Jazeker. Dat wil ik ook onderdeel maken van dezelfde brief die gaat over het proces rond het Belastingplan. Het lijkt mij het handigste om het daar allemaal in te stoppen. Die brief ga ik dan zelf schrijven, denk ik.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Eigenlijk zegt u nu: het zijn twee verzoeken en twee mensen, maar u plakt ze eigenlijk in één dossier. Dat vind ik dan ook prima, maar beide zal dan gebeuren.

Vijlbrief:

Ja, dat denk ik.

De voorzitter:

Dan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Precies dat laatste punt maakt mij even nieuwsgierig. Fijn dat er een brief komt van de staatssecretaris over het proces en de spreiding in het jaar. Uitstekend, helemaal goed. En nu zegt de staatstssecretaris: ik ga dat toch ook nog wat uitgebreider doen. Maar wat gaat de staatssecretaris ons dan precies vertellen? Zijn het een soort reflecties op de uitvoerbaarheid der dingen of gaat het eigenlijk over de persoonlijke opvattingen van de staatssecretaris? Komt er een plan-Vijlbrief? Hoe moeten we dit zien?

Vijlbrief:

Dit wilde ik nou vermijden, een plan-Vijlbrief, want dat zou toch wat vreemd worden. Wat we zouden kunnen toevoegen aan de procesbrief is een aantal grote dilemma's die spelen in de belastingheffing. Ik noem er een paar: draagkracht, participatie, vestigingsklimaat en belastingontwijking, en zo zijn er nog een aantal. Als ik die nou eens papier zou zetten. Dat helpt en dat kan samen met wat er ligt aan bouwstenen, wat toch meer legoblokken zijn, om in te vullen. Dan is er nog een derde component, waar ik ook al naar verwezen heb in een eerder debat dat we hadden. Toen zei de heer Vendrik: het zou zo fijn zijn als er een voorstel op tafel ligt bij de formatie dat niet alleen getest is op zijn economische effecten maar ook op de uitvoerbaarheid. En daar zei ik van: dat houden we sowieso in de gaten bij van allerlei dingen die we uitbrengen. Of dat nou de bouwstenen zijn of de toeslagen, we proberen dat zo te doen. Dat is dus een beetje de ordening. Dat zijn de drie dingen, waarvan in ieder geval de eerste twee in de brief komen van de staatssecretaris teneinde het nog verder te ordenen. Dat derde is eigenlijk een continu proces dat loopt. Ik hoop dat ik zelf nu helder ben in mijn enthousiasme voor brieven.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14 item 7, blz. 21

De heer Crone (PvdA):

Ik heb een vraag aan de staatssecretaris over die taksbrief. Hij heet zelf Vijlbrief maar er komt een taksbrief. De staatssecretaris gebruikt echter steeds door elkaar heen de woorden "uitvoeringstoets" en "doenvermogentoets". De uitvoeringstoets heeft een langere geschiedenis en daar zijn we al een aantal jaren mee bezig, stapje voor stapje, maar die gaat over de overheidsdiensten zoals de Belasting[1]dienst en de RVO. De doenvermogentoets gaat juist over de burgers en bedrijven die belastingplichtig zijn. Daarin is onze traditie heel minimaal. U heeft 17 november een brief gestuurd waarin u zegt: we zijn lekker bezig met experimenten. Ik wil dat een stap verder helpen. Ik wil dat bij ieder belastingvoorstel er een doenvermogentoets is, met als dat niet nodig is, comply or explain. Ik zou daarvoor steun willen vragen, niet alleen van u maar ook van die andere departementen. Want ze leggen het bij u over de schutting en voor de burgers interesseert men zich kennelijk niet.

Vijlbrief:

Als ik dergelijke dingen heb opgemerkt, spijt mij dat; het antwoord op deze vraag was al ja. Dit gaan we gewoon doen. Je doet de doenvermogentoets op het moment dat dat relevant is voor het wetsvoorstel. Je kunt je voorstellen dat er bepaalde wetsvoorstellen op fiscaal terrein zijn die niet direct gevolgen hebben voor burgers of kleine en grotere bedrijven, maar we gaan kijken.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 28-29

Vijlbrief:

Dat brengt mij bij vragen van de heren Van der Voort, Van Rooijen en Crone. Eigenlijk kwamen alle vragen op hetzelfde neer. De heer Van Rooijen heeft het eerder aan mij gevraagd: ga je iets met een staatscommissie en het nieuwe belastingstelsel doen, voor het geheel en de samenhang? Ik denk dat ik in het begin heb gezegd wat ik daarover wilde zeggen. Ik wil een aantal van die dilemma's dus in beeld brengen. Ik zit dus nog steeds niet op de lijn van de staatscommissie, misschien tot verdriet van de heer Van Rooijen, maar ik ben qua inhoud wel iets opgeschoven ten opzichte van een half jaar geleden, toen we hier voor de eerste keer over spraken. Ik zie wel dat het wel handig is om in die mêlee van rapporten, zeg ik tegen de heer Van Rooijen, wat meer ordening aan te brengen. Daarom kwam ik op mijn idee van de dilemma's in mijn brief. Maar ik weet niet of dat was wat de heer Van Rooijen aan mij wilde vragen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik dacht dat u nog over de koopkracht door zou gaan, maar dat komt dadelijk, denk ik. Maar ik stond er toch al, en daarom wil ik de vraag aan u stellen wat nou het verschil is tussen een staatscommissie, met vooral externe deskundigen, maar daar kunnen ook mensen van het ministerie van Financiën en eventuele andere ministeries bij betrokken zijn, en een draagkrachtcommissie van ik geloof tien deskundigen, meest externen. Wat is nou eigenlijk het verschil? Want die draagkrachtcommissie pakt het meest principiële en moeilijke vraagstuk aan: alle groepen in de samenleving die ook in de opdracht staan, moeten onderzocht worden. Wat is nou eigenlijk het verschil tussen een staatscommissie en een draagkrachtcommissie? Toen ik vorige week over de instelling las, dacht ik: goh, als Omtzigt het vraagt, dan krijgt hij het en als ik het onder een andere naam en iets breder vraag, krijg ik te horen: nee, dat gaan we echt niet doen.

De voorzitter:

Duidelijke vraag. Staatssecretaris.

Vijlbrief:

Die indruk dat ik wel zou luisteren naar de heer Omtzigt en niet naar hem zou ik direct bij de heer Van Rooijen willen weghalen, want dat is niet het geval en het is niet aan de orde. Ik denk dat je de draagkrachtcommissie echt moet zien als een commissie die een belangrijk blok van de systematiek pakt — de heer Van Rooijen zegt dat terecht — want dat wil je niet laten doen door een staatscommissie, maar door een zware commissie die naar een aantal van die zaken gaat kijken. In mijn inleiding vulde ik dat net aan met het benoemen van een aantal dilemma's die spelen op fiscaal terrein. Ik kan ze nog een keer herhalen, maar ik noem nu even draagkrachtparticipatie, vestigingsklimaat, belastingontwijking enzovoorts.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Die staatscommissie mag ook anders heten: een nog bredere commissie dan de draagkrachtcommissie, waarvan die commissie dan een onderdeel zou zijn. Je kunt ook een paar tafels hebben binnen die staatscommissieachtige aanpak. Waar het mij om gaat, is dat ik zo bang ben dat in de formatie, maar ook daarna — dat zie je ook bij de bouwstenen — van allerlei losse onderdelen — u noemde straks zelfs zes hoofdstukken — de samenhang niet in beeld komt. Zo'n overkoepelende commissie, met een soort helicopterview, kan ook samenhang, structuur en verbinding brengen in het geheel. Anders krijg je dossiers die los van elkaar besloten worden, waarvan je later, als je het geheel ziet, zegt: ja, maar daar wringen een aantal dingen toch ook weer. Dus het is niet consistent en congruent genoeg.

Vijlbrief:

Ik geloof dat dit een van de zeldzame momenten is dat de heer Van Rooijen en ik elkaar niet begrijpen. Ik probeerde nou juist, helemaal in het begin, aan te geven dat ik daar aan het schuiven ben in mijn eigen denken. Ik dacht dat de legodoos met bouwstenen van het belastingstelsel en alle rapporten die er lagen, voldoende zou zijn. Ik ben daarover in de afgelopen maanden van mening veranderd, omdat ik een aantal van dit soort debatten heb gevoerd waar ik steeds dezelfde dingen terug zie komen. Dan begin je het idee te krijgen dat dat wel de belangrijke politieke dingen zullen zijn. Die ordening zou ik juist middels die brief die ik eerder heb aangekondigd willen aanbrengen. Ik zie een staatscommissie daar niet als belangrijkste instrument. Wat heb ik nu weer toegezegd?

Ik ga verder met vermogen en ontwijking.


Brondocumenten


Historie