T03243

Toezegging Ratificatie van Eigenmiddelenbesluit (35.711)



De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Van Ballekom (VVD) en Van Rooijen (50PLUS), toe om in de informele eurogroep of Ecofin aan zijn collega’s, van de lidstaten die nog niet hebben geratificeerd, te vragen wat daar de stand van zaken is in de ratificatie van het Eigenmiddelenbesluit. Hij zegt toe om de Kamer hierover – vóór de stemming van dinsdag 25 mei 2021 – middels een brief te informeren. Tevens zal hij in de brief ook een korte impressie geven van het proces en de laatste stand van zaken van de Nederlandse ratificatieproces.


Kerngegevens

Nummer T03243
Status voldaan
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 24 mei 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Eigenmiddelenbesluit
ratificatie
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 63

De voorzitter:

Meneer Van Ballekom, heeft u nog een nieuw punt?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, dat klopt. Maar het eigenmiddelenbesluit is een verdrag en de rechtsstaatsverordening is geen verdrag. Dat is een verordening. De minister komt telkens terug op het Bundesverfassungsgericht. Daarmee heb ik geen enkel probleem. Het is namelijk niet de Duitse regering die het heeft voorgelegd aan het Bundesverfassungsgericht. Dat is het grote verschil met de rechtsstaatsverordening, want dat heeft de regering gedaan. Dat is dus te kwader trouw. In het andere geval heeft gewoon een burger dat gedaan. Maar ik heb een compromisoplossing om de stemming volgende week toch door te kunnen laten gaan, wat mij betreft. Kunt u nu niet aan uw collega's van Polen en Hongarije vragen wat de echte oorzaak is waarom dat ratificatieproces in die landen zo traag verloopt?

Minister Hoekstra:

Toch maar even over dat Bundesverfassungsgericht: dat heb ik puur gebruikt om aan de heer Van Rooijen te schetsen in welk kleurbad het lag. Ik ben het verder met de heer Van Ballekom eens dat je je daar wel toe te verhouden hebt, maar dat is wat anders dan wat een statelijke actor doet als onderhandelaar in dat proces.

De Commissie heeft die inventarisatie gedaan. Ik heb vorige week met de heer Hahn, één van de Commissarissen, gesproken over waar wij als Nederland stonden. Toen heb ik hem ook gevraagd: hoe denk je dat het in die andere lidstaten ervoor staat? Toen heeft hij mij daar inzicht in gegeven. Toen moest in Finland dat debat nog plaatsvinden. Dus dat is volgens mij het enige wat er sindsdien veranderd is. Zijn waarneming was dat het ongeveer zou gaan in het tempo dat ik schetste toen ik dat lijstje voorlas. Hij heeft niet in alle finesses benoemd welke partij welke opvatting heeft in welk parlement, maar daar hebben we het denk ik mee te doen. Dat geeft mij ook voldoende inzicht in hoe de kaarten liggen. Dus nogmaals, het is geen halszaak, maar ik vind het alles afwegend logischer om het op deze manier wel te doen.

De voorzitter:

De heer Van Ballekom, tot slot.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dan vraag ik me toch af: waarom vraagt u dat niet aan uw collega's? Waarom vraagt u dat aan een Commissaris bij de Commissie? U kunt toch vragen aan uw collega's: goh, ik constateer dat jullie nog niet geratificeerd hebben, wat is eigenlijk daarvan de oorzaak?

Minister Hoekstra:

Dat kan ik best vragen, maar ik heb de Commissaris niet gebeld om te vragen hoe het met die andere lidstaten zit, omdat het kabinet, om even in die beeldspraak van net te blijven, al in het laatste cohort was beland waar mevrouw De Vries ons om had verzocht in de Tweede Kamer. Ik zie dat de heer Otten zich bijna begint op te winden. Het was een relevant debat, want mevrouw De Vries vroeg dat als lid van de Tweede Kamer en onderdeel van de discussie die Van Rooijen terecht wat mij betreft hier aanhaalt. Daar hebben we dat gezegd. Dat is bovendien ook op die manier gelopen. Vervolgens word ik gebeld door een Commissaris, die vraagt: kun je een taxatie geven van hoe dit loopt in het Nederlandse parlement? Daarvan heb ik gezegd: het debat staat gepland voor deze dinsdag, de week erna wordt er gestemd en daarna ziet het Nederlandse kabinet op zichzelf geen belemmeringen. Ik heb vervolgens gezegd dat ik dacht dat het probleem dus eerder bij andere lidstaten zou zitten en dat wij vermoedelijk 1 juni zouden kunnen halen. Geen garanties, maar vermoedelijk zouden kunnen halen. Ik heb nog eens benadrukt, zoals ik dat tegen elke Commissaris en elke collega benadruk, dat die combinatie van "hervormingen en dan geld" voor Nederland recht overeind staat, omdat daar ook mentaal de titel aan gekoppeld is van het hele ding. Ik wil de heer Van Ballekom best het volgende toezeggen. Ik zie een deel van de collega's komende vrijdag in Portugal bij de informele eurogroep of Ecofin. Daar wil ik dat best nog een keer benoemen. Mijn vermoeden is overigens dat de Commissie daar ook nog een keer gaat zeggen: schiet daar nou mee op. Maar ik vind eerlijk gezegd de toegevoegde waarde van zo'n type gesprek voor dan nog eens een aantal dagen vertragen in die ratificatie, die notificatie ... Dat vind ik een beetje gezocht.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 64

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Een korte vraag. Als de minister bereid is om vrijdag met de collega's van met name de resterende landen te praten, is hij dan bereid om de Kamer daarover voor de stemming volgende week — daar gaan we van uit — te informeren? Hij is bereid om dat eventueel in dat informele overleg aan de orde te stellen. Mocht dat iets zinnigs opleveren in welke zin dan ook, is hij dan bereid om te zorgen dat wij die informatie krijgen?

Minister Hoekstra:

Daar ben ik zeker toe bereid. Alleen, wat ik kwetsbaar vind aan die figuur ... Laten we afspreken dat ik sowieso die brief schrijf. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen. Wat ik kwetsbaar vind, is dat ik niet de eigenaar wil worden, zeker niet op basis van een relatief kort gesprek, van informatie die ik krijg tijdens een informele Ecofin en eurogroep die over andere onderwerpen gaat en waarbij collega's een inschatting maken van hoe zij verwachten dat het in hun parlementen zal gaan. Dat zijn processen die zij ook niet helemaal in de hand hebben. Stel nou eens dat het andersom was geweest, dat ik gisteren was gebeld door een van die andere collega's en dat die had gezegd: hoe denk je dat het zal gaan in jullie parlement? Dan had ik gezegd: ik ben er morgen en mijn verwachting is dat er volgende week over gestemd is. Dan had ik waarschijnlijk dit overzichtje gehad en dan had ik gezegd: nou, ijs en weder dienende wordt het waarschijnlijk 31 mei en als het tegenzit, wordt het een of twee dagen later. Wat zou dan mijn antwoord zijn geweest? Wat als de Eerste Kamer straks zou zeggen: "We vinden het toch allemaal ... Het voelt voor ons te veel als de snelheid van het licht en we willen vertragen." Dan is dat aan de Eerste Kamer. In de informatie die ik die collega zou hebben gegeven, zou dus een hoog koffiedikgehalte hebben gezeten. Ik wil dat mijn collega's best vragen, maar ook daar zit weer een hoog koffiedikgehalte in. Ik wil niet de eigenaar worden van het perspectief dat die andere collega's hebben op de snelheid in hun eigen parlementen. Met die connotatie en met die inkadering wil ik er best een brief over schrijven, maar ik zou ervoor willen waken dat de Kamer dan op basis van dat stuk tot een conclusie komt. Ik denk eerlijk gezegd dat het dan principiëler ligt: of je vindt wat de heer Van Ballekom dreigt te vinden of je vindt het niet. Anders weet ik precies hoe het gaat. Dan zegt de Kamer twee weken later tegen mij: nou ja, de inschatting was dat drie lidstaten het in twee weken zouden doen, en het was er eigenlijk maar één. Dat is niet aan mij.

De voorzitter:

Minister, mag ik u dan in aanvulling vragen of die brief op maandag uiterlijk om 12.00 uur, het middaguur, binnen kan zijn, zodat de leden nog tijd hebben om die te bestuderen en eventueel de consequenties ...

Minister Hoekstra:

Dat kan zeker.

De voorzitter:

Dus u heeft een brief toegezegd ...

Minister Hoekstra:

Voor 12.00 uur op maandag.

De voorzitter:

... aan de heer Van Rooijen en die zal aanstaande maandag voor het middaguur, 12.00 uur, binnen zijn.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 66

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dan heb ik nog een laatste opmerking. In de brief die u voor maandag 12.00 uur krijgt, zal ik kort — veel meer dan een impressie zal het niet zijn — ook nog een aantal dingen meenemen die we in dit debat besproken hebben ten aanzien van dit specifieke punt en de laatste stand van zaken. Dan kan de Kamer dat allemaal ook zelf wegen in de uiteindelijke oordeelsvorming.


Brondocumenten


Historie