Plenair Ester bij behandeling Betaald ouderschapsverlof



Verslag van de vergadering van 5 oktober 2021 (2021/2022 nr. 2)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst felicitaties van mijn fractie aan collega Sent, onze voorzitter van de commissie Sociale Zaken. Wij wensen haar graag alle succes. Wij zullen haar missen.

Voorzitter. Onlangs verscheen een opmerkelijke studie van de Erasmus Universiteit Rotterdam waaruit blijkt dat sociale achterstand zich al aftekent in de eerste jaren na de geboorte van kinderen. De data tonen significante verschillen in gewicht, taalvaardigheid en psychische en sociale problemen tussen jonge kinderen van arme en rijke ouders. Sociale ongelijkheid, zo concluderen de onderzoekers, begint eigenlijk al in de wieg. De kiem voor schoolsucces en latere levenskansen wordt reeds op zeer prille leeftijd gelegd, zelfs voor het tweede levensjaar. Deze studie laat zien hoe bepalend de eerste periode, kort na de geboorte van een baby, is. Ook de SER wijst daarop. Dat toont ook de essentiële rol van ouders in deze kritische fase, van beide ouders wel te verstaan. Ouderschapsverlof, ook wat de taakverdeling tussen vaders en moeders betreft, kan daarbij een belangrijke rol spelen. En daar komt de overheid in beeld, niet als een betuttelende regisseur van het privédomein, niet als een bevoogdend dirigent van het gezinsleven, maar als een dienstbare overheid die ouderschapsverlof faciliteert, die kersverse ouders bijstaat in het spitsuur van het leven, waarbij zorg, opvoeding, werk en carrière om voorrang strijden. Een gezinsfase die veel behendigheid, veerkracht, improvisatievermogen en combinatiekunde vereist. Dat is in het belang van het jonge kind, van de ouders en uiteindelijk ook van de samenleving. Gezien de snelle achterstand van kinderen uit lagere sociaal-economische milieus mogen de kosten van het opnemen van ouderschapsverlof geen hinderpaal zijn om van dit verlof gebruik te maken. Daar ligt de link met het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken: het invoeren van betaald ouderschapsverlof in het eerste jaar na de geboorte van het kind. Het is eigenlijk een beetje raar dat Nederland geen betaald ouderschapsverlof kent voor beide ouders. De verlofregelingen die we nu hebben, zijn onbetaald, in de zin van het ontbreken van een wettelijke betalingsverplichting. Wel kunnen er op cao- of bedrijfsniveau allerlei afspraken worden gemaakt over doorbetaling gedurende ouderschapsverlof. In die zin verwelkomt mijn fractie de richtlijn om betaald ouderschapsverlof in te voeren. Het ontlast werkende jonge ouders in een cruciale fase van gezinsvorming en biedt ademruimte in de spagaat tussen werk, zorg en privéleven. Een niet overdraagbare regeling die neerkomt op negen weken betaald ouderschapsverlof voor elk van de ouders tegen 50% doorbetaling. Dat komt overigens bovenop het aanvullend geboorteverlof tot vijf weken tegen 70% van het salaris, de zogenaamde WIEG-regeling.

Onze vraag aan de minister is wel waarom dit Brusselse initiatief überhaupt nodig was. Waarom heeft Nederland dit gewoon niet zelf eerder bedacht? We gaan immers over ons eigen sociaal beleid. Dat riep en roept vragen op rond subsidiariteit en proportionaliteit van het voorliggende wetsvoorstel. De regering erkent dit spanningsveld, zoals blijkt uit het negatieve oordeel over de subsidiariteit en het deels positieve, deels negatieve oordeel over de proportionaliteit van de Europese richtlijn. Er werd zelfs in de Tweede Kamer een gele kaart getrokken. De ChristenUnie-fractie heeft behoefte aan een nadere principiële weging op dit punt. Waar begint Europese bemoeienis in het sociaal domein en waar eindigt onze nationale verantwoordelijkheid? Laat ik er in alle oprechtheid en in alle openheid bij zeggen dat ook mijn fractie met dit vraagstuk worstelt en dat het niet om een zwart-witkwestie gaat. Maar het sociaal beleid was steeds een bastion van soeverein nationaal beleid en daar lijkt nou een kentering in te komen. Dat moeten we ons realiseren en we moeten deze beweging niet zomaar laten wegglijden zonder nadere discussie. Een reflectie van de minister op dit wezenlijke punt zou mijn fractie zeer waarderen. Ik denk ook dat zijn demissionaire status enige ruimte beidt om wat krijtstrepen te trekken. Ik zie hem nu niet helemaal overtuigend knikken maar dat blijkt dan straks wel uit zijn antwoord.

Het toch al versnipperde verlofstelsel wordt er al met al niet eenvoudiger op. Naast betaald ouderschapsverlof kennen we het zwangerschaps- en bevallingsverlof, het geboorteverlof en het adoptieverlof. Die verscheidenheid van regelingen, voorwaarden en procedures maken het hele stelsel tamelijk complex. Ook het UWV geeft dit aan en, uit mijn hoofd, de motie-Smeulders/Van Weyenberg vraagt om een vereenvoudigingsslag. De SER spreekt zelfs van een lappendeken. Ik zou de minister willen vragen hoe het staat met de vereenvoudiging van het verlofstelsel. De regering heeft ook, naar aanleiding van de motie-Tielen, een toegankelijkheidstoets aangekondigd die na de zomer gereed zou zijn. Is de toets, zo vraag ik de minister, inmiddels beschikbaar? En wat zijn de uitkomsten daarvan?

Veel werknemers blijken niet goed op de hoogte te zijn van de verscheidenheid aan regelingen. Hoe gaat de minister het communicatietraject vormgeven?

Voorzitter. Mijn fractie vraagt nadrukkelijk aandacht voor ongunstige verdelingseffecten die dit wetsvoorstel oproept. Een aantal daarvan zijn al de revue gepasseerd. Ik noem twee groepen waar onze zorg naar uitgaat. Allereerst betekent de 50%-doorbetalingsregeling een gevoelige financiële aderlating voor ouders met een lager inkomen, waaronder bijvoorbeeld flexwerkers. De regeling biedt hier eigenlijk nauwelijks soelaas. Dit geldt, ten tweede, in versterkte mate voor de eenverdieners en de eenoudergezinnen onder hen. Zij komen heel snel onder het sociaal minimum. Een halvering van hun netto-inkomen is simpelweg geen reële optie.

Ik wil de minister vragen of hij deze zorgwekkende diagnose deelt. Staat dit beeld niet haaks op elementaire vereisten van rechtvaardigheid en van billijk overheidsbeleid? Wat heeft het kabinet deze twee groepen te bieden? Uit berekeningen blijkt dat ophoging van de doorbetalingsregeling naar, zeg, 70% van het dagloon structureel een slordige 190 miljoen kost, boven op de structurele uitvoeringskosten van 360 miljoen in de 50%-variant. Dat is veel geld, maar ook weer niet onoverkomelijk. Hoe beoordeelt de minister, ook gehoord de discussie hierover in de Tweede Kamer, een dergelijke ophoging van 50% naar 70%? Ik merkte bij de vorige sprekers al dat dit een belangrijke lijn gaat worden in het debat. Zou dit de ongunstige verdelingseffecten niet substantieel dempen?

Ook de Stichting van de Arbeid plaatst kanttekeningen bij de hoogte van de voorgestelde doorbetaling van 50%. Het zou de minister sieren als hij in zijn antwoord niet gemakshalve verwijst naar de formatietafel, zoals hij deed in zijn brief van 19 april. Ik ken hem ook als een onafhankelijk denker. Is het daarbij ook niet meer voor de hand liggend om het verlof geheel uit de collectieve middelen te financieren en niet deels door de ophoging van de Aof-premie voor werkgevers? Als potentieel informateur kan de minister hier, denk ik, zegenrijk werk verrichten.

In het verlengde van deze zorgpunten wijst mijn fractie op mogelijke gendereffecten. Uit cijfers rond de opname van het huidige onbetaalde ouderschapsverlof blijkt dat mannen aanzienlijk minder vaak verlof opnemen dan vrouwen. Dat heeft uiteraard te maken met dat gemiddeld hogere salaris van mannen en het meer in deeltijd werken van vrouwen. Wat is eigenlijk de verwachting van de minister rond deze kwestie? Zal betaald ouderschapsverlof de sekseverschillen verminderen of misschien juist aanscherpen? Zullen mannen hun aandeel aanzienlijk opschroeven? Hoe je het ook draait of keert, ook mannen mogen worden aangespoord verantwoordelijkheid te nemen in het prille stadium van ouderschap en gezinsvorming.

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie verzoekt de minister om in de evaluatie van dit wetsvoorstel expliciet aandacht te besteden aan de genoemde maatschappelijke neveneffecten voor bepaalde groepen — de lagere-inkomensgroepen, de eenverdieners en de eenoudergezinnen — en aan de participatie van mannen en vrouwen. Gezien de Europese context van het voorstel vindt mijn fractie het ook van belang om de uitwerking van de Europese richtlijn in de andere lidstaten mee te nemen in de evaluatie. Kan de minister mijn fractie dit punt toezeggen? Alvast onze dank daarvoor.

Voorzitter, met deze vraag kom ik tot een afronding. De ChristenUnie-fractie is voor een ruimhartiger ouderschapsregeling en daar past dit wetsvoorstel bij. Het is goed om ouders te ontlasten bij de geboorte van hun kinderen en hen bij te staan in zorgtaken en in de stress die het combineren van deze taken met het verrichten van arbeid met zich brengt. Het is goed voor de pasgeboren baby om zich te kunnen hechten aan de beide ouders. Wel roept het wetsvoorstel vragen op rond sociale neveneffecten en over onze nationale regie in het sociaal domein.

Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden van de minister. Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is nu het woord aan mevrouw Sent namens de fractie van de Partij van de Arbeid.