Verslag van de vergadering van 16 november 2021 (2021/2022 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.02 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. Nadenkend over de financiële staat van ons land, schoot mij spontaan de titel te binnen van het prachtboek Overvloed en onbehagen, over Nederland in de Gouden Eeuw, van de Britse historicus Simon Schama. Dit schetst het beeld van een land waar het economisch goed gaat maar dat ook de nodige maatschappelijke onrust kent. De Macro Economische Verkenning toont dat Nederland veerkrachtig uit de coronacrisis is gekomen. De klap was groot, maar het herstel is navenant. De staatsschuld stabiliseert en blijft onder het Europese plafond van 60% bbp ondanks forse steun aan bedrijven van om en nabij de 80 miljard. Het begrotingstekort van -2,3% blijft eveneens onder de Europese norm. De werkloosheid is beperkt gebleven en komt uit op — uit mijn hoofd — 3,5% voor volgend jaar. Het aantal faillissementen is boven verwachting laag. Dramatische bezuinigingen zijn achterwege gebleven en ons bbp groeit volgend jaar met zo'n 3,5%. Ook de bedrijfsinvesteringen trekken weer aan.
De ChristenUniefractie complimenteert de regering met haar daadkrachtige financiële optreden. Compliment ook voor onze ondernemers die veel improvisatievermogen en volharding hebben getoond. De omvangrijke noodsteun heeft z'n diensten bewezen. Maar de keerzijde van dit goede nieuws is een stijgende inflatie, ongekende woningprijzen en stagnerende koopkracht. Bovendien hangen alle voorspellingen af van de vraag of er een nieuwe, diepe en lange lockdown zal komen, van de vaccinatiegraad en van turbulentie op het internationale politieke podium. Onzekerheid is hier troef.
Voorzitter. Macro-economisch gezien mag Nederland dan opmerkelijk snel zijn opgekrabbeld uit de corona-epidemie, de micro-economische beleving is een andere. Dáár zit het onbehagen. De statistische werkelijkheid van de Miljoenennota is niet de beleving van veel Nederlanders. De flexibiliteit van de arbeidsmarkt is een gruwel geworden. De huizenprijzen zijn geëxplodeerd. Huizenkopers steken zich diep in de schulden en zelfs de aflossingsvrije hypotheek is terug van weggeweest. Energieprijzen rijzen de pan uit en koopkrachtplaatjes worden niet geloofd. De prijzen en de inflatie lopen op. Indexatie van pensioenen blijft uit, de zorgsector is overbelast en het klimaatprobleem leidt tot doemdenken of ontkenning. Daarbij is de politiek gefragmenteerd en het vertrouwen in de overheid heeft gevoelige klappen gekregen door onder andere de schrijnende toeslagenaffaire.
Jongeren vrezen voor hun toekomst en voelen zich miskend. Het is niet vanzelfsprekend dat de huidige generatie het beter zal hebben dan de vorige. En de eens zo trotse middenklasse voelt zich bedreigd door onzekerheid. De working poor, een groep die weinig politieke aandacht trekt, krijgt de eindjes, zo blijkt, nauwelijks aan elkaar geknoopt. Zij hebben geen buffers om zich te wapenen tegen financiële tegenslag. Voor hulp via voedselbanken verdienen ze vaak net te veel. Wordt het niet tijd om de minimumlonen te verhogen om deze groep structureel soelaas te bieden? Wat is de reflectie van de minister, zo vraagt de ChristenUniefractie, op dit tegenstrijdige beeld van overvloed en onbehagen, van forse economische plussen maar ook van forse maatschappelijke minnen? Eerder noemde ik dit de januskop van de Nederlandse economie.
Voorzitter. De macro-economische ontwikkelingen brengen mijn fractie tot de vraag wat de Europese begrotingsregels nog waard zijn. Dat kwam al eerder aan de orde. De monetaire teugels zijn immers stevig gevierd en de algemene ontsnappingsclausule van het SGP-pact is door de coronacrisis geactiveerd. Ziet de minister de noodzaak van nieuwe budgetdisciplinering zoals onder andere bepleit door de Raad van State en het CPB? En, zo ja, welke begrotingsnormen staan hem dan voor ogen? Bindende uitgavenankers zijn onontbeerlijk voor gezonde overheidsfinanciën. Komt het trendmatig begrotingsbeleid weer terug, zo vraag ik de minister. Een hogere rente is zeker niet denkbeeldig. Zie de recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten, waardoor onze schuldenlast gaat klemmen.
Voorzitter. Het houdbaarheidstekort verslechtert en gaat naar -1,5% bbp. De financiële lasten van de vergrijzing zijn op de langere termijn niet gedekt. Dat kwam al eerder aan de orde. De snelle, structurele stijging van de zorguitgaven blijft verontrustend, hoe goed de kwaliteit van onze zorgvoorzieningen ook is, en vormt een maatschappelijk dilemma van de eerste orde. De komende 25 jaar zullen de uitgaven verdubbelen. Reeds nu besteden we om en nabij de 25% van de totale begroting van 353 miljard aan de zorg. Wat is het oordeel van de minister over de impact hiervan op de jongste generatie? Dat raakt immers hun toekomstperspectief. Zíj betalen een groot deel van het houdbaarheidstekort. Hoe evalueert hij zijn ministeriële regie over het houdbaarheidstekort?
De heer Crone i (PvdA):
Ik kan het betoog goed volgen, behalve het gedeelte over het houdbaarheidstekort. Het CPB neemt daarin een rentevoet van ongeveer 2%, terwijl geen econoom in de wereld verwacht dat de rente zo veel zal stijgen. De nominale groeivoet is natuurlijk al gauw 3% of 4%. Als de rente onder de groeivoet komt, dan ontploft de houdbaarheidssom. Dan moeten we zo veel mogelijk investeren met een zo groot mogelijk financieringstekort, wat ik niet eens wil. Misschien zal de minister hier zo op kunnen ingaan, maar het houdbaarheidstekort is nu dus geen goede maatstaf door die lage rente.
De heer Ester (ChristenUnie):
Dat begrijp ik. Ik wacht het antwoord van de minister ook graag af. Alleen, u zegt dat er geen econoom is die verwacht dat de rente zo zal stijgen. Ik ken een hele hoop economen die dat wél verwachten, met name in Amerika. Kijkt u ook naar de recente opinie daarover van Paul Krugman. Dat is toch niet de minste econoom op deze wereld. Bij dat punt zet ik dus zo mijn vraagtekens, meneer Crone.
De heer Crone (PvdA):
Dat is een van mijn favorieten. Maar de nominale rente moet hoger worden dan de nominale groei. Dat is dus boven de 4%. Dat verwacht niemand. De minister heeft laatst ook nog uitgelegd dat de trend van de renteverlaging al tientallen jaren aan de gang is, door de vergrijzing en door het overschot.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ja. Ik wilde deze opmerking daar toch bij maken om het correcte beeld te schetsen. We horen straks wel van de minister hoe hij hierover denkt.
Voorzitter. Mijn fractie is verheugd dat de samenwerking tussen coalitie en oppositie de Miljoenennota in positieve zin heeft weten om te buigen: een extra bedrag van om en nabij de 2 miljard, met gerichte investeringen in de verlaging van de energiekosten, het verlagen van de verhuurderheffing en een verbetering van onze veiligheid, boven op de — uit mijn hoofd — 675 miljoen die is uitgetrokken voor de verhoging van de salarissen in de zorgsector. Ik heb niet eerder mogen meemaken dat een miljoenennota met een dergelijk bedrag zo succesvol is geamendeerd. Deze gezamenlijke krachtsinspanning biedt ook hoop voor verdere samenwerking tussen coalitie en oppositie, ook in dit huis.
De coalitiepartners hebben samen met de oppositiepartijen tijdens de Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer 500 miljoen geregeld voor compensatie van de energielasten van burgers. Dat is een mooi bedrag, maar onvoldoende om de rekening substantieel te verzachten voor de 550.000 huishoudens die in energiearmoede leven. We kennen allemaal de berekening dat de gemiddelde energierekening met zo'n €900 per jaar omhoog zal gaan. Laat mij eens onderstrepen dat de helft van de energierekening inmiddels bestaat uit belastingen. De ChristenUniefractie vraagt de minister of de belasting op energie niet structureel in plaats van incidenteel kan worden bijgesteld.
Het kabinet reageerde vorige maand heel alert door 2,7 miljard extra uit te trekken voor het compenseren van gezinnen en 500 miljoen voor het steunen van onze mkb-bedrijven, die hun positie bedreigd zien door de sterk gestegen energieprijzen. Ook Europa kan hier diensten bewijzen, bijvoorbeeld door de gezamenlijke inkoop van energie. Wat is hier de stand van zaken, zo vraag ik de minister.
Voorzitter. De Macro Economische Verkenning raamt dat gezinnen dit jaar profiteren van een lastenverlichting van 1,7 miljard, maar volgend jaar een lastenverzwaring van 1,4 miljard voor hun kiezen zullen krijgen. Voor het bedrijfsleven zijn de lastencijfers 0,2 miljard respectievelijk 2,2 miljard. Hoe actueel zijn deze ramingen eigenlijk gezien de oplopende energieprijzen, zo wil ik de minister vragen. Hoe raakt dit de koopkracht van groepen en de omzetverwachtingen van het mkb?
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Met instemming hoor ik de heer Ester spreken over het grote probleem van de 550.000 mensen die in energiearmoede leven. Hij stelt ook vast dat de eerder door het kabinet genomen maatregelen om te komen tot een generieke compensatie van de snel stijgende energierekening die mensen eigenlijk onvoldoende helpt. Het betreft vooral de mensen die aan de onderkant zitten, met de laagste inkomens. Vind ik de ChristenUnie dan ook aan de kant van mijn fractie om de regering te vragen daar nog aanvullende maatregelen op te nemen?
De heer Ester (ChristenUnie):
Er worden natuurlijk al heel veel aanvullende maatregelen genomen, via isolatie en dat soort zaken. Maar ik wou één spade dieper graven en de minister vragen hoe hij de verhouding ziet tussen de heffingen op energie en de kostprijs van energie. De helft van de energieprijzen wordt bepaald door fiscale heffingen. De vraag is dus ook of we daar structureel iets aan kunnen doen. Of is dat een gegeven waarmee we moeten leven? Ik denk dat dit nog beter tegemoetkomt aan uw zorg dan de eigen oplossing die u zo-even aandroeg, want dit is echt een structurele aanpassing van de energietarieven. Ik ben heel benieuwd hoe de minister, of de staatssecretaris, de scheve verhouding tussen marktprijs en fiscale heffingen weegt.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn, tot slot.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik vind dat een hele goede set vragen aan de minister. Ik ben ook benieuwd naar de beantwoording. Maar hoe weegt de ChristenUnie in dat licht het feit dat de belasting op het verbruik van aardgas voor huishoudens tientallen malen hoger ligt dan voor grootverbruikers? Zou er aan die scheve verhouding niet ook wat gedaan moeten worden?
De heer Ester (ChristenUnie):
Ja, dat zou heel goed kunnen. Dan is natuurlijk wel de vraag hoe je die verhouding dan precies gaat belasten. Bovendien is er een bepaalde redenering waarom de verhouding is gekozen zoals die is gekozen. Misschien mag ik die vraag via de voorzitter geleiden naar de staatssecretaris. Maar als we daar echt iets aan willen veranderen, dan zullen we dat samen moeten wegen. Dank voor die vraag.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Ik stel nog iets meer precisie van de kant van de heer Ester op weg naar het Belastingplan op prijs. We zullen dan ongetwijfeld uitgebreider met de staatssecretaris spreken over hoe dat compensatiepakket in elkaar zit. Het is ook in de Tweede Kamer al uitvoerig gewisseld. Inmiddels is het 3,2 miljard: 500 miljoen plus de aanvullende maatregelen van het kabinet. Dat is heel generiek. Het is veel geld. Iedereen weet dat het te veel terechtkomt bij mensen die het niet nodig hebben en dat het te weinig terechtkomt bij mensen die het wel nodig hebben. De heer Ester maakte zelf al zeer terecht het punt van die ruim 0,5 miljoen huishoudens met energiearmoede. Dat moeten we toch beter kunnen doen?
De heer Ester (ChristenUnie):
Dat ben ik helemaal met u eens, maar de vraag is hoe je dat dan doet. Dat is een vrij gecompliceerde exercitie, waarop in de stukken ook uitvoerig is gereflecteerd. Het is niet een kwestie van mensen compenseren en dan is het gedaan. Als je echt wilt compenseren aan de onderkant — ik voel daarin zeer met u mee — dan moet je ook kijken naar de huizen waarin mensen wonen. Hoe goed zijn die geïsoleerd? Kan daar iets aan worden gedaan? Daar zit 'm de complicerende factor, zo krijg ik ook mee uit de stukken van de regering: het is lastig om daar een-op-een iets aan te doen. Dit is complex. Ik besef zeer wel dat dit antwoord niet echt bevredigend is, maar het is wel de reële praktijk van alledag. Als we daar iets op zouden kunnen verzinnen, dan zouden we daar zeer bij gebaat zijn. Maar ik zie ook de complicaties ervan, en u ongetwijfeld ook.
De voorzitter:
De heer Vendrik, tot slot.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat begint met de vraag of ook de ChristenUnie eraan vasthoudt dat je het probleem van de gestegen gasprijs per se moet compenseren via het systeem van de energierekening. Als je daaraan vasthoudt, is dat een politieke keuze en dan beperk je automatisch de opties.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ja, dat is zo. Ik begrijp wat u zegt. Alleen is dat, als je op korte termijn iets wilt doen, wel het aangewezen beleidsinstrumentarium. Als je het via de andere weg wilt doen, via isolatie et cetera, dan gaan er gewoon vele jaren overheen. Dus ik begrijp die keuze wel, hoe onbevredigend die misschien ook uitvalt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
We zouden die 3,2 miljard toch veel beter kunnen besteden door een deel te steken in duurzaamheidsmaatregelen? Die leveren niet nu onmiddellijk een lagere rekening op, maar wel het perspectief dat — als je het echt goed doet — die rekening op termijn misschien zelfs helemaal verdwijnt en dat je de mensen met de smalste beurs een dertiende maand geeft. Dat is supergericht, efficiënt, doelmatig en transitiegericht: helemaal het verhaal waar de heer Ester gelukkig van wordt.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik zal daar graag over nadenken. Ik ga nu niet reageren en dat plan omarmen; daar heb ik even wat tijd voor nodig. Maar ik weet zeker dat u mij en mijn fractie die tijd zult gunnen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Ester.
De heer Ester (ChristenUnie):
De statische koopkrachtplaatjes zijn weinig spectaculair: een stijging van 0,8% in 2021 die in 2022 nagenoeg stabiliseert. Hoe je ook denkt over koopkrachtprognoses, mijn fractie is blij dat de verschillen tussen groepen niet uit het lood slaan. De lasten van eenverdieners worden een beetje verlaagd. Wel heeft mijn fractie grote moeite met het bevriezen van de kinderbijslag. Is dat nu wel verstandig in een tijd dat gezinnen, ook financieel, zo onder druk staan? Ook hoort mijn fractie graag wat de prognoses zijn voor de inkomens- en vermogensongelijkheden in ons land. Recent SCP-onderzoek leert dat het terugdringen van de sociale ongelijkheid niet echt goed wil lukken. Hoe beoordeelt de minister deze zorgwekkende conclusie?
De CU-fractie is blij dat de regeringspartijen samen met de oppositie hebben bewerkstelligd dat er 500 miljoen wordt uitgetrokken om de afschaffing van de vermaledijde verhuurderheffing te versnellen. We hebben het daar al een paar keer over gehad. Niet alleen is de oorspronkelijke doelstelling van de heffing achterhaald, maar die staat ook de broodnodige investeringen van de woningbouwcoöperaties in de weg. En dat is juist in een tijd dat de woningnood rampzalige vormen aanneemt een niet voor de hand liggende keuze.
De ChristenUnie-fractie herkent veel goeds in de troonrede en de Miljoenennota. Zo wordt er 8 miljard uitgetrokken — ik had het daar al even over met collega Backer — om onderwijsachterstanden weg te werken en wordt er 1,3 miljard extra geïnvesteerd in de jeugdzorg. 7 miljard wordt extra gereserveerd voor het terugdringen van CO2-emissies en meer dan 0,5 miljard wordt geïnvesteerd in de rechtsstaat en de veiligheid. Dat zijn serieuze bedragen voor serieuze problemen. De vraag is wel — ik stel die maar heel direct — of al die ambities kunnen worden waargemaakt, gezien de toenemende krapte op de arbeidsmarkt.
Eén kernthema hebben wij evenwel gemist in de Miljoenennota en de troonrede. Dat is de aandacht voor arme landen. Beide laten dit thema onbenoemd. Juist nu arme landen zo geteisterd worden door de coronacrisis, had een ruimhartig financieel gebaar niet misstaan. Het IMF wijst erop dat de pandemie de verschillen tussen arme en rijke landen vergroot heeft. Ik wil de minister vragen wat het kabinet extra kan doen voor ontwikkelingslanden. Hun lot raakt onze kernwaarden van compassie en solidariteit.
De ChristenUnie heeft er steeds voor gepleit om het bredewelvaartsperspectief tot leidraad van de miljoenennota te maken. Dat lukt ook steeds beter. Wat ontbreekt, is dat dit perspectief ook de basis vormt van de afzonderlijke departementale begrotingshoofdstukken, zowel ex ante als ex post. Zou de minister kunnen toezeggen dat dit in het vervolg de standaard wordt, ook als uitvoering van de motie-Hammelburg c.s. die aan de overkant is aangenomen?
Voorzitter, ik sluit af. Ik begon mijn bijdrage met een verwijzing naar het boek Overvloed en onbehagen van Simon Schama. Hij gaf zijn boek een prikkelend motto van Johannes Calvijn mee: laten zij die overvloed hebben eraan denken dat zij zijn omgeven met doornen en laten zij goed oppassen dat zij er niet door geprikt worden. Vrij vertaald: juist nu veel financiële en economische seinen weer op groen staan, moeten wij de kwetsbare groepen daarin laten delen en die niet verder op afstand zetten. Dit motto wil ik heel graag de formerende partijen meegeven als richtsnoer voor ons financieel-economisch beleid. Wij bidden om Gods zegen daarvoor. Ik zie uit naar de antwoorden van de bewindspersonen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Dan geef ik tot slot voor de lunchpauze het woord aan de heer van Apeldoorn namens de fractie van de SP.