Plenair Rosenmöller bij debat naar aanleiding van de regeringsverklaring



Verslag van de vergadering van 15 februari 2022 (2021/2022 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Zowel internationaal als nationaal staat onze democratische rechtsstaat onder druk. Als het zo is dat Rusland Oekraïne zou binnenvallen, dan zou dat een flagrante schending zijn van het internationale recht. Ik vraag de minister-president om ons in de loop van de dag bij te praten over de diplomatieke inspanningen om dat conflict te de-escaleren. Maar ook onze Europese Unie is niet die waardengemeenschap zoals wij vaak zeggen dat ze zou moeten zijn. Daar is vorige week in dit huis uitgebreid over gesproken. Eén voorbeeld, het afluisterschandaal in Polen, maakt nog eens manifest hoezeer de problemen ook in onze eigen Europese Unie bestaan, als het gaat om de schending van de rechtsstaat.

Dan de situatie in eigen land. Het kabinet treedt aan op een moment dat het vertrouwen van mensen in de politiek en in de rechtsstaat een dieptepunt heeft bereikt. We hebben de kinderopvangtoeslag gehad. We hebben de problemen bij de Belastingdienst gehad, waar men mensen beoordeelt op basis van hun uiterlijk. We hebben de problemen gehad met de behandeling van mensen in het aardbevingsgebied in Groningen. We hebben de problemen in de jeugdzorg. We hebben de problemen in de uitvoeringsorganisaties. Al die incidenten bij elkaar brengen je misschien toch tot de trieste, maar harde conclusie dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op een aantal cruciale momenten verlaten zijn.

Die beginselen klinken zo normaal, want het gaat over het rechtszekerheidsbeginsel. Het gaat over het proportionaliteitsbeginsel. Het gaat over het evenredigheidsbeginsel. Het gaat over het beginsel om misbruik van macht en willekeur tegen te gaan. Het gaat over het fair share, het ieder-zijn-eigen-aandeelbeginsel. Die beginselen zijn natuurlijk buitengewoon belangrijk en op het moment — dat moeten wij vaststellen — dat die algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet leidend zijn in het gehele overheidsbeleid, is het de burger die in relatie tot de overheid niet de positie heeft die hij zou moeten hebben.

Het coalitieakkoord spreekt op dit terrein een aantal behartigenswaardige woorden. Het coalitieakkoord zegt dat we meer moeten naar transparantie en debat. Maar dat is toch eigenlijk onvoldoende? We moeten toch toe, zo vraag ik de minister-president, naar een situatie waarin die algemene beginselen van behoorlijk bestuur leidraad zijn in al het overheidsbeleid? Op dat terrein las ik een artikel van oud-Ombudsman Alex Brenninkmeijer. Hij zei dat de eerste zin van het nieuwe coalitieakkoord eigenlijk als volgt zou moeten luiden: "Al het overheidsbeleid is toetsbaar op behoorlijk bestuur. De resultaten van wetgeving, uitvoering en rechtsspraak moeten steeds op behoorlijk bestuur georiënteerd zijn en wetgever, uitvoerder en rechter zijn daarop steeds aanspreekbaar." Waar ik ook zocht in het coalitieakkoord, op die manier staat het er in ieder geval niet.

En dan heb ik het nog niet over dat tenenkrommende en slepende formatieproces dat we achter de rug hebben, want ook dat heeft het vertrouwen in de politiek alleen maar verder beschaamd. Je hebt in dit land eerder een baby, inclusief de verwekking, dan een kabinet. Dat is toch wel iets om heel goed over na te denken. Ik heb vorig jaar in een andere zaal, maar in de Eerste Kamer, een verhaal gehouden dat ging over de steekwoorden "visie, verbinding, vertrouwen". Ik betoogde daar dat ondanks alle meningsverschillen de partijen wat links van het midden en rechts van het midden meer met elkaar gemeen hebben dan dat er een scheiding is. Er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Dat was de kern van mijn betoog. Ik zei daarbij dat dat het fundamentele verschil van mening met die partijen is die de Europese Unie willen verlaten, die de grenzen willen sluiten en die de klimaatcrisis ontkennen. Ik hield een pleidooi voor een snelle formatie vanwege juist de enorme opgaven waarvoor wij staan.

Maar voorzitter, ik moet eerlijk zijn: ik heb zelden een verhaal gehouden dat zo als zaad op de rotsen viel als dat verhaal. En de grap was eigenlijk ook nog dat er allerlei collega's waren, inclusief een aantal mensen achter de tafel, die zeiden dat het best een aardig verhaal was. Maar dat was eerlijk gezegd goedbedoelde lippendienst, want wat we het afgelopen jaar hebben gezien, zeker in zes maanden ervan, was dat de zes partijen die tot dat constructieve midden behoren, dat CDA en de VVD, zes maanden lang bezig zijn geweest om de Partij van de Arbeid en GroenLinks van de mat te vegen. Dat is uiteindelijk gelukt. En je moet je verlies nemen en je moet daar dus niet al te cynisch over zijn, maar ik wil daar twee opmerkingen over maken.

De eerste is deze. Ziet de minister-president ook niet, juist met al die opgaven die we hebben, dat het een gemiste kans is om hier te komen tot een veel breder politiek en daarmee ook maatschappelijk draagvlak voor de uitdagingen waar wij voor staan?

De tweede opmerking gaat over een aantal zinnen die ik las in de regeringsverklaring, want er worden mooie woorden gesproken. Meer verbinden en minder verdelen, staat er. We moeten samenwerken en tegenstellingen overbruggen. Maar wat ik het afgelopen halfjaar of jaar gezien heb, is eigenlijk dat er minder verbinding was en meer verbreken, dat er minder samenwerking was en dat meer tegenwerking was, dat er geen sprake was van het overbruggen van tegenstellingen maar dat er sprake was van het vergroten of opkloppen van tegenstellingen.

Hoe moet ik dit nu allemaal zien? Het kabinet heeft toch een beetje de schijn tegen. Wij zullen niet blijven hangen in een soort van chagrijn of negativisme, laat staan cynisme. In het geheel niet, u kent ons. Wat goed is steunen we, wat niet goed is zullen wij bekritiseren en van alternatieven voorzien. Maar toch op dit terrein drie vragen aan de minister-president.

De eerste vraag is refererend aan de opmerking in de regeringsverklaring over evaluatie en kritische zelfreflectie. Kan hij nou eens reflecteren op zijn rol, niet in algemene termen, niet verwijzend naar anderen, op het proces zoals we dat afgelopen jaar achter de rug hebben? Twee. Zou de minister-president willen toezeggen dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur centraal staan en leidend zullen zijn in al het overheidshandelen zoals we dat de komende drie jaar gaan zien? Drie. Wat wil het kabinet doen, meer dan datgene wat in de regeringsverklaring of het coalitieakkoord staat, om het vertrouwen terug te winnen van de burgers? Dat zal cruciaal zijn om de transities door te maken zoals het kabinet daar ook een aantal ambities over heeft. Daar zou ik naartoe willen. Naar die ambities.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Meneer Rosenmöller geeft aan dat hij het in feite jammer vindt dat hij niet in de coalitie zit. Maar eigenlijk wordt meneer Rosenmöller door de minister-president op zijn wenken bediend. Er gaat maar liefst 60 miljard naar klimaat en naar stikstof. Vindt u dat nog niet genoeg? Het is al rampzalig voor de mensen thuis die daardoor gigantische hoge kosten krijgen. Is dat nog steeds niet genoeg? Droomt u nog steeds van die marxistische staat in Nederland? Wilt u daarop afkoersen? Meneer Rutte bedient u op uw wenken en het is nog steeds niet genoeg. Maar dat is typisch voor socialisten: die hebben nooit genoeg. En dat geldt volgens mij ook voor meneer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U zegt een heleboel dingen tegelijk, maar de vraag is wat voor ons geldt. Is uw vraag of wij 60 miljard voldoende vinden?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Daar kom ik op, maar het risico bestaat dat die 60 miljard — dat is inderdaad een heleboel geld — ondoelmatig besteed wordt. Bent u daarmee tevreden?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Daar ben ik natuurlijk niet mee tevreden. Het wordt sowieso ondoelmatig besteed, want het klimaat is een gecreëerd probleem. Het stikstof is een gecreëerd probleem, dus die 60 miljard gaat sowieso de prullenbak in, hoe je het ook invult.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U vertegenwoordigt een partij waarvan wij zeggen dat daar een fundamenteel verschil van mening zit. Eén van de elementen is dat je de klimaatcrisis ontkent, en de andere twee heb ik genoemd. Op dit terrein komen wij natuurlijk niet bij elkaar. Dat wil niet zeggen dat wij ten opzichte van het kabinet niet bij elkaar zouden kunnen komen, en daar wilde ik naartoe. Wij hebben waardering voor een aantal van de belangrijke ambities die in het coalitieakkoord staan op het terrein van klimaat, stikstof, volkshuisvestingsbeleid en ook de noodzakelijke hervorming van de arbeidsmarkt. Ik zou er twee opmerkingen aan willen verbinden. De tweede gaat over geld. De eerste gaat over uitvoering en uitvoerbaarheid.

Voorzitter. Het is cruciaal dat wij onze mensen meekrijgen in die transitie. Daarvoor is het wezenlijk dat die algemene beginselen worden toegepast op een wijze waarop ik daarover gesproken heb. Ik zou het kabinet willen meegeven de integraliteit van het bestuur te bewaken, want wij kunnen die transitie met betrekking tot klimaat niet over de schutting van Rob Jetten gooien, hoe hard hij ook zal werken om dat te realiseren. Op een ander terrein, bijvoorbeeld het vraagstuk van de Koninkrijksrelaties, waarover deze Kamer heeft uitgesproken dat het een hogere prioriteit zou moeten hebben: hoe hard Alexandra van Huffelen er ook aan zal werken, wij kunnen dat niet over haar schutting gooien. Dat is iets wat integraal kabinetsbeleid is en hoort te zijn. Ik vraag het kabinet dat te bewaken.

Juist waar het gaat om de uitvoerbaarheid is het belangrijk om in die transities — velen van ons hebben daar buiten deze zaal ervaring mee — te spreken over heldere doelen, over concrete projecten, over effectieve instrumenten, en vervolgens natuurlijk voldoende middelen. Dat zien wij niet terug in dit coalitieakkoord. Dat hoeft misschien ook niet, maar ik vraag de minister-president om een notitie over de belangrijkste beleidsterreinen zoals het kabinet die heeft geformuleerd, over uitvoeringsplannen en concrete afrekenbare doelen voor de komende drie jaar. Hoe gaat het lopen met die CO2-reductie, hoe gaat het lopen met de halvering van de armoede in vier jaar, hoe gaat het lopen in een andere verhouding van vast en flex op de arbeidsmarkt? Dat moeten wij als Staten-Generaal, ook de Eerste Kamer, kunnen controleren.

Dan de middelen. Het is inderdaad heel veel geld. Wij zullen daar niet tegen zijn, maar het is moeilijk om erover te oordelen. Het fundamentele probleem is dat de leer van transities zegt dat je in eerste instantie gaat beprijzen, in tweede instantie gaat normeren en daarna pas gaat investeren. Hier lijkt het dat de lobby van laat ik zeggen de oude economie succesvol is geweest. Economen, maar ook de president van De Nederlandsche Bank, waren kritisch op de aanwending van deze grote hoeveelheden geld in de fondsen. Het lijkt een beetje zo te zijn dat waar normaal gesproken de vervuiler betaalt, met deze coalitie de vervuiler wordt betaald. Ook als je kijkt naar het Centraal Planbureau en het lastenbeeld dat zij bij de doorrekening aan ons voorhouden, is er eerder sprake van ontgroening dan van vergroening. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Dus de conclusie voor ons bij de besteding van die middelen is vooralsnog dat het ondoelmatig is, dat het daarmee ook oneerlijk is en dat het op die manier ook onhoudbaar is. Ik vraag de minister-president ons te overtuigen van het tegendeel.

Voorzitter. Bij die transities — ik zei het — is het cruciaal dat we onze mensen meenemen, dat het een eerlijk verhaal wordt. Want er zal veel onzekerheid zijn. Maar áls we erin slagen, dan krijgen we er natuurlijk ook een schoner land voor terug. Dan krijgen we er een land voor terug dat voor veel meer mensen veel meer perspectief zal bieden. Op een woning, op een vaste baan. Hoe gaaf is dat, zou ik zeggen. Hoe gaaf wordt dat land dan? Dat vraagt natuurlijk iets. Dat vraagt iets van het kabinet, dat vraagt iets van de minister-president. Dat vraagt om leiderschap met lef dat ook durft in te grijpen in bestaande verhoudingen en bestaande structuren.

Want het oplossen van de klimaatcrisis zónder dat je de vervuilende bedrijven écht aanspreekt is gedoemd om te mislukken. Volkshuisvestingsbeleid met alleen bouwen en het niet of onvoldoende aanspreken van speculanten en beleggers zal gedoemd zijn om te mislukken. Het hervormen van de arbeidsmarkt zónder écht de doorgeslagen flexibilisering aan te pakken en de positie van werknemers te versterken zal gedoemd zijn te mislukken. Hier geldt dat er een ongelofelijk belangrijke koppeling is tussen die duurzame transitie aan de ene kant en de mogelijkheden, zeker met alle krapte op de arbeidsmarkt op dit moment van dien. We moeten die zaken aan elkaar zien te koppelen. Want meer vast, er zullen banen verdwijnen, maar er zullen ook weer nieuwe banen komen. Dus de duurzame transitie koppelen aan de hervorming van de arbeidsmarkt is van het grootste belang.

Voorzitter. De grote ambitie die wij missen, is natuurlijk de ambitie om de vermogensongelijkheid in ons land aan te pakken, want die is groot. Die vermogensongelijkheid is ongelofelijk groot, ook in Europees verband. Er lijkt hier toch sprake van een grote verdwijntruc. Ik heb nog nooit meegemaakt dat in alle vier de verkiezingsprogramma's van de vier coalitiepartijen iets staat over het verhogen van de belasting op vermogen, maar er staat niets over in dit coalitieakkoord. Vier jaar geleden was het precies andersom. Toen was er iets als de afschaffing van de dividendbelasting; dat stond in geen enkel verkiezingsprogramma en dat kwam ineens in het coalitieakkoord. We kennen de lenigheid van de minister-president, maar dit behoeft toch een nadere verklaring.

Laten we heel eerlijk zijn. Dat is toch evident onrechtvaardig. Als je hardwerkende mensen zo belast en je zet dat af tegen winst op vermogen, dan doen we écht iets verkeerd. Dat raakt aan een gevoel van rechtvaardigheid. Kijk naar de programma's van Sander Schimmelpenninck, lees de columns in de kranten, luister naar datgene wat Klaas Knot zegt bij Buitenhof vorige week. Als de president van De Nederlandsche Bank spreekt over een "rentenierseconomie", dan is dat natuurlijk een ongelofelijke diskwalificatie in de richting van het overheidsbeleid. Mijn vraag aan de minister-president is: hoe kijkt hij tegen die kwalificatie aan?

Als het kabinet toch aan de bak moet op dit terrein naar aanleiding van de juridische uitspraak over box 3 zou ik het kabinet twee elementen willen meegeven. Het eerste is deze. Als het gaat om box 3: vind de reparatie binnen de vermogensbelasting. Het tweede is deze. Als je dan tóch aan de bak moet, zoek dan veel meer evenwicht in de belasting op arbeid versus de belasting op kapitaal en vermogen, zowel in box 1 op het eigen huis als in box 2 bij de eigen onderneming als in box 3 bij het eigen geld of het eigen vermogen.

Voorzitter. Dan is er natuurlijk ook nog de inkomensongelijkheid. Dat is het vraagstuk waarin we ook aan de overkant, als ik dat dan toch nog maar even zeg, gezien hebben dat de AOW niet gekoppeld is aan de stijging van het minimumloon. Collega Mei Li Vos zal daar ook over spreken. Ik sluit kortheidshalve bij haar aan en kijk dan even naar wat er verder in de zaal gebeurt.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik kom even terug op het citaat over rentenieren en Klaas Knot. Vindt u van mensen die een eigen huis hebben, ook ouderen vooral met weinig of geen pensioen, dat dat een vorm van rentenieren is? Dat is een eerste vraag. De tweede is: vindt u dat de vermogensbelasting die u noemde een goede oplossing is? We hebben net box 3 gehad, waar de Hoge Raad een streep heeft gehaald door fictief rendement. Erkent u dat de vermogensbelasting een superfictief rendement is? Want het is een belasting op bezit ongeacht of je rendement maakt, of het hoog, laag of negatief is. Dus twee vragen. Wilt u daarop antwoorden?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dan mag ik kiezen, hè, bij twee vragen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Allebei.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

O, oké. Dat is altijd het risico bij twee vragen stellen, heb ik geleerd. Bij de belastingherziening in 2001 — en die eer komt Kees Vendrik toe — heeft hij al gepleit voor het belasten van het reële rendement en niet van het fictieve rendement. Dat is 21 jaar geleden. 21 jaar geleden. Twee. Als het gaat om het eigen huis, moeten wij ook het gesprek voeren over de belasting op bezitsvorming en groei daarvan. We ontkomen daar niet aan. Daar zijn allerlei modaliteiten te voeren. Ik ga nu niet zeggen dat iemand met een eigen huis en een AOW met een buitengewoon beperkt pensioen daarvan de dupe moet zijn of anderszins, al die casussen kunnen we allemaal bespreken. Mijn punt gaat veel verder. Dat is — en dat zou u toch met mij eens moeten zijn — dat daar waar wij arbeid behoorlijk belasten, wat wij dan op goede gronden doen, en dat afzetten tegen de wijze waarop wij kapitaal en vermogen belasten, daar een evidente onrechtvaardigheid zit. Als niet ik maar de president van De Nederlandsche Bank spreekt over een "rentenierseconomie" kun je over die kwalificatie discussiëren wat je wilt, maar dan doen we toch iets niet goed. De belangrijkste adviseur van de regering op financieel-economische vraagstukken zegt dit. Als je je maatschappelijke antenne goed uitzet, zie je dat hier iets moet veranderen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De andere vraag is volgens mij nog niet beantwoord, maar even hierop reagerend. Erkent u dat de eigen woning geen belegging is, maar net als een auto of een luxejacht een consumptiegoed is? Een woning is om in te wonen. Als je die lang geleden gekocht hebt en die alleen maar in waarde is gestegen door allerlei omstandigheden, is het toch raar dat je daar belasting over moet betalen terwijl je daar normaal gesproken tot je dood in blijft wonen? Met stenen kun je geen belasting betalen. Je moet dan die vermogensbelasting betalen door je huis uit te gaan. Dat geldt niet alleen voor AOW'ers met een klein inkomen. Dat geldt voor alle AOW'ers, want die staan voor die vraag.

De voorzitter:

Meneer Rosenmöller, een kort antwoord graag.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U fixeert zich heel erg op de ouderen, dat begrijp ik best. Maar er zijn ook niet-ouderen met een eigen woning. Het gaat mij erom dat er niet aan te ontkomen is dat wij — overigens ook een pleidooi van de president van de centrale bank — het eigen huis betrekken bij de discussie over het belasten van vermogen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Uiteraard heb ik ook grote zorgen over de eigen woning van onze kleinkinderen en kinderen. Ik heb er zeven en drie kinderen. Daar maken we ons ook zorgen over. Ik heb het over het eigen huis van iedereen. Het enige is dat als je al heel lang in een huis woont dat je ooit op een of andere manier natuurlijk veel goedkoper hebt gekocht dan de jongeren van nu, dat een heel zware wissel trekt op de belasting die je dan moet betalen. Een fictief rendement van nul, terwijl je wel geacht wordt daar een hoog rendement op te maken want je wordt gewoon belast.

De voorzitter:

Tot slot de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik heb het niet over een fictief rendement, maar over het reële rendement. Ik erken met de heer Van Rooijen dat er allerlei gevoeligheden zitten aan het belasten van het eigen huis op de een of andere manier. Ik hoop alleen ook dat u erkent dat niks doen een evidente onrechtvaardigheid is ten opzichte van het belasten van arbeid.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt. U heeft nog twee minuten overigens, inclusief uw tweede termijn.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik heb nog één punt en dan ga ik afronden. Mijn laatste punt is de jeugdzorg. Ik zal dat kort doen. We kennen de geschiedenis van de decentralisatie met de bezuiniging. We kennen de problemen die daar vervolgens in de uitvoering bij zijn komen kijken. We weten hoeveel geld de gemeenten daaraan hebben besteed de afgelopen jaren vanaf 2015. We kennen het conflict met het kabinet en de vorige staatssecretaris. We hebben gezien dat er een arbitrage-uitspraak is van de Commissie van Wijzen. We hebben gezien dat de gemeenten bereid zijn om dat te omarmen, met extra geld maar ook met de noodzakelijke hervorming. De staatssecretaris in het vorige kabinet, Paul Blokhuis, zei: "Dat is een zwaarwegend advies". Wat het kabinet nú doet is daarbovenop nog eens een keer oplopend 500 miljoen structureel bezuinigen op de jeugdzorg. Dat vind ik een van de grote omissies in dit coalitieakkoord. Ik doe een dringend beroep, en anders moet dat per motie, om het kabinet te bewegen hiervan af te zien. Want kwetsbare jongeren hebben als het nodig is recht op snelle en kwalitatief hoogwaardige jeugdzorg.

Ik rond af, voorzitter. De agenda van de toekomst neemt wat ons betreft afscheid van het neoliberale project zoals we dat de afgelopen tientallen jaren gezien hebben, waarbij de markt het moest doen, de overheid het probleem was, de publieke sector ineffectief was en de politiek te dominant was. Dat was zo ongeveer de samenvatting. Wat het ons bracht, was eigenlijk dat de klimaatcrisis werd genegeerd, de kansenongelijkheid werd gecreëerd en er nu vervolgens een heleboel moet worden gerepareerd. Dat is dan Rutte IV, dat eigenlijk reparatie moet doen ten opzichte van Rutte I, II en III. Ik zeg erbij: het coalitieakkoord biedt een aantal kansen op dat terrein. Dus als de minister-president er nu toch nog zit, dan zou ik hem willen zeggen: gríjp die kans, pák de leiding, zórg ervoor dat die thema's waar we het over gehad hebben, die duurzame transitie, op een rechtvaardige manier met die algemene beginselen gericht op het herwinnen van het vertrouwen van mensen gaat gebeuren. Zet daar de komende drie jaar je volledige kapitaal voor in; dan kun je met een opgeheven hoofd het Torentje verlaten. Want laten we eerlijk zijn, premiers die het Torentje verlaten en dáárna het licht zien, hebben we al genoeg.

Ik wens het kabinet heel veel succes en alles wat in deze richting komt, zullen wij steunen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan is nu het woord aan mevrouw Jorritsma namens de fractie van de VVD.