Verslag van de vergadering van 21 februari 2022 (2021/2022 nr. 18)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.41 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Dat is een unicum, kan ik wel zeggen. Welkom aan de minister. Gefeliciteerd nog.
Voorzitter. Ik heb de eer het woord te mogen voeren namens de fracties van de VVD, het CDA, de PvdA, de ChristenUnie, 50PLUS, de OSF en natuurlijk mijn eigen GroenLinks. De fractie van D66 spreekt later, maar ik heb begrepen dat ook zij dit verhaal ondersteunt.
Voorzitter. Vandaag spreken we over de goedkeuring van de vierde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Een verlenging die ziet op de periode 1 december 2021 tot 1 maart 2022. We spreken dus over deze verlenging op een moment dat de wet nog een week geldt. We moeten constateren dat er geen winst is geboekt ten opzichte van de vorige verlenging. Ook over die verlenging spraken we een week voordat de periode waarvoor deze gold voorbij was. Ondanks alle goede bedoelingen en toezeggingen is het niet gelukt de zeggenschap van deze Kamer betekenisvol te laten zijn, laat staan bepalend. De fracties namens welke ik het woord voer, betreuren dit. Hoewel niet al onze fracties even enthousiast zijn over de precieze uitwerking, waarderen zij het initiatief dat in de Tweede Kamer is genomen om zowel de Eerste als de Tweede Kamer bij een eventuele volgende verlenging daadwerkelijk bepalende zeggenschap te geven door middel van een zware voorhangprocedure.
Voorzitter. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 maakt het mogelijk verregaande beperkingen op te leggen aan de inwoners van Nederland en de BES-eilanden. De wet maakt het mogelijk maatregelen te treffen die ingrijpen in de grondrechten van bewoners. Ik noem het recht op onderwijs, het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waaronder het recht op contact met andere mensen, het recht op eigendom van ondernemers, het recht op de beleving van religie, het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op privacy. Deze opsomming is niet uitputtend. En ja, deze rechten mogen worden ingeperkt als daar een wettelijke basis voor is en deze inperking noodzakelijk en proportioneel is. Die noodzaak kan aanwezig zijn omdat andere grondrechten, zoals het recht op leven en het recht op gezondheid, alleen met die inperking gewaarborgd kunnen worden.
De fracties namens welke ik het woord voer, zijn van oordeel dat de noodzaak om grondrechtbeperkende maatregelen te kunnen treffen ter bestrijding van de COVID-19-pandemie in ieder geval tot voor kort aanwezig was en dat de maatregelen die in de wet zijn opgenomen noodzakelijk en proportioneel zouden kunnen zijn. Ik zeg "tot voor kort", want nu is besloten het merendeel van de maatregelen niet meer te verlengen, is de vraag aan de orde wat dat betekent voor de verlenging van de wettelijke grondslag van de desbetreffende maatregelen. Bij de beoordeling van deze vraag moet vooropstaan dat de Twm een tijdelijke wet is. Niet alleen de beperkende maatregelen moeten worden opgeheven zodra ze niet langer noodzakelijk en proportioneel zijn, ook de tijdelijke wettelijke grondslag voor die beperkingen dient te verdwijnen als de noodzaak daarvoor niet meer hard te maken is.
Naar het oordeel van onze fracties naderen we dat punt snel voor de gehele Twm en hebben we dat punt voor sommige maatregelen wellicht al bereikt. Wat onze fracties betreft ligt het dus niet voor de hand om alle bepalingen van de Twm per 1 maart te verlengen, maar zal deze verlenging beperkt moeten worden tot de grondslag voor de hoogstnoodzakelijke maatregelen, bijvoorbeeld alleen die maatregelen die na 25 februari aanstaande van kracht blijven.
Voorzitter. Vanuit deze Kamer is in ieder debat dat is gevoerd over de aanpak van de coronacrisis met klem aangedrongen op een langetermijnvisie, niet alleen voor wat betreft de directe bestrijding van de pandemie of de inrichting van het zorgstelsel, maar ook voor wat betreft deugdelijke wet- en regelgeving op basis waarvan maatregelen kunnen worden genomen die de grondrechten van burgers beperken. Wetgeving, waarin duidelijke criteria zijn opgenomen ten aanzien van de weging van de noodzaak en de proportionaliteit van maatregelen. Wetgeving, waarin is vastgelegd hoelang maatregelen mogen duren en wanneer ze moeten vervallen. Wetgeving, waarin de democratische controle van en zeggenschap over grondrechtbeperkende maatregelen is verankerd.
Keer op keer kregen we de verzekering dat hieraan werd gewerkt en de toezegging dat we de plannen daarvoor tegemoet konden zien. Die zouden komen in september, in december, in januari, in februari. Het laatste bericht is dat we in maart een doorkijk naar een langetermijnstrategie zullen ontvangen. In de brief hierover van 8 februari wordt overigens met geen woord gerept over de aanpassingen in de wet- en regelgeving om deze pandemie- en grondrechtenbestendig te maken. Onze fracties zijn hier niet over te spreken. Namens onze fracties wil ik de minister vast meegeven dat we iedere verdere verlenging van de Twm zullen beoordelen op de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit op dat moment. Dat de regering heeft verzuimd tijdig permanente wetgeving voor te bereiden, maakt niet dat we de Twm zullen blijven goedkeuren "voor het geval dat". "Voor het geval dat" is namelijk onvoldoende om noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit te kunnen aannemen.
Voorzitter. Om deze woorden kracht bij te zetten, dien ik mede namens een groot aantal woordvoerders een motie in.
De voorzitter:
Door de leden De Boer, Van der Voort, Meijer, Recourt, Verkerk en Arbouw wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het verloop van de pandemie het rechtvaardigt om de goedkeuring voor de periode 1 december 2021 tot 1 maart 2022 niet te onthouden;
constaterende dat de pandemie in een volgende fase is beland waarbij er op dit moment nauwelijks gebruikgemaakt hoeft te worden van de mogelijkheden die de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 biedt;
constaterende dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een tijdelijke wet is en definitieve wetgeving door het kabinet is toegezegd;
spreekt uit dat de vijfde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, die de periode 1 maart 2022 tot 1 juni 2022 betreft, door deze Kamer slechts dan kan worden goedgekeurd mits in het licht van een ongewijzigd gunstig beloop van de pandemie de verlenging zich beperkt tot basismaatregelen zoals afstand, mondkapjes, ventilatie en hygiëne en daarnaast de hoofdlijnen van een definitieve wetgeving bekend zijn, en roept de regering op daarmee rekening te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter E (35979).
Bent u aan het eind van uw eerste termijn?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja.
De heer Van Hattem i (PVV):
Mevrouw de Boer, die spreekt namens GroenLinks, VVD en CDA, is uiterst kritisch op de wet. Ze kijkt nu ook duidelijk naar de grondrechten. De PVV heeft dat van het begin af aan gedaan. Maar ik hoor u nu zeggen: we moeten gaan afwegen of we dit in de toekomst nog wel kunnen steunen. Maar ja, die vijfde verlenging ligt, als het op dezelfde leest verdergaat als tot nu toe, misschien pas ergens in mei in deze Kamer. Ondertussen heeft u zelf de sleutels in handen door morgen tegen deze wet te stemmen, deze wet weg te stemmen, en daarmee deze disproportionele maatregelen aan de kant te zetten. Waarom zou u met een kanon op een mug blijven schieten door deze zwaarwegende noodwetgeving in stand te houden voor een beperkt aantal maatregelen en adviezen die u zelf omschrijft? Waarom dit zware middel blijven inzetten, terwijl u de wet zelf morgen aan de kant kunt zetten?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik kan in antwoord op deze vraag natuurlijk alleen maar namens mijn eigen fractie spreken en niet namens de andere fracties. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij dat hebben overwogen. Maar we zijn van oordeel dat het nog net een stap te vroeg is om alle maatregelen op dit moment aan de kant te zetten. Er blijft weinig over, maar voor ons valt de weging nog net de kant op van het goedkeuren van deze verlenging, maar een volgende zullen wij, als die gelijkluidend is, niet steunen.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar dan wordt dus met deze tijdelijke spoedwet nog steeds een zwaarwegend middel in stand gehouden dat diep ingrijpt in de democratische samenleving en in grondrechten, en dat voor zulke beperkte maatregelen — althans in de woorden van de spreker zelf "beperkte maatregelen" — die worden beoogd voor de komende tijd? Waarom dan toch dit zware middel blijven inzetten? Wat is daar volgens in ieder geval GroenLinks proportioneel aan?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Kijk, wij oordelen natuurlijk over de vorige verlenging, en die vonden wij zeker nog proportioneel en op dat moment noodzakelijk. De vraag rijst bij de volgende verlenging. Ja, je kunt het het kabinet kwalijk nemen — dat doen wij ook, als u naar mijn tekst heeft geluisterd — dat ze er niet voor gezorgd hebben dat er permanente wetgeving is gekomen. Wij weten nog niet met welk voorstel het kabinet zal komen voor de volgende verlenging. Wij hopen dat wat we het kabinet vandaag meegeven, daarop nog van invloed zal zijn. In dat geval zijn wij daar wel voor. Wij zeggen niet dat pertinent alle maatregelen nú van tafel moeten.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Wij weten nog niet wat het voorstel zal zijn.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik kan twee dingen vaststellen. Dat er nu een rol bij de Eerste Kamer wordt neergelegd die eigenlijk niet der Eerste Kamer is, namelijk om hier een bepaalde mate aan initiatief te nemen. Het initiatiefrecht hebben wij in feite niet. Dat ten eerste. Maar als u zegt: wij willen onze rol kunnen pakken, dan is dat heel simpel: stem morgen gewoon die wet weg, zet er een streep door en laat het kabinet maar komen met maatregelen die we vervolgens op hun merites kunnen beoordelen. Als u uw taak serieus neemt als Eerste Kamerlid, dan zeggen we gewoon morgen: afgelopen, dit is niet meer noodzakelijk, we laten de maatregelen los en dus ook deze wet. Is dat dan niet gewoon de beste, de makkelijkste en ook de staatsrechtelijk meest zuivere weg?
De voorzitter:
Mevrouw De Boer, nog een kort antwoord graag.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
De makkelijkste ja, maar de staatsrechtelijk meest zuivere, daar ben ik het niet met u eens. Als er dan namelijk maatregelen genomen móéten worden, zouden we terug moeten keren naar noodmaatregelen. Dat is rechtsstatelijk niet te verkiezen.
De heer Janssen i (SP):
Ik heb een vraag aan mevrouw De Boer, namens GroenLinks uiteraard, over de motie die wat breder gaat. Ik meende te horen dat zij het had over maatregelen. Is zij het met mij eens dat het bij de maatregelen die zij noemde, alleen moet gaan om maatregelen die verplicht worden opgelegd, maar dat adviezen of dringende adviezen daar niet onder zouden moeten vallen?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dat klopt. Het gaat alleen om basismaatregelen die genomen moeten kunnen worden als daar noodzaak voor is, waarvan wij allemaal hopen dat dat niet meer gaat gebeuren. Maar geen dringende adviezen.
De heer Janssen (SP):
Geen dringende adviezen ...
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Wat ons betreft in elk geval.
De heer Janssen (SP):
... zoals het dragen van een mondkapje of als de 1,5 meter niet verplicht zouden zijn, maar alleen een dringend advies? Alle dringende adviezen horen daar dus niet meer in thuis?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Die horen niet in de Twm thuis.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is nu het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV. Ik wijs de leden er volledigheidshalve nog op dat we in tegenstelling tot de eerdere planning direct aansluitend aan deze termijn, de eerste termijn zullen doen van de Wijziging Wet publieke gezondheid (35401), die eigenlijk ná de dinerpauze was gepland. Dat geldt voornamelijk voor de sprekers: de heer Otten, de heer Nicolaï en mevrouw Faber.
Dan is nu het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.