T03383

Toezegging Bij berechting in regio landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf (35.934 (R2158))



De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks) , toe om na te gaan of er een andere afweging wordt gemaakt omtrent de intrekking van het Nederlanderschap, wanneer er bij berechting in de regio gebruik wordt gemaakt van de doodstraf.


Kerngegevens

Nummer T03383
Status voldaan
Datum toezegging 22 februari 2022
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen doodstraf
nationale veiligheid
terrorismebestrijding
Kamerstukken Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken (35.934 (R2158))


Uit de stukken

Handelingen I 2021/22, nr. 19, item 18 - blz. 6-7

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

(…)

Ik heb een vraag over berechting in de regio. In het verleden heeft de minister, toen zij nog Kamerlid was, weleens iets gezegd over de doodstraf die in de regio zou worden toegepast op Nederlandse uitreizigers. Ik vroeg me af hoe zij als minister terugkijkt op uitspraken die zij destijds heeft gedaan, ook in het kader van deze wet. Maakt bijvoorbeeld het feit dat iemand de doodstraf kan krijgen bij berechting in de regio, uit voor de afweging die gemaakt wordt tussen hier berechten of het Nederlanderschap intrekken?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk niet dat het relevant is hoe ik als minister terugkijk op uitspraken. Het is relevant hoe ik mijn werk nu doe. Dat zijn twee verschillende verantwoordelijkheden. Als minister zeg ik het volgende. Het huidige kabinet heeft gezegd, wat in het coalitieakkoord heel duidelijk staat: wat betreft de aanpak van terroristen hebben we exact hetzelfde beleid als het vorige kabinet. Dat is heel helder. Dat is ingezet op voorkomen van terugkeer, waar mogelijk, en het realiseren van berechting aldaar, waar mogelijk. Mevrouw Veldhoen weet dat het kabinet toen en nu altijd heeft gezegd, en ik neem aan in Nederland altijd zal blijven zeggen: wij zijn absoluut niet voor de doodstraf. Dat betekent dat wij, als wij het met landen hebben over berechting daar, tot en met rechtshulpverzoeken, uitlevering, maakt niet uit, altijd zullen zeggen: de doodstraf erkennen wij niet. Wij zullen er altijd toe proberen te bewegen dat die landen daar afstand van doen. Dat is het proces waar we in zitten. Dus ik ga vanuit mijn rol als minister van Justitie en Veiligheid namens Nederland, natuurlijk ook naar de regio, die gesprekken aan. Ik zal ertoe proberen te bewegen dat daar iets wordt opgezet waarvan wij kunnen zeggen: het is goed dat daar berecht wordt. Daar zal de doodstraf geen onderdeel van zijn, want dat zal Nederland nooit kunnen steunen. Dat is mijn rol als minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:

Mevrouw Veldhoen, tot slot.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Ik ben blij om dat te horen. Maar betekent dat dan ook concreet het volgende? Stel dat het Openbaar Ministerie zegt "wij willen graag hier opsporen en vervolgen" en het is aannemelijk dat als iemand in de regio wordt berecht, diegene de doodstraf opgelegd zou kunnen krijgen. Is het zo dat dan die intrekking niet plaatsvindt en het primaat bij het Openbaar Ministerie terechtkomt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat zijn dingen die volledig los van elkaar staan. Het OM adviseert. Op een gegeven moment wordt het Nederlanderschap wel of niet ingetrokken. Dan nog kan het OM vervolgen. Je kunt dan nog steeds, zoals we ook eerder zeiden — ik heb verschillende leden dat ook horen zeggen — tijdelijk daarvan afwijken en zeggen: diegene kan hier berecht worden. Dus al die elementen bestaan.

De voorzitter:

Mevrouw Veldhoen, tot slot. Voortaan zijn er twee vragen in dit debat, vanaf nu.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

De laatste keer; ik heb een hele korte vraag. Ik stel de vraag maar even open. Is het dan zo dat intrekking niet plaatsvindt als er het risico is dat iemand in de regio de doodstraf opgelegd krijgt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan is het op een individueel niveau. Ik kan even nagaan of dat een expliciete afweging is, of we dat ook op dat niveau weten. Het zijn natuurlijk ook vaak mensen die daar nog in detentie zitten, of waarbij op een andere manier aan het dossier wordt gewerkt. Ik zei net richting de heer Dittrich: er worden wel mensen veroordeeld, maar het is niet zo dat dat in zo'n tempo gaat dat we denken "dan komen alle verdachten in ieder geval voor een rechter binnen afzienbare tijd". Dat laatste zou ieders voorkeur hebben, denk ik. Dus ik kan even vragen of dat op die manier een afweging is en of we dat überhaupt zo concreet weten.


Brondocumenten


Historie