Verslag van de vergadering van 17 mei 2022 (2021/2022 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.33 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. De enige coronamaatregel die op dit moment nog geldt, de mondkapjesplicht op de Nederlandse luchthavens, vervalt per 21 mei. Dat is natuurlijk iets om blij mee te zijn. Ruim twee jaar lang ging de wereld, ging Nederland, gebukt onder zowel een pandemie die leidde tot veel doden en zieken als de verregaande beperkingen die het gevolg waren van de maatregelen die nodig waren om deze pandemie te bestrijden. Dit alles lijkt nu voorbij. Er kan weer worden gewerkt, gereisd, geknuffeld, gefeest en geleefd.
Maar niet iedereen kan feesten. Voor velen zijn de gevolgen van corona en van de maatregelen nog dagelijks voelbaar, omdat ze long covid hebben, omdat de economische steun toch niet voldoende was om de sluiting van hun onderneming te boven te komen of ze deze steun niet kregen, omdat ze een cruciale fase in hun ontwikkeling gemist hebben, of omdat ze die tijd achter een scherm doorbrachten in plaats van met klas- of studiegenoten. We weten ook niet hoelang de vreugde zal duren. Het coronavirus is nog onder ons en er zullen zeker weer besmettingsgolven volgen. We weten alleen niet precies wanneer en hoe ziekmakend dit zal zijn.
Voorzitter. U memoreerde het al: in juli hebben we een breed debat over de corona-aanpak. Dan zullen we in de volle breedte terugkijken op het gevoerde beleid en vooruitkijken naar de toekomstige aanpak. Het zal dan gaan over de preventie, de capaciteit van de zorg en de overheidscommunicatie, om maar een paar punten te noemen. De Tweede Kamer voert dat debat over de langetermijnstrategie deze week al. Dat is hard nodig, als ik afga op de zorgen die deskundigen hier gisteren over hebben geuit en — ik kan het toch niet anders noemen — het afschuiven van verantwoordelijkheid door de minister.
Wij concentreren ons vandaag op de goedkeuringswet van de vijfde verlenging van de Twm en, in het verlengde daarvan, op het voorgehangen besluit voor de zesde verlenging. In dat verband herhaal ik nog een keer dat de enige coronamaatregel die op dit moment nog geldt, de mondkapjesplicht op de Nederlandse luchthavens, per 21 mei vervalt. Dit betekent dat de Twm vanaf 21 mei een volledig lege wet is, waarop geen enkele maatregel meer is gebaseerd. Niets illustreert beter dan dit dat er op dit moment geen enkele noodzaak meer is voor de Twm.
Voorzitter. We hebben het in deze Kamer heel vaak gememoreerd: een tijdelijke wet die het mogelijk maakt om verregaand in te grijpen in de grondrechten van burgers moet voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium, niet alleen op het moment dat deze wet wordt ingevoerd, maar ook bij iedere verlenging. We hebben ook eerder gezegd dat het achter de hand houden van een wet voor het geval dat, voor de zekerheid, niet voldoende is om aan dit noodzakelijkheidscriterium te voldoen. Nu de noodzaak voor de wet, voor enige maatregel, op dit moment ontbreekt, zijn we feitelijk uitgepraat. Je kunt niet anders dan constateren dat er op dit moment niet wordt voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium.
Voorzitter. Ik kan de minister bijna horen denken: ja, maar er is in deze Kamer toch een motie-De Boer aangenomen die ons vroeg de maatregelen te beperken tot de basismaatregelen; en dat hebben we toch gedaan, weliswaar niet bij de vijfde maar dan toch wel bij de zesde verlenging? En: ja, maar diezelfde motie vroeg toch om zicht op de hoofdlijnen voor permanente wetgeving, en die hoofdlijnen hebben we toch uiteengezet? Ik moet toegeven dat, hoewel op punten nog best te discussiëren valt over wat wel en niet de basismaatregel is en of de hoofdlijnen voor de permanente wetgeving concreet genoeg zijn, de minister ontegenzeggelijk stappen heeft gezet om tegemoet te komen aan wat er in de motie-De Boer gevraagd werd. Maar de tijd heeft niet stilgestaan. En, zoals gezegd, we mogen en we moeten constateren dat er op dit moment, anders dan drie maanden geleden, geen enkele noodzaak meer is voor het voortbestaan van de Twm. Ik herhaal nog maar eens: zonder noodzaak geen tijdelijke wet en zonder noodzaak geen verlenging van een tijdelijke wet.
Maar ja, wat als het virus weer opleeft en er alsnog beperkende maatregelen nodig zijn? Dat kan helaas. Het kan ook zo zijn dat dat gebeurt voordat we een degelijke permanente wet hebben. We mogen hopen dat we die in september in de Tweede Kamer krijgen. En ja, dat kan ook betekenen dat er op enig moment weer wel een noodzaak kan ontstaan voor een tijdelijke wet. Dat is echter geen reden om de Twm nu te handhaven. Als de wet niet wordt verlengd, is de tekst ervan niet weg. Als er opnieuw een noodzaak ontstaat, is het heel wel mogelijk dat er binnen enkele weken een nieuwe Twm tot stand komt. Als de noodzaak echt weer ontstaat, zullen zowel de Raad van State als de Tweede en de Eerste Kamer ongetwijfeld hun verantwoordelijkheid nemen.
Voorzitter. Ik heb geen vragen aan de minister gesteld, maar ik ben vanzelfsprekend wel benieuwd naar zijn reactie en met name zijn reflectie op het noodzakelijkheidscriterium in relatie tot deze tijdelijke wet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag voor u van de heer Van der Voort.
De heer Van der Voort i (D66):
Ik wilde vragen of mevrouw De Boer toch nog iets meer kan zeggen over die noodzakelijkheid. Het is naar mijn mening wel zo dat de WHO nog steeds vindt dat er een pandemie gaande is. Hoe weegt zij dat argument in die noodzakelijkheid?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
De noodzakelijkheid ziet niet op de vraag of er beleid gevoerd moet worden. Ja, het is heel noodzakelijk dat er beleid gevoerd wordt om deze pandemie in te perken. We moeten werken aan preventie, we moeten werken aan de communicatie van de overheid en aan gedragsbeïnvloeding. Dus er moet heel veel gebeuren. De vraag is of de maatregelen waarop de wet ziet noodzakelijk zijn en die zijn op dit moment niet noodzakelijk.
De heer Van der Voort (D66):
Mijn inschatting is — maar we moeten dat van de minister horen — dat de eerste tranche van de aanpassingen van de Wpg grosso modo overeen zullen komen met die zesde verlenging en het koninklijk besluit dat die artikelen beschrijft. Zou het dan niet logisch zijn om die zesde verlenging te hebben en als het ware naadloos over te laten gaan in de definitieve Wpg? Graag krijg ik daarop van mevrouw De Boer nog een toelichting.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik begrijp dat u de vraag stelt. Twee dingen daarover. Het zal niet bij een zesde verlenging blijven. Als het wetsvoorstel voor 1 september bij de Kamer wordt ingediend, zal er zeker ook nog een zevende verlenging nodig zijn. Ik herhaal nog een keer: ik vind echt dat we, zeker ook in deze Kamer, op de, ik noem het maar, wetgevingshygiëne moeten letten. Als we een tijdelijke wet hebben, is dat een tijdelijke wet en dan moet je die toetsen aan het noodzakelijkheidscriterium. Als wij het pad opgaan dat we een tijdelijke wet maar in stand moeten houden omdat er mogelijk een permanente wet komt die gelijkluidend is, ben ik van oordeel dat we dan de verkeerde weg opgaan, dat we dan niet doen wat we hier moeten doen.
De heer Van der Voort (D66):
Blijft mevrouw De Boer dat oordeel houden als ze zich realiseert dat dat ook een risico in zich houdt, omdat het virus zich grillig gedraagt en de pieken toch opeens onverwacht naar voren kunnen komen, ook indachtig het advies van de Raad van State hierover?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik zie de Raad van State daar een beetje zwabberen. Bij de vorige verlenging gaven ze de waarschuwing "dit is de laatste keer" en nu zijn ze daar wat twijfelend over.
Even kijken, uw eerste vraag ging over de grilligheid. Ik heb dat al gezegd. Ja, natuurlijk kan het virus weer opleven. Maar ik heb al gezegd dat de tekst van die wet niet weg is. Dat hebben we laten zien in de Tweede Kamer en ook in de Eerste Kamer met de eerste ronde van de spoedwetgeving. Als het echt nodig is en als weer wordt voldaan aan dat noodzakelijkheidscriterium, kunnen we snel handelen.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):
Even terug naar het begin van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. De reden was niet alleen het kunnen treffen van maatregelen, maar het was ook inderdaad vooral de systematiek in de wet op basis waarvan we die maatregelen kunnen nemen. Het had vooral ook te maken met de democratische legitimatie. Bent u niet bang dat als we de Twm niet verlengen … Stel dat de nood aan de man komt. U geeft aan dat we de regels hebben liggen en dat we binnen een paar weken kunnen verlengen. Maar stel dat je die paar weken tijd niet hebt en echt met spoed maatregelen moeten kunnen nemen, vindt u dan niet dat we in ieder geval met de Twm dat slot op de deur hebben van de Tweede Kamer? De Tweede Kamer kan namelijk bij het weer aanzetten van de maatregelen bij iedere maatregel de proportionaliteits- en noodzakelijkheidsafweging maken en vervolgens zeggen dat ze het niet proportioneel of noodzakelijk vindt op dat moment en de maatregel tegenhouden. Dit versus het feit dat als we dat instrumentarium niet meer hebben, als de Twm vervalt, we in het geval van de opleving van een crisis moeten terugvallen op de noodverordeningen.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik wil daar twee dingen over zeggen. Het ene is het juridisch-rechtsstatelijke. Wij hebben de vorige keer gezegd, ook mevrouw De Bruijn-Wezeman, dat een tijdelijke wet geen wet is voor het geval dat. Een tijdelijke wet is een wet die je op dat moment nodig hebt. Het andere is dat we nu niet in dezelfde situatie zitten als in het voorjaar van 2020. Wij kunnen beter dan toen golven zien aankomen. We zijn beter voorbereid op hoe dat in de zorg geregeld moet worden. Dus de situatie dat we binnen een week van geen maatregelen naar een lockdown zullen moeten, zie ik niet gebeuren. Het tweede is dat het ook maar de vraag is of dwingende rechterlijke maatregelen, dus de maatregelen op grond van de Twm, nu werkelijk de meest effectieve maatregelen zijn, maar dat zal een evaluatie moeten uitwijzen. Ik heb gisteren met een half oog de deskundigen in de Tweede Kamer gevolgd en uit alles blijkt dat gedragsadviezen veruit het effectiefst zijn. Of daar wel of niet een sanctie op staat, voegt daar heel weinig aan toe. Dus zorg dat je op het moment dat er een golf zou komen, de capaciteit van de zorg op orde hebt, zorg dat je mensen weer thuis kunt laten werken. Over die zorgcapaciteit maak ik mij heel grote zorgen, maar bijvoorbeeld het thuis kunnen werken en zorgen dat je heel veel dingen op afstand kan doen hebben we veel beter geregeld dan bij een vorige keer. Dan kom je heel ver met gedragsadviezen en een spoedwetgevingstraject.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Het klopt dat wij inderdaad ook onze vraagtekens bij de tijdelijkheid van de wet hebben gezet. Wij vinden inderdaad ook dat er permanente wetgeving moet komen om een aantal argumenten dat u net heeft genoemd. Wij willen gewoon meer weten hoe die effectiviteitsafweging plaatsvindt. Maar goed, de afweging die wij ook maken is het slot op de deur van de Tweede Kamer versus het laten vervallen en dan weer terugvallen op noodmaatregelen. Dat is wel degelijk een overweging waar mijn fractie nog actief naar kijkt.
De voorzitter:
Daar heeft u straks uw termijn voor. Mevrouw Prins.
Mevrouw Prins i (CDA):
Ik had nog wel even een vraag aan mevrouw De Boer. U gaf aan dat u de wetstechnische hygiëne juist in deze Kamer van groot belang vindt. Ik denk dat we het daarover met elkaar eens zijn. De vraag is alleen wel naar het proces aan de ene kant versus het resultaat aan de andere kant dat in het land kan optreden. Is de hygiëne op het gebied van de wetstechnische tactiek belangrijker dan het feit dat we straks met een risico komen te zitten? Er is namelijk weer een dreiging.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Het is geen absolute afweging. Ik begrijp bijvoorbeeld van mevrouw De Bruijn dat de VVD die afweging anders maakt. Maar een mogelijke dreiging in de toekomst vind ik echt niet genoeg voor die afweging, zeker omdat, zoals ik ook heb aangegeven, er ook een traject mogelijk is waarbij je weer wel sneller wetgeving hebt staan. Ik vrees dat ik mezelf ga herhalen. Wij wegen op dit moment het ontbreken van de noodzakelijkheid echt als allerzwaarste.
Mevrouw Prins (CDA):
Regeren is vooruitzien, dus ook kijken welke risico's je loopt en hoe je daarmee om kan gaan, wetende dat al een dreiging is in Afrika en dat daar ook al behoorlijke signalen vandaan komen die ons niet vrolijk maken. De conclusie die ik trek is dat dat voor u minder zwaar weegt dan de wetstechnische hygiëne.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Nee, dan parafraseert u mijn woorden wel heel erg. Ik zeg dat het een weging is, waarbij wij natuurlijk kijken naar de risico's. Was regeren maar wat meer vooruitzien, dan hadden we nu de definitieve wet gehad en dan was er werk gemaakt van capaciteit in de zorg, van goede preventiemaatregelen en was er op alle scholen ventilatie. Dus u kunt mij niet het verwijt maken dat er niet vooruit wordt gekeken. Dan moet u echt kijken naar degene die regeert.
Mevrouw Prins (CDA):
Nee, ik maak u dat verwijt niet. Ik doe gewoon een observatie. Het verwijt dat wij vinden dat de regering in dezen gewoon te traag is geweest hebben we ook samen in een gezamenlijke motie uitgesproken. Dat klopt.
De heer Nicolaï i (PvdD):
De coalitie op een rijtje heeft nu mevrouw De Boer vragen gesteld omdat ze kennelijk de bui al voelen hangen dat de verlenging er niet in zit. Onze fractie is het helemaal eens met mevrouw De Boer. Naar aanleiding van wat er van de kant van de coalitiepartijen naar voren is gebracht zou ik mevrouw De Boer nog iets willen vragen. Ik hoor de heer Van der Voort van D66 zeggen dat er risico's zijn. Is het niet zo dat, als we Marion Koopmans volgen, die risico's zich zullen blijven voordoen met allerlei andere ziektes? We hebben het over de vogelgriep gehad, over muggen enzovoort. Bent u het met onze fractie eens dat die risico's er überhaupt zijn, maar dat dat niet voldoende is en dat — ja, regeren is vooruitzien — de bal bij de regering lag om met een fatsoenlijke wet te komen?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja.
De voorzitter:
Goed, dank u wel. Ik zie toch nog een vraag voor u van de heer Verkerk.
De heer Verkerk i (ChristenUnie):
De heer Nicolaï heeft mij uitgenodigd om als coalitiepartner ook nog iets te zeggen.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Misschien kunt u dat straks bij de heer Nicolaï doen. Ik beantwoord uw vragen graag, maar ik heb een beetje het idee dat het nu over mijn hoofd heen gaat.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Nee hoor, want ik heb een vraag aan u. Wat ik een beetje bijzonder vind: toen wij half februari met elkaar als Kamer de motie-De Boer aannamen wisten we dat we de vijfde verlenging rond eind mei, begin juni zouden bespreken, in ieder geval in die periode. We weten ook dat in de zomer altijd de invloed van het virus veel en veel minder is. Hoe kijkt u vanuit dat oogpunt naar die motie-De Boer? Was die toen eigenlijk wel nodig geweest als we nu toch zeggen — als u dat in ieder geval zegt — dat het niet noodzakelijk meer is?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Zoals ik zei, heeft de situatie natuurlijk niet stilgestaan. In februari hadden wij nog een aantal maatregelen meer, die wij op dat moment ook noodzakelijk vonden. Ook toen was er het risico van nieuwe virusvarianten waardoor er mogelijk weer maatregelen zouden moeten worden genomen. Vorig jaar waren er in de zomer ernstige maatregelen nodig. Op dat moment was de situatie dus echt anders dan dat zij nu is. We hadden maatregelen, dus: ja, er was een noodzaak voor maatregelen. Die noodzaak zien wij nu gewoon echt niet meer. Ik weet niet of u die wel ziet in de huidige situatie.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik kan me voorstellen dat u dat zegt, maar als regeren vooruitzien is, moeten we ook op dat punt vooruitzien. Toen hadden wij een hoogtepunt met omikron. We wisten dat de ziektelast laag was. We wisten dat we gauw tot een zekere natuurlijke immuniteit zouden komen. Vanuit dat oogpunt hadden we gewoon kunnen zeggen: de motie-De Boer is overbodig, behalve als het gaat om de wens voor permanente wetgeving.
De voorzitter:
Ik hoor opnieuw geen vraag. U had dit ook in uw termijn kunnen zeggen.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Van der Voort, heeft u nog een vraag?
De heer Van der Voort (D66):
Ik zou toch nog een tweede interruptie willen doen. Dat punt van de noodzakelijkheid puzzelt me. Er is natuurlijk heel veel wetgeving en ook binnen de Wpg zijn er allerlei artikelen die juist gaan over de situatie dat als zich misschien een keer een infectie hier of daar voordoet, er wetgeving is om daarmee aan de gang te gaan. Dus ik begrijp niet helemaal de argumentatie dat een wet niet noodzakelijk is omdat er op dit moment geen grote golf aan besmettingen is die maatregelen behoeft.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dat zit hem in de tijdelijkheid van de wet. Dit is een tijdelijke wet en daarvoor geldt dat noodzakelijkheidscriterium.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan bent u daarmee eindelijk aan het einde gekomen van uw eerste termijn. Ik geef het woord aan de heer Janssen van de SP.