Verslag van de vergadering van 24 mei 2022 (2021/2022 nr. 29)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.43 uur
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik om te beginnen even mijn excuses maken voor de verwarring die ik heb veroorzaakt door mij te laat in te schrijven voor dit debat. Excuus. Ik ga mijn leven beteren. Ik zie u kijken en denken "dat zeggen ze wel vaker in Den Haag", maar ik zal u een sms'je sturen. Ik zal inderdaad mede namens de Partij van de Arbeid het woord voeren.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel betreft de nationale invoering van een EU-richtlijn uit 2018 die ziet op de uitbreiding van het bestaande systeem van GvO's, garanties van oorsprong. Dat systeem bestaat al jaren voor elektriciteit, warmte en groen gas, en wordt met deze implementatiewet uitgebreid naar andere gassen. Het uiteindelijke doel van dit systeem en de onderhavige uitbreiding is dat de energietransitie zo spoedig mogelijk verloopt. Daarvoor is transparantie nodig op de hernieuwbare-energiemarkt opdat afnemers zeker weten dat de ingekochte energie een hernieuwbare oorsprong heeft. Die GvO's hebben ook nog een prijs op de markt. Dat allemaal zou volgens de theorie een extra impuls kunnen geven aan de businesscase van hernieuwbare productie.
Zoals gezegd wordt de werking van het GvO-systeem met dit wetsvoorstel verbreed naar andere gassen, zoals groene waterstof, zodat zeker gesteld kan worden dat de productie hiervan CO2-vrij is. Grosso modo so far, so good wat betreft de fracties van GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Strikt genomen wordt hiermee een reeds lang aanvaarde richtlijn omgezet in nationale wetgeving. Het politieke besluit is al lang en breed genomen en daarmee is deze implementatiewet nodig, zo niet onvermijdelijk. Bovendien is er voor mijn fractie en die van de Partij van de Arbeid een goede reden om met name groene waterstof onder dit systeem te brengen teneinde de door mijn fractie zeer gewenste opschaling van de groenewaterstofproductie in Nederland en daarbuiten van een bestendig kader te voorzien.
Voorzitter. Dat roept meteen een eerste vraag op aan de minister. Het wetsvoorstel spreekt over "andere gassen". Welke zijn dat? Welke komen onder de werking van deze uitbreiding te vallen? Dat luistert wat betreft mijn fractie vrij nauw.
Voorzitter. Dan mijn tweede vraag. Ik begrijp dat er destijds in de richtlijn een deadline is afgesproken voor implementatie: 30 juni 2021. We zijn bijna een jaar later. Dat is toch niet wat je wilt? Is dit gewoon een schitterend ongeluk, namelijk de kabinetsformatie, of is er nog iets anders fout gegaan? Ik hoor het graag.
Voorzitter. Ik wil nog enkele opmerkingen maken over het bredere kader. De heer Koffeman heeft dat al heel mooi, treffend en zeer terecht verwoord. Ik heb het over het bredere kader waarin dit relatief bescheiden debat zich afspeelt. De klimaatverandering neemt inderdaad al veel sneller schrikbarende vormen aan. Het tast vandaag de dag al versneld ecosystemen aan en berooft de mondiale samenleving in hoog tempo van de natuurlijke omstandigheden waarop onze welvaart rust. We vreten ons kapitaal in noodtempo op. In bedrijfsmatig opzicht is dat een uiterst onduurzame koers, die leidt tot een faillissement. Dat weten we uit de markt.
We worden opnieuw overspoeld door rapporten en berichten dat het proces van klimaatverandering nu al veel sneller gaat dan ooit gedacht werd en nu al veel meer impact heeft dan in talloze rapportages uit de afgelopen 30 jaar werd ingeschat. Het is terecht dat bijvoorbeeld VN-baas António Guterres steeds zwaardere woorden wijdt aan wat hier aan de orde is. De 1,5 graden, het doel van Glasgow, is al bijna niet meer te halen. We moeten nu stoppen met fossiele productie, maar we doen dat niet. Die 1,5 graden staat al in de boeken. Het is allemaal gefinancierd, maar de oliemaatschappijen gaan door met het aanboren van nieuwe bronnen. We weten dat dat in de komende tientallen jaren gaat leiden tot extra productie waarvoor geen carbon budget is dat correspondeert met 1,5 graden. Hoe groot moet de urgentie nog zijn om veel en veel harder in te grijpen?
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne bevestigt eigenlijk het beeld dat er al lag. De gevolgen daarvan voor voedsel en energie versterken nogmaals de noodzaak om de klimaattransitie maximaal te versnellen dus in de hoogste graad van versnelling te brengen. Het zou best fijn zijn als de minister misschien kort in het kader van het debat daar zijn laatste inzichten over kan delen.
Voorzitter. In dat verband even weer terug naar het wetsvoorstel. In de tekst van de Richtlijn — en zo is dat ook nader toegelicht in de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel — refereert de Europese Commissie aan dat streven om in 2030 dan ten minste 32% van het totale energieverbruik in de Europese Unie uit duurzame bronnen afkomstig te doen zijn. Het oorspronkelijke Nederlandse aandeel was 27%. Dat zou dus nu 32% kunnen worden. Maar ondertussen is die opschaling van ambities en trajecten en de hervorming van het energiesysteem en ons economisch systeem noodzakelijkerwijs in een hoge versnelling gekomen. Denk aan de discussie over Fit for 55, over REPowerEU de afgelopen week van de Europese Commissie enzovoorts. Wat betekent dit nou voor de doelen waarin dit wetsvoorstel gaat landen? Kan de minister ons hier een update over geven? Heeft dit ook nog een materiële betekenis voor de nadere uitwerking van dit GvO-systeem voor andere gassen? Ik vermoed van niet, maar ik check het even bij deze minister.
Voorzitter. Tot slot pak ik de draad op van het debat over dit wetsvoorstel waar de Tweede Kamer in december is geëindigd, dit mede naar aanleiding van de bijdrage van PvdA-woordvoerder Joris Thijssen en de daarop geënte aangehouden motie-Thijssen waarop de demissionaire staatssecretaris van EZK nog een brief stuurde gedateerd 13 december 2021. Het punt van Thijssen, sjoemelstroom, het oneigenlijk gebruik van GvO's, het groenwassen van fossiele stroom, raakt ook voor een deel aan het punt dat zojuist al door de heer Koffeman is benoemd. De nationale handel in en het gebruikmaken van GvO's om nationale doelstellingen te realiseren, terwijl het eigenlijk niet tot extra productie leidt, blijft voor mijn fractie een groot punt van aandacht. De staatssecretaris maakte op 13 december in die brief duidelijk dat de oplossing van Thijssen, een verplichte koppeling tussen GvO's en PPA's, geen directe oplossing zou bieden. De staatssecretaris zei dat er mogelijk wel twee alternatieve routes zijn die nu onderzocht worden: aanpassing van de regels voor het stroometiket en GvO's die zijn gebaseerd op productie op uur- of dagbasis. Wat is hier de laatste stand? Wat gaat deze minister hiermee doen? Wat is het nieuwe kabinet hier van plan? Wordt hiermee nu echt een dam opgeworpen tegen het oneigenlijk gebruik van het GvO-systeem?
Voorzitter, als laatste. Wat ons betreft stuurt deze minister in alles, dus ook met de uitwerking van dit wetsvoorstel, het GvO-systeem voor andere gassen, op een volledige echte decarbonisatie van economie- en energiesystemen. Daar hoort dus een strak systeem bij van GvO's dat geen ruimte biedt om fossiele bronnen van energie ergens in de keten in leven te houden. Dus geen blauwe waterstof bijvoorbeeld. Hernieuwbaar — dat is wat de kern van de GvO's moet zijn — moet dus ook echt duurzaam zijn, dus zonder CO2-producerende bronnen. Dat GvO-systeem moet steeds meer daarbij passen. Ik hoor graag of de minister ook dat toekomstperspectief deelt.
En als allerlaatste, voorzitter: in de taxonomiedebatten in Europa — de minister kent het — speelt ook hier dus eigenlijk dezelfde kwestie, namelijk dat alle etikettering, alle classificering, alle certificering — en dat geldt ook voor het systeem van GvO's — gebaseerd is op de productie, maar niet op de hele cyclus. Eigenlijk zou je dat soort systemen moeten uitbreiden als je naar een echte decarbonisatie wil van de economie en het energiesysteem. Dat geldt voor het GvO-systeem; dat debat zie je ook opkomen in de taxonomie. We moeten eigenlijk veel integraler gaan kijken naar wat echt duurzaam is. Is dat ook het wenkend toekomstperspectief dat deze minister deelt? Hoe ziet hij dat de komende jaren voor zich?
De voorzitter:
En daarmee bent u aan het eind van uw inbreng?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zeker.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vendrik. De heer Atsma.
De heer Atsma i (CDA):
Zit er in het wenkend toekomstperspectief dat de heer Vendrik schetst ook ruimte voor paarse waterstof in relatie tot kernenergie?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat is ingewikkeld. Precies aansluitend bij mijn laatste opmerking: als je goed kijkt naar de hele keten van kernenergieproductie, dan moge het zo zijn dat het vakje daadwerkelijke productie CO2-vrij is. Maar als je dat vertaalt naar de hele keten, dan is kernenergie niet CO2-vrij. Dat is volgens mij de blik die we hier met z'n allen hebben te hanteren. Dat geldt eerlijk gezegd ook voor een aantal productieketens voor windmolens en zonne-energie. Daar speelt exact hetzelfde debat. Ook daar zullen ketens moeten gaan ontstaan, moet er certificering komen, moeten marktpartijen en financiers erop gaan drukken dat de hele keten CO2-vrij wordt, letterlijk vanaf de delfstof waaruit een productietechniek ontstaat tot de feitelijke productie. Ik heb eerlijk gezegd nog nooit begrepen, na 70 jaar kernenergie, dat dit perspectief mogelijk wordt. De technologische innovatie binnen het kernenergiedomein is volgens mij tamelijk bescheiden. Het is veiliger geworden, maar het is niet goedkoper en ook zeker niet CO2-armer geworden.
De heer Atsma (CDA):
Maar het voldoet dus wel aan een aantal criteria die collega Vendrik zojuist schetste. Als ik hem goed beluister, zijn er echt heel weinig grondstoffendragers die wel aan die criteria kunnen voldoen. Bent u niet bang dat uw eigen pleidooi straks leidt tot een minimalisering van het aanbod van groene waterstof die in Nederland nog geproduceerd kan worden?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Integendeel. Ik denk dat het uiteindelijk ook weer niet zo ingewikkeld is. Als je kijkt naar Nederland, om me daar even toe te beperken, dan ziet iedereen dat de allergrootste backbone van de energietransitie is de combinatie van wind op zee en groene waterstof. Dat is buitengewoon interessant voor het hele elektriciteitssysteem en dat kan ook sneller gerealiseerd worden. Ik denk dat de kerncentrales die het kabinet wil onderzoeken, om ze te plaatsen in Nederland, voor deze hele transitie sowieso te laat komen en dat ze bovendien te duur zijn. Voor kernenergie in een markt met flexibel aanbod die veel variabeler wordt, zie ik eerlijk gezegd niet zo goed een businesscase waarbij financiers gaan zeggen dat zij instappen, tenzij de overheid massaal garanties afgeeft, bijspijkert, kosten opvangt et cetera, zoals overheden de afgelopen 70 jaar bij kernenergie hebben gedaan. Ik denk dat dit de focus moet zijn van de energietransitie.
De heer Atsma (CDA):
Een laatste vraag, heel kort. De heer Vendrik gaat voorbij aan mijn vraag. Wat hij vindt van kernenergie is inmiddels duidelijk geworden. Ik vroeg hem: als u uw eigen randvoorwaarden projecteert op de kansen van de productie van waterstof in Nederland, wordt het dan niet heel erg minimaal wat er straks nog kan, omdat eigenlijk heel veel een raakvlak heeft met CO2-productie?
De voorzitter:
De heer Vendrik, tot slot.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik erken onmiddellijk dat we het onszelf erg moeilijk maken om het echt goed te doen, als je kijkt naar de hele keten waaruit vervolgens een duurzame energiebron moet ontstaan. Dat geef ik onmiddellijk toe, maar dat is wat de klimaatopgave uiteindelijk van ons vraagt.
De voorzitter:
Dank u wel. U ziet wat er gebeurt; we hebben het gisteren besproken. U heeft acht minuten gesproken; niet vier maar acht. U geeft lange antwoorden en u ziet wat er gebeurt. We bespraken het. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-Van de Klashorst i (PVV):
Meneer Vendrik geeft aan dat we met kernenergie te laat zijn, maar ik zie niet in waarom wij daar te laat mee zouden zijn. Ten eerste heb je al kleinere kerncentrales die je veel sneller neer kan zetten. Meneer Vendrik is een fan van windmolens, volgens mij. Die heb je er ook niet zomaar staan. Er stond laatst een artikel in Elsevier, waarin sprake was van een bouwtijd van zes tot elf jaar, als we de wens gaan uitvoeren van Nederland en de Europese Commissie. Dat is dan toch ook gewoon te laat? Dan gaan we het toch niet halen?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Volgens mij heeft het kabinet enige tijd geleden een verdubbeling van het potentieel op de Noordzee aangekondigd voor 2030. Dat herken ik vanuit het Klimaatakkoord. Dat lag toen eigenlijk al in potlood klaar en alles is denkbaar en mogelijk om dat te versnellen. Ik denk zelfs dat er nog meer mogelijk is, misschien niet per se voor 2030, maar dan zit je een of twee jaar later. Ik ken geen enkel bouwproces van een kerncentrale dat die termijn haalt. Integendeel. Als je kijkt naar wat er in Finland gebeurd is en naar de recente berichten over de Hinkley-centrale, denk ik dat het een hele dure en riskante oplossing is. Voor je het weet, zit je aan een bouwtijd van vijftien tot twintig jaar, dus ik denk dat we daarmee te laat zijn. Ik weet niet wat mevrouw Faber hier verder mee wil, maar voor het klimaatvraagstuk weet iedereen dat we veel, veel sneller moeten. Ik herhaalde niet voor niks de woorden van António Guterres. De grote klap moet de komende zeven, acht jaar komen. Ik reken heel erg op deze minister, want hij doet de eerste helft van de komende periode die zo cruciaal is om de grootste klap uit te delen in de transitie die we nodig hebben.
Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):
Ik denk dat we hierover gewoon van mening verschillen, want ik ben ervan overtuigd dat we echt wel met tien jaar een kerncentrale kunnen hebben staan, en zeker wel die kleinere kerncentrales die in de fabriek gebouwd worden, die zo van de band af rollen. Die kunnen er met twee jaar staan. In mijn ogen is het gewoon geen argument om te zeggen dat we daarmee te laat zijn. Dan kan meneer Vendrik wel wijzen naar de minister, maar volgens mij heeft de minister een hell of a job. Ik vraag me af of die dat echt allemaal gaat realiseren. Maar dat is een ander verhaal.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Eén zin tot slot. Luister naar de markt. Er is nog niet één marktpartij in de afgelopen jaren die zich bij de vorige minister en bij deze minister heeft gemeld om een kerncentrale in Nederland te bouwen. Omdat het niet uit kan. Het is te duur. Luister naar de markt, mevrouw Faber, als u niet naar de minister wilt luisteren. Ik luister graag naar de markt en dit is de boodschap: het is veel te duur.
De voorzitter:
Dank u wel. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering voor een korte pauze tot 17.10 uur.