Verslag van de vergadering van 7 juni 2022 (2021/2022 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.49 uur
De heer Koole i (PvdA):
Dank u wel, meneer de voorzitter. De verschrikkelijke oorlog in Oekraïne heeft niet alleen geleid tot onbeschrijfelijk leed voor de mensen in dat land, maar ook tot grote woorden als een aardverschuiving, een Zeitenwende of een kantelmoment in de Europese geschiedenis, zoals de recente Staat van de Unie van de Nederlandse regering het omschrijft. Nu heeft de Europese geschiedenis de laatste eeuw vele kantelmomenten gekend. Maar de invasie door Rusland van buurland Oekraïne is er zeker een van. Daarom wil ik het in mijn bijdrage allereerst hebben over Europa in de veranderende internationale geopolitieke context en de Nederlandse inbreng daarbij. Daarna zal ik ingaan op het onderwerp van de democratie in Europa. Gezien de beperkte spreektijd die we hebben, beperk ik mijn inbreng tot deze twee onderwerpen, hoewel ik me realiseer dat er vele andere mogelijk zijn.
Allereerst de geopolitieke context van de Europese Unie. De oorlog in Oekraïne mag dan terecht een kantelmoment worden genoemd, toch waren de geopolitieke tektonische platen al eerder aan het schuiven. Zeker, onder indruk van de oorlog in Oekraïne is de blik van de Verenigde Staten nu weer wat meer gericht op Europa, maar dat neemt niet weg dat de aandacht van de Verenigde Staten al langer aan het verschuiven is in de richting van de Indo-Pacific. De opkomst van China is onmiskenbaar. De houding van de Europese Unie ten opzichte van die grootmacht is ambivalent. China wordt in het recent gepubliceerde Strategisch Kompas van de Europese Unie tegelijkertijd een partner voor samenwerking, een economische concurrent en een systeemrivaal genoemd. De laatste twee aanduidingen worden ook door de Verenigde Staten gedeeld, maar de eerste, een partner voor samenwerking, veel minder. Kan de regering uitleggen waarom de Europese Unie hierin verschilt van de hardere opstelling van de Verenigde Staten? Hoelang kan China nog een partner voor samenwerking worden genoemd? Past het opkopen door China van bijvoorbeeld de strategische haven in Piraeus daarin? Wat zou de Europese Unie volgens de regering moeten doen om zoiets in de toekomst te voorkomen? Hoe verhoudt zich de onderdrukking van de Oeigoeren in de Chinese provincie Xinjiang, de toegangspoort van de Nieuwe Zijderoute, tot het beschouwen van China als een partner voor samenwerking?
Tegelijkertijd zijn de leden van de Partij van de Arbeid van mening dat je altijd moet proberen onderscheid te maken tussen een regime van een land en de bevolking van dat land. Het Chinese regime is in eigen land autocratisch en onderdrukkend. Hoe kunnen Nederland en de EU toch zo veel mogelijk contacten onderhouden met de Chinese bevolking, terwijl de Chinese regering die contacten volledig controleert, zo vraag ik de regering.
Voorzitter. Bij die reeds langer aanwezige verschuivingen in de geopolitieke verhoudingen kwam op 24 februari van dit jaar de dreun van de Russische inval in Oekraïne.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Net als de heer Koole maken ik en mijn fractie zich ook zorgen over de opkomst van China, over het autocratische karakter van het regime daar en over de onderdrukking in bijvoorbeeld de provincie Xinjiang. Nu suggereert de heer Koole dat dit zou moeten betekenen dat China eigenlijk geen partner meer kan zijn, maar misschien heb ik hem verkeerd begrepen. Mijn vraag zou zijn: hoe kunnen we de klimaatcrisis mondiaal aanpakken zonder China als partner?
De heer Koole (PvdA):
De heer Van Apeldoorn stelt dezelfde vragen die ik ook aan de regering stel. Hoe kun je tegelijkertijd partner zijn en toch ook het onderdrukkende regime van China op de een of andere manier bekritiseren vanwege bijvoorbeeld de onderdrukking van de Oeigoeren? Mijn vraag die daarop volgde, was hoe je toch de contacten met de bevolking kunt onderhouden — ik ben het ermee eens dat die contacten moeten blijven — zonder dat je al te makkelijk het regime legitimeert in onderdrukkende zaken zoals bij de Oeigoeren. Die vraag leg ik aan de regering voor, en de heer Van Apeldoorn stelt die vraag zelf ook. Ik stel alleen niet dat er op geen enkele manier nooit meer contacten met China moeten zijn. Dat probeerde ik ook in mijn bijdrage duidelijk te maken. De Amerikanen zijn daar veel harder in en bedrijven een veel hardere handelspolitiek. Eigenlijk zit in mijn vraag de vraag verborgen, als u dat bedoelt, waarom de Europese politiek in de handelsrelatie met China verschilt van die van de Verenigde Staten. Zou je daar niet meer op één lijn moeten komen? Dit kan ook betekenen dat de Verenigde Staten meer naar Europa moeten bewegen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik vind het goede vragen aan de minister en ben ook benieuwd naar de beantwoording, maar ik ben toch ook benieuwd naar de gedachtegang van de PvdA-fractie hierover. Het is goed om contact te onderhouden met oppositionele groepen in China, maar we zullen toch ook contacten moeten blijven onderhouden met China, bijvoorbeeld als het gaat om de gezamenlijke aanpak van de klimaatcrisis. Volgens mij is dat onvermijdelijk. Ik zie het spanningsveld wel, maar nu lijkt de heer Koole te suggereren dat de EU daar toch eigenlijk niet ver genoeg in gaat. De heer Koole haalt Amerika aan, maar zelfs Biden zegt: we moeten met China als partner blijven samenwerken, bijvoorbeeld als het gaat om klimaatverandering en andere mondiale problemen, zoals het voorkomen of bestrijden van een pandemie, ook al zijn we niet het eens met het interne beleid van China en veroordelen we de mensenrechtenschendingen.
De heer Koole (PvdA):
Ik ben het geheel met de heer Van Apeldoorn eens dat je moet kijken hoe je kunt samenwerken, maar of je dan dezelfde, toch wat ambivalente houding moet hebben als de Europese Unie nu heeft, als je dat vergelijkt met de Verenigde Staten, dat vraag ik me af. Waarom zou je niet net als de Verenigde Staten behoorlijk streng kunnen zijn op sommige punten en toch ook open oog houden voor inderdaad klimaatbeheersing en andere zaken, om de samenwerking op peil te houden? Daarover vraag ik een opinie van de Nederlandse regering. Wat is de inbreng van de Nederlands regering in Europees verband?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. De heer Koole blijft verwijzen naar de Amerikanen, die een hardere lijn innemen. Eerlijk gezegd maak ik me juist zorgen over die hardere lijn. Ik begrijp wat de heer Koole zegt, maar ik zie dat de Amerikanen openlijk spreken over een koude oorlog met China, ook in regeringskringen. China is een opkomende macht en die moet gestopt worden. Dat kan niet alleen leiden tot het bemoeilijken van samenwerking bij het bestrijden van klimaatverandering maar überhaupt tot een onveilige wereld. Ziet de heer Koole van de fractie van de PvdA dat mogelijke gevaar?
De heer Koole (PvdA):
Die koude oorlog moet je absoluut niet willen, dat ben ik met de heer Van Apeldoorn eens. Ik zei ook net in een eerdere reactie: wat meer gelijk optrekken met de Verenigde Staten ten opzichte van China kan ook betekenen dat de Verenigde Staten wat meer richting Europa bewegen. Daar houd ik dan nog maar hoop op.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Koole (PvdA):
Voorzitter. Bij die reeds langer aanwezige verschuiving in de geopolitieke verhoudingen kwam op 24 februari de dreun van de Russische inval in Oekraïne. Terecht is hierop door velen vol afgrijzen en afwijzend op gereageerd. Wij delen dat afgrijzen en die afwijzing. Het Strategisch Kompas van de Europese Unie stelt vast dat de Europese veiligheidsorde moet worden verdedigd. Duitsland legde zijn schroom af en vorige week stemde de Bondsdag in met de aangekondigde 100 miljard extra voor defensie. Nederland bleef niet achter en benadert met de nu aangekondigde extra middelen voor defensie de NAVO-norm van 2%.
Oekraïne kreeg wapens aangeleverd vanuit het Westen, maar zo vraag ik de regering: bleef de Europese Unie hier niet achter? Hoort bij de genoemde verdediging van de Europese veiligheidsorde niet ook dat Oekraïne standhoudt tegenover de Russische agressor? Terwijl de Europese Unie als grote economische macht leidend is in het normen stellen op bijvoorbeeld het gebied van milieu en voedselveiligheid, is zij op het punt van wapenleveranties aan Oekraïne erg traag en bescheiden. De as Parijs-Berlijn lijkt hier vervangen te zijn door de as Washington-Kiev. Het is evident dat steun van de Verenigde Staten voor de instandhouding van de Europese veiligheidsorde onontbeerlijk is gebleken, maar had Europa niet veel meer kunnen doen, en sneller, op het gebied van wapenleveranties, zo vraag ik de regering.
President Zelensky sprak ook het Nederlands parlement toe, althans de Tweede Kamer. Vreemd overigens dat behalve de voorzitter niet ook de overige leden van deze Kamer daarbij aanwezig mochten zijn. De minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne bezocht vervolgens ons land, maar stak zijn teleurstelling over de houding van de Nederlandse regering niet onder stoelen of banken. Hierbij ging het vooral over het lidmaatschap van Oekraïne van de EU. Nu vindt ook de PvdA-fractie — daar hebben we het vanmorgen al eerder over gehad — dat een land om lid te worden van de EU op het moment van definitieve onderhandelingen moet voldoen aan de Kopenhagencriteria voor toetreding. De Europese Rekenkamer heeft het belang hiervan recentelijk nog eens onderstreept in haar rapport over de westelijke Balkan. Maar dat staat volgens ons een positief signaal nu, in de vorm van het op korte termijn accepteren van een aspirant-lidmaatschap, de zogenaamde aanvraagstatus, niet in de weg. Is de regering bereid dat signaal op korte termijn af te geven? En is het voor het bewaren van de eenheid van Europa tegenover Russische dreiging en Chinese invloed niet van het grootste belang om landen in de westelijke Balkan die wel voldoen aan de eisen zo snel mogelijk te laten toetreden tot de Europese Unie? Wat gaat de regering doen om de toetredingsonderhandelingen met Noord-Macedonië en Albanië zo snel mogelijk te laten beginnen?
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne is ook van grote betekenis voor de verhouding tussen de Europese Unie en de NAVO — er is vandaag al een paar keer over gesproken. In maart dit jaar publiceerde de Europese Unie haar Strategisch Kompas en eind deze maand bespreekt de NAVO-top het Strategisch Concept in Madrid. Beide organisaties verklaren met nadruk dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO goed is. Maar hier zijn toch wel wat vragen over te stellen, bijvoorbeeld over de snel inzetbare EU-capaciteit waarmee een troepenmacht tot 5.000 manschappen kan worden ingezet. Hoe moet ik me dat voorstellen? Is voor die inzet een breder volkenrechtelijk mandaat vereist of beslist de Europese Raad over die inzet? Wordt dat afgestemd met de NAVO of ontstaat er een soort dubbele commandostructuur? De vorige week verschenen Defensienota zegt daar niets over, behalve dat die EU-capaciteit in 2025 onder Duitse leiding zal staan. Daarom vraag ik het maar aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Opnieuw een oorlog op het Europese continent. De Russische agressie tegen een buurland heeft Zweden en Finland ertoe gebracht om het NAVO-lidmaatschap aan te vragen. Het is inderdaad een kantelmoment wanneer twee tot dusver neutrale landen om dat lidmaatschap vragen. Nederland steunt het toetreden van beide landen. Maar heeft de Nederlandse regering in haar overwegingen hierbij ook betrokken dat hierdoor de afstand tussen NAVO-gebied en de Russische Federatie steeds kleiner wordt? Sterker, in Finland komt er een 1.300 kilometer lange gedeelde grens bij. Vanuit Russisch perspectief is de grens die destijds door het IJzeren Gordijn werd getrokken en midden in Europa lag, steeds meer verschoven richting Rusland, leidend tot een groter onveiligheidsgevoel. Hebben dergelijke overwegingen, dus dat die grens steeds dichter bij Rusland komt te liggen, een rol gespeeld bij de standpuntbepaling over het verzoek van Finland en Zweden? Kunnen dergelijke overwegingen een rol spelen bij de discussie over een mogelijk lidmaatschap van Oekraïne van de NAVO, dat door sommige andere NAVO-leden reeds is bepleit?
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne zal waarschijnlijk lang gaan duren. Al die tijd is steun vanuit de Europese Unie aan Oekraïne noodzakelijk. Verslapping van steun en aandacht dreigt echter, en dat zou Poetin goed uitkomen. Bovendien zijn de gevolgen van die oorlog ook nu al merkbaar in eigen land en in de rest van Europa. De voedsel- en energieprijzen stijgen als gevolg van die oorlog en de sancties. Is de regering bereid om, ook op langere termijn, de stijging van die prijzen te compenseren voor de mensen die nu al niet of nauwelijks kunnen rondkomen, uit sociale overwegingen, maar ook om de steun voor humanitaire en militaire hulp aan Oekraïne op peil te houden?
Voorzitter. Ik zal korter stilstaan bij het tweede onderwerp dat ik vandaag wil aansnijden: de democratie in Europa. Ook hier speelt de oorlog in Oekraïne een katalyserende rol. De oorlog heeft, net als de covidpandemie, duidelijk gemaakt dat de Europese Unie, wil zij een krachtige geopolitieke speler zijn, snel op gebeurtenissen moet kunnen reageren, terwijl de Unie lange tijd vrijwel uitsluitend was gericht op langduriger wetgevingsprocessen. Dat heeft consequenties voor de democratie in Europa. De regering vraagt al enige tijd — het is al een paar keer genoemd — om de introductie van gekwalificeerde meerderheidsbesluiten in de Raad, die in de plaats moeten komen van besluitvorming bij unanimiteit. Wij zijn het daarmee eens. Het probleem is dat om daar te komen eerst unanimiteit nodig is. Hoe denkt de regering deze patstelling te kunnen doorbreken, of is het idee van de passerelles van mevrouw Oomen daar een oplossing voor?
Door het toegenomen belang om op korte termijn besluiten te kunnen nemen is ook de positie van de Europese Commissie in gewicht toegenomen. Het politieke gewicht van de Europese Commissie, oorspronkelijk bedoeld als een niet-politieke technocratische makelaar in de architectuur van de Europese instituties, is gegroeid. Deelt de regering deze zienswijze? In het coalitieakkoord is opgenomen dat het Europees Parlement om de democratie te versterken een individuele Commissaris moet kunnen doen aftreden. Wat heeft de regering ondernomen, of is zij voornemens te doen, om dit te bewerkstelligen? Zou het aantal Commissarissen niet ook moeten worden verkleind? Ook wilde het kabinet in het coalitieakkoord het systeem van spitzenkandidaten, inmiddels ook wel hoofdkandidaten genoemd, bij Europese verkiezingen verbeteren, maar zei het het initiatief van het Europees Parlement te willen afwachten. Dat is inmiddels, in mei, verschenen en luidt op hoofdpunten dat de hoofdkandidaten, de spitzenkandidaten, zich in alle lidstaten kandidaat moeten kunnen stellen op lijsten van de hele Europese Unie, zodat kiezers kunnen stemmen op hun favoriete kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie. Kan de regering daarom uiteenzetten volgens welke criteria zij dit initiatief over die hoofdkandidaten zal gaan beoordelen? Wat vindt de regering van een direct verkozen Commissievoorzitter en EU-president, zoals onlangs werd gesuggereerd door Eurocommissaris Schinas, belast met bevordering van de Europese levenswijze?
Voorzitter, tot slot. Hoe belangrijk de Europese Commissie ook wordt en hoezeer de invloed van het Europees Parlement ook wordt versterkt, de intergouvernementele Raad van Ministers en Europese Raad zullen voorlopig nog een grote rol spelen in de genoemde Europese institutionele architectuur. Wanneer burgers zich identificeren met de politiek, doen zij dat eerst en vooral op het nationale niveau. Daarom is het ook van groot belang dat nationale regeringen burgers informeren en aan hen verantwoording afleggen over wat zij namens hen op het Europese niveau aan standpunten innemen. En daar is nog veel te verbeteren. De leden van de PvdA-fractie waren daarom blij met de toezegging in de Staat van de Unie om na de Conferentie over de toekomst van Europa een kabinetsbrief te sturen als antwoord op de motie-Koole die vorig jaar door deze Kamer is aangenomen over de noodzaak van een levendige, goed geïnformeerde publieksdiscussie over de Europese Unie en de ambities van Nederland daarbij. De afgelopen week verscheen die brief. Het is goed dat daarin staat dat het kabinet het als zijn taak ziet om — ik citeer: "de burger bij de Europese Unie te betrekken door deze te informeren, actief te luisteren naar wat de burger van de Unie verwacht en draagvlak te creëren". Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat draagvlak creëren alleen duurzaam kan slagen wanneer de burgers evenwichtig over zowel de voors als de tegens van de Europese samenwerking worden geïnformeerd? Kan de regering toezeggen dat dat evenwicht voor alle door de regering ondersteunde activiteiten een belangrijk criterium zal zijn?
In de brief staat dat in 2022 €250.000 beschikbaar komt voor burgerconsultaties. Ik hoop dat die extra middelen niet beperkt blijven tot die burgerconsultaties, want terecht merkt de regering op dat een publieksdiscussie om een voortdurende inspanning vraagt. Bovendien, het grote publiek heeft van die burgerconsultaties — we hadden het er vanmorgen al even over in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa — eigenlijk niets gehoord. Burgerconsultaties kunnen wellicht voor de regering nuttig zijn om ideeën op te halen maar dat is iets anders dan de burgers actief en evenwichtig te informeren. Welke activiteiten van de regering met bijbehorende middelen zijn daarop gericht en is daarvoor niet een structurele post op de begroting noodzakelijk in plaats van een eenmalig bedrag in 2022? Ik overweeg hierover later een motie in te dienen.
De leden van de PvdA-fractie zien uit naar de beantwoording door de regering.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koole. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.