Plenair Rosenmöller bij debat met de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC) over het rapport "Gelijk recht doen"



Verslag van de vergadering van 13 september 2022 (2021/2022 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Voorzitter. Uiteraard een welgemeend woord van dank aan de commissie, meer in het bijzonder aan de voorzitter, voor de antwoorden en de gedachtewisseling. Ik wist wel dat de voorzitter van de commissie dit goed zou kunnen. Wat je wel ziet — dat merken wij ook — is dat de commissie een proces achter de rug heeft waarin ze een aantal dingen echt doorleefd heeft. Dat vinden wij in de motivatie van de antwoorden op de vragen wel terug, vind ik. Het is goed doordacht. Waar het opener moest zijn, vanwege allerlei redenen, is het ook opener. Dat geeft ook weer ruimte voor een gedachtewisseling met de regering. Nogmaals, ik ben dus de hele commissie en de staf zeer erkentelijk voor het werk dat ze gedaan hebben.

Ik begreep — daar moet ik mijn excuses voor maken — dat ik bij de eerste termijn van de commissie twee minuten te laat was. De commissievoorzitter heeft toen iets gezegd over het ontbreken van een aantal partijen. Dat was ik zelf eerlijk gezegd ook van plan. Ik vind het jammer dat een aantal fracties hier niet zijn. Die hebben indertijd ook niet de motie gesteund. Omgekeerd geldt dan de waardering voor de heer Van Dijk van de SGP-fractie. Zo kennen wij die fractie ook. Daarin bevestigt hij het beeld dat volgens mij bij iedereen, maar in ieder geval bij ons, van de SGP bestaat.

Ik sprak over een mooie gedachtewisseling. Laat ik heel eerlijk zijn: in debatten vind ik meestal mijn eigen verhaal het beste. Maar dat was vandaag niet zo. Ik vond mijn verhaal niet het beste. Ik zal u ook uitleggen waarom. De beste verhalen vond ik de verhalen van de heer Vos, van mevrouw Bredenoord, van mevrouw Vos en van de heer Van Dijk. En u weet ook precies waarom. De reden daarvoor was dat die een persoonlijke connotatie met het onderwerp hadden. Er werd persoonlijk over gesproken. Die persoonlijke ervaring gaf een bepaalde emotie en kleur, in combinatie met een politiek oordeel over het werk van de commissie, wat ik buitengewoon waardevol vind.

Kijk, ik behoor tot de categorie mensen die ook in het rapport beschreven wordt en die het minst last heeft van vooroordelen en discriminatie. Qua leeftijd, qua gender, qua seksuele geaardheid en alles wat daarmee annex is, zit ik helemaal in de veilige zone. Dat is natuurlijk op een bepaalde manier fijn, want het is niet fijn om onderwerp te zijn van vooroordelen en discriminatie. Maar het bevestigt mij eigenlijk wel in de volgende gedachte — en dat is het punt dat ik vooral wil maken, naast de complimenten in de richting van die collega's in het bijzonder. Als je over gevoelige onderwerpen spreekt, wat wij hier bijna wekelijks doen, en je doet dat met mensen op een bepaalde manier, meer met dan over mensen, dan komt er daarmee een soort van lading, een gevoel of een emotie in het debat die meerwaarde heeft. Dat kan niet altijd op elk moment. En wij zitten allemaal maatschappelijk aan de goede kant van de streep; niemand lijdt hier armoede, en toch hebben we het vaak over armoede. En zo kan ik nog doorgaan. Maar goed, enfin, op de een of andere manier geeft me dat toch wel weer te denken voor volgende debatten.

Hoe dan ook, wij zijn tevreden met de antwoorden die de commissie in onze richting heeft gegeven. Wellicht dat er nog een reflectie komt op het punt waarover wij een korte interruptie hadden. Dan is het wat ons betreft tijd om dit debat af te ronden. Dat zouden we kunnen doen met een motie die als volgt zou kunnen luiden, want dan komen ook weer elementen bij elkaar.

De voorzitter:

Door de leden Rosenmöller, Lucas Vos, Bredenoord, Mei Li Vos, Raven, Van Rooijen, Talsma en Gerkens wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een grote meerderheid van de Eerste Kamer zich heeft uitgesproken voor de instelling van een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden van de wetgever om discriminatie tegen te gaan;

overwegende dat ook de Eerste Kamer als medewetgever in het tegengaan van discriminatie een verantwoordelijkheid heeft;

van oordeel dat de parlementaire onderzoekscommissie met het rapport "Gelijk recht doen" haar door de Eerste Kamer verstrekte opdracht adequaat heeft uitgevoerd;

tevens van oordeel dat de bevindingen, analyse en aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie op hoofdlijnen worden onderschreven;

verzoekt de regering te reageren op de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie, inclusief de daarover gevoerde gedachtewisseling;

verzoekt de Voorzitter van deze Kamer een voorstel te doen hoe te komen tot uitwerking van de voorstellen van de parlementaire onderzoekscommissie voor de werkwijze van de Kamer bij de behandeling van nieuwe wetgeving en het rapport te delen met de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter Y (CXLVI).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Daarmee nogmaals dank. Ik vond het een buitengewoon prettig, plezierig en inhoudelijk debat. Ik denk dat we een goede stap gezet hebben die nog vele stappen zal doen volgen. We kunnen best wel wat als Eerste Kamer. Met alle verschillen die er zijn, weten we ook op een bepaalde manier op moeilijke terreinen stappen te zetten die we eensgezind, of zo eensgezind mogelijk, maken. Dat stemt mij optimistisch.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bredenoord namens D66.