Plenair Van Dijk bij debat met de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC) over het rapport "Gelijk recht doen"



Verslag van de vergadering van 13 september 2022 (2021/2022 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik bedank de commissie en in het bijzonder de voorzitter voor de prettige beantwoording. Ik vind inderdaad dat we mogen terugzien op een waardig debat over een gevoelig thema. Dat is zeker niet iets waarvoor we ons op de borst hoeven te kloppen, want zo hoort het gewoon in een gezond parlement. Dat we de heer Vos zo gelukkig hebben kunnen maken bij zijn eerste optreden is een heel mooie bijvangst, zou ik zeggen. Geweldig.

Voorzitter. Het tegengaan van discriminatie is een nobel doel. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook gesteld. Het is duidelijk: artikel 1 van de Grondwet is in heel goede handen bij deze commissie. Ik heb dat gezegd, maar leg toch ook nog even de vinger bij een aantal zorgen die ik in eerste termijn heb geuit en die niet helemaal zijn weggenomen. Er zijn echt meer grondrechten dan artikel 1 en er zijn meer vrijheden — van meningsuiting, van onderwijs, van godsdienst — en het gaat altijd om de balans tussen vrijheid en gelijkheid. Dan moet ik zeggen dat ik die balans meer terugvond in de zorgvuldige mondelinge bijdrage van de commissievoorzitter dan in het rapport. Ik dacht: laat ik niet flauw zijn en niet gaan spreken over een kloof tussen rapport en praktijk, want er zijn al genoeg kloven geconstateerd. Maar die genoemde balans miste ik soms wel in het rapport. Het rapport focust in zeer hoge mate op gelijkheid. Je komt dan hele scherpe zinnen tegen als "kinderen moeten artikel 1 van de Grondwet met de paplepel ingegoten krijgen, maar ook leren hoe om te gaan met verschil in de klas en van jongs af aan geconfronteerd worden met diversiteit." Dat staat op pagina 80. Ik vind dat best militante taal. Ik verwacht daarbij eigenlijk ook dat er rekenschap wordt gegeven van artikel 23, maar dat kom je in het rapport dan weer niet zo tegen.

Ik heb eerder gezegd dat de commissie veel verwacht van de wetgever, de overheid en rapportages. Het moet allemaal nog zijn uitwerking krijgen, beklemtoonde ook de voorzitter. De details volgen. De deur wordt echter wel opengezet naar potentieel heel vergaande overheidsbemoeienis, temeer nu de gehanteerde definitie van discriminatie een zeer wijde strekking kan hebben en de commissie een sterk accent legt op de ervaren discriminatie. Kunnen we er gerust op zijn dat de politiek op dit vlak altijd terughoudendheid betracht?

Het viel mij in de beantwoording op dat de commissie en de voorzitter best expliciet de effecten van wetgeving relativeerden om discriminatie tegen te gaan. Het gaat heel erg over de onderliggende overtuigingen en moraal, waar de wet weinig invloed op heeft, zo schrijft het rapport. Zijn die implicaties ook wel echt meegenomen in het geheel van dit onderzoek en aanbevelingen? Schiet het rapport niet te snel in de stand van nieuwe wetgeving, juridisering et cetera?

Dan nog even de hele belangrijke aanbeveling om bij iedere relevante wet een expliciet afwegingskader rond non-discriminatie te hanteren. Het kwam tijdens een interruptie al even aan de orde. Ook die zorg is nog niet helemaal weggenomen. Wat is hier het risico van eenzijdigheid? Non-discriminatie is zeker een belangrijk thema, maar zo kun je iedere wet beschouwen op andere grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, godsdienst of, om maar wat te noemen, de consequenties voor de bescherming van het leven. Dat vind ik ook buitengewoon belangrijk. Ligt hier geen willekeur op de loer? Gaat artikel 1, ondanks alle bedoelingen, niet toch functioneren als een soort supergrondrecht? Ik schrok … Nee, "schrikken" is niet het goede woord. Ik hoorde de opsomming van collega Bredenoord. Er wordt een inwerkprogramma voorgesteld voor nieuwe senatoren, waarbij ze een lesje artikel 1 krijgen. Laat ik in de vriendelijke sfeer van dit debat blijven, dus laat ik het vriendelijk formuleren. Ik denk dat we de Grondwet echt tekortdoen als we na artikel 1 stoppen. Het mag echt wel breder gaan dan artikel 1.

Tot zover onze bijdrage. Ik zie uit naar de reactie op deze termijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan de heer Raven namens de Onafhankelijke Senaatsfractie.