Verslag van de vergadering van 27 september 2022 (2022/2023 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.34 uur
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. Allereerst merk ik voor de volledigheid op dat ik formeel lid was van de werkgroep zelfevaluatie. Als ondervoorzitter van de commissie Justitie en Veiligheid was ik daar qualitate qua in opgenomen. Het onderzoek gaat overigens over een periode waarin onze fractie geen deel uitmaakte van deze Eerste Kamer. Dat belet mij toch niet om een aantal zaken hier aan de orde te stellen, omdat ik mij grote zorgen maak over het functioneren van de Nederlandse politiek, waaronder het functioneren van deze Eerste Kamer, dat ook onderzocht is in dit rapport.
Voorzitter. Ik zou willen beginnen met het volgende citaat: "Zoals het nu gaat, gaat het mis. We moeten gezamenlijk aan de bak. Terugkijkend op de laatste 40 jaar ben ik tot de conclusie gekomen dat het me al die tijd niet gelukt is de urgentie van een politiek-inhoudelijk debat over de structurele gebreken in het functioneren van de overheid op Kamerleden en bewindspersonen over te brengen. Zelfs nu alles piept en kraakt, blijft dat politiek-inhoudelijk debat uit. Het collectieve inzicht ontbreekt dat de verwaarlozing van de democratische rechtsorde niet alleen een financieel probleem is, maar een probleem in het denken en de visie op de overheid. De laatste jaren vraag ik mij daarom af of ons stelsel het wel zal houden, terwijl de hechtheid van dat stelsel nu zo belangrijk is. De vraag hoe dat debat toch kan worden uitgelokt en gevoerd in Kamer en kabinet blijft me bezighouden." Einde citaat.
Voorzitter. Dit citaat komt uit een e-mail die ik onlangs ontving van uw illustere voorganger Herman Tjeenk Willink. Ik deel deze grote zorgen van Tjeenk Willink volledig. De situatie is momenteel veel ernstiger dan velen in Den Haag doorhebben, met uitzondering van in ieder geval Tjeenk Willink, want die heeft het wel door. Velen hier zijn ziende blind en horende doof, en blijven vasthouden aan alles wat oud en vertrouwd is. Men weigert in te zien dat onze huidige politieke structuren uit de negentiende eeuw niet meer voldoen in de eenentwintigste eeuw en nu dringend gemoderniseerd moeten worden om dit land goed te kunnen besturen. Wij hebben daar allerlei constructieve ideeën over en dat was voor mij indertijd ook de reden om politiek actief te worden. Maar gevestigde belangen weigeren deze modernisering door te voeren en blijven krampachtig vasthouden aan de bestaande werkwijze, want "zo doen we dat nu eenmaal hier", en zijn dan weer telkens verbaasd en geschokt dat het toch zo fout heeft kunnen gaan.
Voorzitter. Dezelfde Herman Tjeenk Willink, uw voorganger die ik eerder citeerde, heeft in het verleden toen hij voorzitter van de Eerste Kamer was ook de huidige rolneming voor deze Eerste Kamer bedacht, als ik goed ben geïnformeerd — ik zie de voorzitter knikken — namelijk dat de Eerste Kamer moet toezien op de rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de wetgeving. Deze zelfbedachte slogan staat zelfs op het Twitterprofiel van de Eerste Kamer, zag ik. Nergens in de Grondwet of in enige andere wet staat deze taakomschrijving van de Eerste Kamer. Het is een zelf opgelegde beperking uit een ver verleden, om de rolafbakening tussen Tweede en Eerste Kamer enigszins gekunsteld op te lossen in een totaal ander tijdsgewricht.
Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):
Mag ik aan de heer Otten een vraag stellen? Weet de heer Tjeenk Willink dat u hier citeert uit een privémailbericht van hem?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik heb een uitgebreide correspondentie met hem gehad hierover. De heer Tjeenk Willink zegt in zijn mail, daarom heb ik daaruit ook voorgelezen, dat hij dus worstelt met de vraag hoe dit debat toch kan worden uitgelokt en gevoerd in Kamer en kabinet. Nou, ik dacht: laat ik hem een handje helpen en hier ...
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
De vraag was: heeft de heer Tjeenk Willink toestemming gegeven?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Het was geen vertrouwelijke mail of iets dergelijks en dit is natuurlijk ook in lijn met de interviews die de heer Tjeenk Willink hierover zelf in diverse gremia en kranten gegeven heeft. Vandaar dat ik tot het oordeel kwam dat ik deze mail hiervoor kon gebruiken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik vervolg mijn betoog. Wat mij gebleken is, na meer dan drie jaar in deze Eerste Kamer, is dat dit zelfopgelegde uitvoerbaarheidsmantra wel vaak met de mond wordt beleden door allerlei partijen, maar als puntje bij paaltje komt, de politieke partijbelangen toch bijna altijd weer prevaleren, vaak juist bij dezelfde partijen die om het hardst schreeuwen dat de rol van deze Eerste Kamer beperkt moet worden tot het toetsen van de uitvoerbaarheid. Dit patroon zien we ook bij de onzalige Omgevingswet, een wetgevingsgedrocht waar onze fractie al drie jaar voor waarschuwt, maar dat door de coalitie met steun van een paar, laat ik zeggen "naïeve fracties", in ruil voor wat politieke spiegeltjes en kraaltjes er toch wordt doorgejast.
De heer Backer i (D66):
Mag ik, als lid van een naïeve fractie, een vraag stellen aan de heer Otten? Hij brengt mij een beetje in verwarring. Hij voert de heer Tjeenk Willink op als een autoriteit en ik denk dat dat terecht is. Hij haalt hem aan als degene die vorm heeft gegeven aan een taakopvatting, een rolneming van deze Kamer, waarvan ik denk: ik zie voorlopig nog geen betere. Maar dan gaat hij uitleggen dat het allemaal verkeerd gaat. Dan raak ik het een beetje kwijt. Heeft de heer Tjeenk Willink het verkeerd gezien? Voeren wij zijn gedachten verkeerd uit? Of ben ik te vroeg met mijn interruptie? Gaat de heer Otten dat nog uitleggen?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat laatste in dit geval wel, want ik zei ook: het was een rolafbakening in een ander tijdsgewricht. Ik kom nog op hoe dat dan wel beter zou kunnen. Dit is ook al door een aantal voorgaande sprekers aan de orde gesteld. Ik ben niet de eerste die hierover begint. Dit is bedacht in de jaren negentig of daaromtrent, denk ik. Ik weet het niet precies; ik kijk even naar de griffier. Het zal zo ergens midden jaren negentig bedacht zijn. Dat was natuurlijk een hele andere tijd. Daar ging alles toch wat harmonieuzer en ook wat langzamer. We zitten nu in een tijd waarin alles supersnel gaat. Alles is realtime op alle social media te volgen. We zitten in een ongekende crisis. We zitten in een oorlogssituatie. Dat model voldoet naar mijn mening niet meer. U komt zelf uit het bedrijfsleven, zeg ik tegen de heer Backer. Als je governancesysteem niet meer werkt in een veranderende situatie, dan moet je dat aanpassen. U komt volgens mij van Schiphol. Daar zou het bijvoorbeeld ook heel erg nodig zijn om dat eens heel snel aan te passen. Dit is elke keer een crisis. We rollen van crisis naar crisis, maar dat komt doordat het bestuur niet goed functioneert. Het systeem werkt niet goed, dus dat moeten we moderniseren. Wij hebben heel veel gedachten over hoe je dat kunt doen, maar dat voert nu te ver. Maar dat is wel mijn antwoord op de heer Backer.
De heer Backer (D66):
Als de heer Otten daar allerlei gedachten over heeft, dan zwijg ik voorlopig, want dan gaat hij een nieuwe rolneming voor de Kamer definiëren. Daar ben ik heel benieuwd naar.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):
Ik maak bezwaar tegen de suggestie van meneer Otten. Hij zegt dat fracties die voor een wetsvoorstel stemmen, naast de fracties die in de Tweede Kamer een coalitie vormen, dat zouden doen voor spiegeltjes en kraaltjes. Ik maak daar bezwaar tegen. Ik wil meneer Otten eraan herinneren dat hij ook regelmatig wetsvoorstellen hier steunt.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, maar niet voor spiegeltjes en kraaltjes. Ik doelde ook niet op u, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
De veronderstelling is dat fracties daar dan wat voor terugkrijgen en dat ze niet gewoon een inhoudelijke afweging maken of ze een wetsvoorstel wel of niet zullen steunen. Ik maak bezwaar tegen die opmerking dat het hier om spiegeltjes en kraaltjes zou gaan.
De voorzitter:
Ik stel voor, meneer Otten, dat u die woorden niet meer gebruikt en dat u uw betoog voortzet.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Mevrouw De Bruijn-Wezeman is ongetwijfeld bekend met de ijzeren wet van Noten, een partijgenoot van de heer Koole en oud-Eerste Kamerlid als ik me niet vergis, die heeft gezegd: een coalitiepartij stemt bijna nooit anders in de Eerste Kamer dan in de Tweede Kamer. Er is ook uit empirisch onderzoek gebleken dat dat, zeker voor uw fractie, zeg ik tegen mevrouw De Bruijn-Wezeman van de VVD, in de praktijk heel erg veel voorkomt. Ik kan mij uit de drie jaar dat ik hier zit maar één geval herinneren waarin de VVD anders gestemd heeft dan in de Tweede Kamer. Dat was bij de wet bedenktijd onvriendelijke overname voor vennootschappen, want toen heeft Micky Adriaansens van de VVD-fractie na mijn betoog gezegd: ik vond het zo'n goed betoog; wij gaan tegenstemmen. Dat is het enige geval dat ik me kan herinneren. Misschien zijn er meer, maar die zijn mij dan niet erg opgevallen.
Voorzitter, als u het goedvindt, dan vervolg ik mijn betoog.
De voorzitter:
Graag.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik had het al over de Omgevingswet. Deze Omgevingswet zal resulteren in een enorme bureaucratische verlamming en het nog verder vertragen van plannen en uitvoering van dringend noodzakelijke bouwprojecten, doordat er enorme rechtsonzekerheid en slechte rechtsbescherming wordt gecreëerd door deze Omgevingswet. Maar we hebben ook de toeslagenaffaire, waarvan we vandaag het rapport bespreken, die ook nog eens tergend langzaam wordt opgelost door het kabinet via een miljoenenverslindend consultantscircus, we hebben het PAS-stikstofdebacle en natuurlijk last but not least de zeer ondoordachte klimaatfondsen, waar meer dan 100 miljard euro wordt afgezonken met governanceregelingen die de internationale standaarden niet halen. Daar hebben wij ook altijd veel aandacht voor gevraagd.
Voorzitter. Dit zijn helaas geen incidenten, dit is structureel. De Eerste Kamer is een democratische noodrem, maar als de wetgevingstrein dreigt te ontsporen durft bijna niemand hier aan het rode hendeltje te trekken. Onze fractie deinst daar overigens niet voor terug en heeft dat ook regelmatig gedaan. Zo stellen wij de klimaatfondsen al sinds 2019 ter discussie in deze Kamer. In de Tweede Kamer was daar veel minder debat over. Inmiddels wordt er in de huidige energiecrisis door de meeste Nederlanders heel anders aangekeken tegen deze toch ietwat megalomane fondsen dan een paar jaar geleden. Bij de invoering was het toch goed voorzienbaar dat dit geen goed plan was, zeker niet op de manier zoals het nu is vormgegeven.
Voorzitter. De Eerste Kamer dreigt zo te verworden tot een stempelfabriek voor het kabinet. Even een stempeltje halen in de Eerste Kamer, denkt het kabinet vaak. Dat is in ieder geval onze indruk. Het wordt ook steeds moeilijker om bewindslieden überhaupt naar deze Kamer te krijgen. Dat zagen we ook vandaag weer, toen wij verzochten om aanwezigheid van minister Jetten en de minister voor Stikstof. Dat is mede door de oppositie onmogelijk gemaakt. We zagen vorige week dat als het kabinet eenmaal in het parlement is, het ook nog weer wegloopt. Dat moeten we natuurlijk helemaal niet hebben.
Voorzitter. Wat moet er nu wél gebeuren in deze Kamer? Dat is integrale toetsing van wetsvoorstellen. Er moet een totaalaanpak zijn, waarbij wij integraal kijken naar wetsvoorstellen.
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Ik snap best dat een evaluatie van onze rol als Eerste Kamer in de toeslagenaffaire onherroepelijk ook gaat over de vraag hoe we in andere dossiers opereren. Dat is niet helemaal af te bakenen. Dat zien we in alle inbrengen terugkomen. Maar ik heb nu het gevoel dat we een beetje een hele brede Algemene Politieke Beschouwingen aan het doen zijn. Dat lijkt me niet zo vruchtbaar voor deze avond. We willen namelijk nog voor 0.00 uur thuiskomen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nou, ik kom nu op hoe het volgens ons wel zou kunnen. Ik heb overigens nog geen voornamen gebruikt, zeg ik tegen de heer Ganzevoort. Ik had het over integrale toetsing.
De voorzitter:
Nee, maar het verzoek van de heer Ganzevoort — daar sluit ik me bij aan — is om een duidelijke link te leggen tussen wat u zegt en het onderwerp wat hier vandaag geagendeerd staat.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja.
Wat is er nou fout gegaan bij de toeslagenaffaire? Dit onderzoek gaat over de periode van 2003 tot 2019. Dat is een lange periode. Wat wij zouden hebben gedaan, is een integrale toetsing waarbij je naar het volgende kijkt. Is deze toeslagenwet rechtmatig, doelmatig uitvoerbaar? Wat zijn bureaucratische bijwerkingen? Wat zijn de beoogde en de onbeoogde gedragsveranderingen bij burgers bij deze wet? Bij de integrale beoordeling is niet zozeer de fractiegrootte van belang, maar vooral de kwaliteit van de leden van de fracties. Een aantal andere partijen hebben dat ook al benoemd. Het kwam bijvoorbeeld naar voren in het betoog van de heer Ester.
Ik heb eens even gekeken. Volgens mij zitten er zestien juristen in deze Eerste Kamer. Het zijn er eigenlijk zestien en een half, want de heer Essers is volgens mij fiscaal econoom. Dat is ongeveer een op de vijf. Ik kan echter iemand over het hoofd gezien hebben. Ik heb het op basis van de website gedaan. Volgens mij waren het er zestien, waaronder ikzelf. Dat is ongeveer een op de vijf, dus 20%. Daarbij dient wel de kanttekening geplaatst te worden dat een aantal fracties geen enkele jurist in haar geleding heeft. Hoe beoordeel je rechtmatigheid en uitvoerbaarheid als je misschien niet eens snapt dat je het niet snapt? Daarbij wil ik wel hoeden voor het idee dat juristen zaligmakend zijn voor de kwaliteit van een wet. Maar een gebalanceerd samengestelde fractie, dus met verschillende disciplines, lijkt ons wel van groot belang om tot een goede beoordeling te komen.
Voorzitter. Ik begon met een citaat van Herman Tjeenk Willink. Ik zou mijn betoog willen beëindigen met een citaat van onze nationale politieke fixer: Johan Remkes. Ik heb hem niet om toestemming gevraagd, maar dat is ook niet nodig. Het citaat is namelijk openbaar. Het is te lezen in het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel Lage drempels, hoge dijken; het rapport van de commissie-Remkes uit 2018. Op de achterflap schrijft Remkes het volgende. "Hoewel de Nederlandse democratie heel behoorlijk functioneert, is het allerminst zeker dat dit in de toekomst zo blijft. Zonder hervormingen is de kans groot dat onze democratische rechtsstaat onder druk komt te staan. Er is weliswaar geen sprake van een acuut probleem, maar wel van een urgent probleem."
Voorzitter. Deze uitspraak van Johan Remkes dateert uit 2018. Het is nu 2022. We zijn nu vier jaar verder, vier jaar waarin er veel is gebeurd. Ik noem twee jaar coronapandemie, die tot grote maatschappelijke polarisatie heeft geleid, en een kabinet dat grossiert in allerlei crises: de energiecrisis, de toeslagencrisis, die we vandaag ook hier bespreken, de stikstofcrisis, de woningbouwcrisis, de inflatiecrisis en een Belastingdienst die geen aanpassingen meer door kan voeren. Alles loopt in de soep. Nederland raakt onbestuurbaar, en dat midden in een oorlogssituatie in Europa, die snel escaleert. Geen wonder dat het vertrouwen van de Nederlanders in het kabinet en in de politiek op een naoorlogs dieptepunt is aangekomen.
Voorzitter. Het probleem is nu urgent maar ook acuut geworden, zoals ook Tjeenk Willink onderkent. Gaat ons stelsel dit houden, vroeg hij zich af. Als wij als politiek niet bereid zijn om een integrale aanpak te kiezen om de huidige problemen te lijf te gaan en als wij als politiek de noodzaak van de dringend structurele aanpassingen in de manier waarop dit land bestuurd wordt, blijven ontkennen, dan is het antwoord op de vraag van Herman Tjeenk Willink duidelijk. Dan houdt ons stelsel het niet.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Wat mij betreft vraagt de hoffelijkheid dat het aanduiden van de bewindspersoon met alleen de achternaam zich ook uitstrekt tot oud-bewindspersonen.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Schalk.