Verslag van de vergadering van 11 oktober 2022 (2022/2023 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.59 uur
De heer Koole i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister voor de antwoorden tot dusver. We spreken in dit debat over een belangrijke zaak, namelijk het functioneren van politieke partijen en de financiering daarvan. Het is heel belangrijk om dat goed te regelen. Politieke partijen moeten niet te koop zijn. Er moeten gelijke kansen zijn om deel te nemen aan het politieke proces. En het moet allemaal transparant zijn. Wat dat betreft ben ik blij met de toezegging van de minister dat in ieder geval in de memorie van toelichting bij de Wet op de politieke partijen die er gaat komen, wordt ingegaan op de vraag of en, zo ja, hoe het beginsel van gelijk speelveld als nevengeschikt aan het beginsel van transparantie gaat gelden bij de regulering van partijfinanciën. Ik heb het heel precies opgeschreven; ik ben erg blij met die toezegging.
De tweede toezegging die de minister heeft gedaan, is dat zij bereid is om te onderzoeken of er een ruimere interpretatie mogelijk is van wederzijdse diensten tussen zusterpartijen, zodat het verkeer tussen zusterpartijen niet door een al te strenge interpretatie van dit wetsvoorstel wordt geschaad. Ik ben daar ook erg blij mee.
Dan de Wet op de politieke partijen. De minister heeft gezegd dat die wet uiterlijk op 1 januari 2024 in werking zou moeten treden. Het liefst met daarin ook opgenomen de regelingen over transparantie en financiering van lokale partijen, want dat is hard nodig. Die ongelijkheid zou moeten worden opgeheven; daar ben ik het zeer mee eens. Maar dat betekent wel dat er enige urgentie is, want het mooiste zou natuurlijk zijn dat die nieuwe regeling ten aanzien van lokale partijen, zowel qua financiering en subsidiering als qua transparantie, al geldt bij de raadsverkiezingen van 2026. Willen de lokale partijen en lokale afdelingen zich daarop kunnen voorbereiden, dan moet de wet toch op z'n laatst op 1 januari 2025 in werking zijn. Dus ik hoop dat de minister met haar opmerking dat het op z'n vroegst 1 januari 2024 is, bedoelt dat het zeker niet later is dan 1 januari 2025, en dat zij alles op alles zet dat de wet in werking is bij de volgende raadsverkiezingen. Daar hoop ik zeer op. Ook het bericht in het AD — ik heb het even genoemd — over de lokale politieke groepering in deze stad Den Haag roept eigenlijk op om zo snel mogelijk de regelgeving ook op lokaal niveau goed te regelen.
Over de legaten is van alles gezegd. Ik hoop in ieder geval dat het denken over wat er juridisch mogelijk is en over wat de notaris allemaal moet zeggen tegen de mensen die een testament willen opstellen, gebeurt in de geest van de wet. Dit houdt in dat je het gelijke speelveld zo veel mogelijk probeert te hanteren en dat er dus niet naar gekeken wordt hoe rijke mensen in Nederland bepaalde politieke partijen kunnen bevoordelen, waar andere partijen dan nadeel bij hebben. De geest van de wet zou op dit punt een rol moeten spelen. De minister zou daar in tweede termijn op kunnen terugkomen.
Ten slotte zijn er nog twee vragen van mij blijven liggen, eentje over de casuïstiek en eentje over de fondsenwerving. Is het nou wel of niet een gift als de partij zegt: nee hoor, daar staat wel degelijk een prestatie tegenover, een mooi diner met de premier en lekker eten? De andere vraag ging over de campagneleuzen. Als een derde partij campagne voert met bijvoorbeeld de leus "stem vooral in het belang van de dieren", geldt dat dan als een gift aan de Partij voor de Dieren?
Voorzitter. Wij zijn als PvdA-fractie positief over de wet. We zullen volgende week dan ook voorstemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koole. Dan is het woord aan de heer Meijer, namens de VVD, maar niet dan nadat de heer Koffeman nog een interruptie heeft geplaatst in de richting van de heer Koole.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik zou de heer Koole willen vragen: als de vakbond zegt dat de arbeidsomstandigheden verbeterd moeten worden, geldt dat dan als een campagnebijdrage aan de Partij van de Arbeid?
De heer Koole (PvdA):
Ik zou zeggen van niet, omdat ik hoop dat alle partijen daarmee geassocieerd worden. Dat is precies de vraag die ik stel. Als wordt gesteld: "kom op voor het belang van de dieren", geldt dat dan als een gift aan de Partij voor de Dieren? Waar ligt dan de grens? Mijn verzoek aan de minister is: probeer in ieder geval bij het opstellen van de nieuwe wet in de casuïstiek zo gedetailleerd mogelijk dit soort vragen te beantwoorden.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar ik heb u goed begrepen dat het wat u betreft niet geldt.
De heer Koole (PvdA):
Ik kan niet in het algemeen zeggen dat elke leuze van derden nooit geldt als een gift. Maar ik kan ook niet zeggen dat leuzen als "kom op voor betere arbeidsomstandigheden" gezien moeten worden als een gift aan de Partij voor de Arbeid. Dus ergens moet daar een grens getrokken worden. Dat vraag ik aan de minister.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar is de heer Koole met mij van mening dat het heel moeilijk is om daar grenzen te stellen? Als ik boven een viaduct "geen boer, geen voer" ophang, dan zou dat zomaar een stemadvies voor een bepaalde politieke partij kunnen zijn die niet genoemd wordt.
De heer Koole (PvdA):
Dat is heel moeilijk. Bij de regulering van partijfinanciering is dat altijd het geval. Het betere is vaak de vijand van het goede. Je moet dus wel stappen vooruitzetten, zonder te denken dat je alles perfect regelt, maar je moet wel die vragen gesteld hebben. Want de suggestie is toch dat het weleens als een gift zou kunnen worden beschouwd. Dan moeten wij met z'n allen weten, u ook, of het wel of niet als een gift wordt beschouwd. Dat was de vraag aan de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Meijer namens de fractie van de VVD.