Plenair Koffeman bij voortzetting behandeling Evaluatiewet Wet financiering politieke partijen



Verslag van de vergadering van 18 oktober 2022 (2022/2023 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Goedemorgen. Dank u wel, voorzitter. Wij willen graag een drietal moties wijzigen, die we hebben ingediend tijdens de behandeling van de Wet financiering politieke partijen. Dat heeft te maken met het feit dat een aantal zaken in de wet niet helemaal zorgvuldig geregeld zijn naar ons gevoel. De eerste motie heeft betrekking op de driedagentermijn waarbinnen politieke partijen hun gift moeten melden. De minister was er niet helemaal duidelijk over of die drie werkdagen ook elk 24 uur beslaan. Wij willen dat dus graag per motie vastleggen. De motie luidt als volgt.

De voorzitter:

De motie-Koffeman c.s. (35657, letter J) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de termijn waarbinnen politieke partijen giften boven een bepaald minimum moeten melden in de Wet financiering politieke partijen omschreven wordt als "binnen drie dagen";

overwegende dat deze bepaling als onuitvoerbaar beschouwd kan worden in situaties waarin zon-, zater- en feestdagen vallen;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de termijn gewijzigd wordt in drie werkdagen van 24 uur, ook wanneer daarvoor een novelle noodzakelijk zou zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter M, was letter J (35657).

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de maximering van giften. Ook de maximering van giften is in de wet niet zorgvuldig geregeld. Op dit moment is het zo dat als een gift het maximum te boven gaat, die gift toevalt aan de overheid. Dat kan niet de bedoeling zijn, denken wij. Maar als het wel de bedoeling is, dan zou het fijn zijn om nader onderzoek in te stellen naar de gevolgen daarvan en daarover te rapporten voorafgaand aan de behandeling van de Wet op de politieke partijen. De motie luidt als volgt.

De voorzitter:

De motie-Koffeman c.s. (35657, letter H) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat giften aan neveninstellingen van politieke partijen een wezenlijk ander karakter hebben dan giften aan politieke partijen;

overwegende dat van dergelijke giften door natuurlijke personen geen directe politieke invloed te verwachten is;

overwegende dat toepassing van artikel 29b in een geval van een legaat van meer dan €100.000 aan een politieke partij door een persoon die geen erfgenamen heeft, ertoe zal leiden dat een deel van het legaat aan de Staat zal vervallen;

overwegende dat dit in strijd is met de bedoeling van degene die het legaat opstelde;

verzoekt de regering te onderzoeken of erfenissen en legaten uitgezonderd kunnen worden van de maximalisatie van giften aan politieke partijen en hun neveninstellingen, en over de uitkomst daarvan de Kamer te berichten ruim voor de behandeling van de Wet op de politieke partijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter N, was letter H (35657).

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. De derde motie is nog iets specifieker. Het is goed om ons te realiseren wat er gebeurt als iemand bijvoorbeeld zijn appartement van vier ton nalaat aan een politieke partij. Op het moment dat een gift de €100.000 overschrijdt, moet dat normaal gesproken worden teruggegeven door de politieke partij aan de gever. Dat gaat niet in het geval dat de gever overleden is. Normaal gesproken zou de Staat dan op zoek moeten gaan naar andere erfgenamen. Alleen wanneer die andere erfgenamen niet gevonden zouden worden, vervalt een erfenis aan de Staat. Dat zou in dit geval niet zo geregeld zijn. In die zin zit er echt een forse onvolkomenheid in het wetsvoorstel. Daarom de volgende motie.

De voorzitter:

De motie-Koffeman c.s. (35657, letter K) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de laatste wil van erflaters in relatie tot de maximering van giften aan politieke partijen en politieke neveninstellingen zou kunnen leiden tot door de erflater onvoorziene effecten zoals afroming van de erfenis of het legaat door de overheid voor bedragen die een waarde van €100.000 overstijgen;

overwegende dat deze onvoorziene effecten onvoldoende geregeld zijn in voorliggend wetsvoorstel en mogelijk zouden kunnen worden hersteld door aanpassing van de wet;

overwegende dat het in het belang is van de degene die door verlening van een legaat een politieke partij wenst te ondersteunen en die geen erfgenamen heeft, dat voorkomen wordt dat een deel van het legaat aan de Staat vervalt;

overwegende dat er rechtspersonen met ideële doelstellingen zijn, die doelen nastreven die de politieke partij waaraan gelegateerd is, wenst te steunen;

overwegende dat artikel 29b, tweede lid, niet uitsluit dat de minister een door de politieke partij waaraan gelegateerd is, aangegeven rekening van een rechtspersoon met een ideëel doel aanwijst als rekening waarop de politieke partij het in het eerste lid bedoelde gedeelte dient over te maken;

verzoekt de minister om — zolang geen wetswijziging is tot stand gekomen die erin voorziet dat de in artikel 29b geregelde maximering niet geldt voor legaten — de politieke partij waaraan een legaat van meer dan €100.000 is verleend in de gelegenheid te stellen een rechtspersoon met ideële doelstelling voor te dragen op wier rekening op aanwijzing van de minister het gedeelte van het legaat dat de €100.000 te boven gaat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 29b dient te worden gestort,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter O, was letter K (35657).

Bent u daarmee aan het eind van uw derde termijn gekomen?

De heer Koffeman (PvdD):

Ja.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik heb bij die laatste motie wel een vraag. Misschien begrijp ik het niet goed. Het leek mij een buitengewoon complexe formulering voor iets wat misschien relevant is, maar misschien ook niet. Ik snap niet precies wat er gebeurt in deze motie. Misschien kan de heer Koffeman daar nog iets over uitleggen. Het klinkt een beetje als het omzeilen van een regeling in deze wet. Ik zou graag zeker willen weten of dat wel of niet het geval is.

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, dat is allerminst het geval. De wet zegt: politieke partijen en hun neveninstellingen. In dit geval gaat het om het volgende. Als iemand een erfenis nalaat aan een politieke partij die de €100.000 te boven gaat, dan is het normaal geen automatisme dat dit toevalt aan de Staat. Als er een erfenis is zonder erfgenamen, dan gaat de Staat normaal gesproken op zoek naar erfgenamen. Als die er niet zijn in de eerste lijn, dan wordt er gezocht in de tweede lijn en de derde lijn. In dit geval zegt de Staat gewoon: als die erfenis de €100.000 te boven gaat, dan vervalt die aan ons, aan de Staat. Wij zeggen dat het logischer zou zijn dat de laatste wil van de erflater gerespecteerd wordt. De minister zou kunnen zeggen: een partij mag niet meer dan €100.000 accepteren, maar als die partij vindt dat de rest van het bedrag in lijn met de doelstellingen van de partij beter af is bij Greenpeace dan bij de overheid — ik noem maar een dwarsstraat — dan kan dat.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat betekent eigenlijk dat de politieke partij aan wie dat geld toevalt volgens de erfenis, mag beslissen waar dat geld naartoe gaat, in plaats van de overheid. Dat betekent dan feitelijk dat de politieke partij zeggenschap krijgt over het geld, want daar mogen ze dan een doel voor bepalen. Dat lijkt me toch in strijd met de wet.

De heer Koffeman (PvdD):

Nee.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik heb behoefte aan duiding op dit punt, omdat we anders niet weten waar we zo meteen over stemmen, en we hebben ook niet de gelegenheid om het debat over te doen.

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, dat is niet in strijd met de wet. Het zou in strijd met de wet zijn als het automatisch aan de overheid vervalt. De wet regelt iets voor een erfenis die geen erfgenamen kent. Iemand overlijdt, laat een bedrag na en de overheid zegt: wij kunnen geen erfgenamen vinden. Dan gaat de overheid in eerste aanleg op zoek naar erfgenamen. Als die niet te vinden zijn, vervalt het bedrag pas aan de Staat. In dit geval neemt de overheid een korte route en zegt ze: als het het giftenmaximum te boven gaat, dan vervalt het aan de Staat. Wij zeggen: de erflater had een andere bedoeling met dat geld dan het aan de Staat te geven. De erflater heeft de politieke partij aangewezen als degene die de boedel moet beheren na overlijden. Op het moment dat de minister zegt dat je het niet met politieke doeleinden mag beheren, dan is dat prima, maar dan is die politieke partij meer gerechtigd om de laatste wil van de erflater uit te voeren dan de overheid.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik neem aan dat de minister zo zal toelichten hoe zij ertegen aankijkt. Het klinkt nu alsof de heer Koffeman de curator verwart met de ontvanger van de erfenis. Dat lijkt me niet helemaal correct. Het klinkt in ieder geval nog steeds alsof de politieke partij mag beslissen wat er met het geld gebeurt.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat klopt.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat lijkt me echt in tegenspraak met de kern van de wet. Maar ik hoor graag de minister.

De heer Backer i (D66):

Zou het niet zo kunnen zijn, zo vraag ik de heer Koffeman, dat wanneer de wet wordt aangenomen de notarissen in Nederland weten dat als iemand een legaat wil nalaten, ze erop moeten wijzen dat alles boven de €100.000 voortaan aan de Staat vervalt en ze dus de keuze aan de erflater laten?

De heer Koffeman (PvdD):

Ja. Dat is een hele reële aanname. Alleen zijn op dit moment heel veel testamenten zwevend; die zijn al bij de notaris gedeponeerd bijvoorbeeld omdat mensen handelingsonbekwaamheid voelen aankomen. Ik noem maar een dwarsstraat. Je zou dus minstens een overgangstermijn moeten hanteren totdat notarissen zover zijn en weten dat zij voor mensen die komen vragen aan wie zij hun bezit zullen nalaten, het zo kunnen regelen. Het is dus onredelijk om dat 1 januari te laten ingaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Wenst een van de leden in derde termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Is de minister in de gelegenheid om direct te reageren? Ja. Dan kijk ik naar de bodes voor de katheder en geef ik de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het woord.